Rijksoverheid
Aanvullende informatie Griekse programma
Minister De Jager informeert de Tweede Kamer over de stand van zaken
van het Griekse leningenprogramma en de tot nu toe genomen maatregelen.
Daarnaast schetst hij verschillende opties voor het aanpakken van de
problemen in Griekenland en het eurogebied.
Aanvullende informatie Griekse programma
Geachte voorzitter,
In mijn brief van 6 juni (BFB 2011-1218 M) heb ik de Kamer geïnformeerd over de
overeenstemming die bereikt is over een omvattend beleidspakket tussen
enerzijds het IMF, de Europese Commissie en de ECB (de Trojka) en anderzijds de
Griekse overheid. Deze brief biedt, mede op basis van informatie uit de
teleconferentie van de Eurogroep ministers op 8 juni en een voorlopige
voortgangsrapportage van de Trojka, nadere informatie en een Nederlandse
appreciatie.
Inleiding
Het Nederlandse kabinet ziet zich met de ernstige Griekse financieel-economische
situatie voor een moeilijke keuze gesteld. Als gevolg van inadequaat economisch
beleid in de afgelopen tien jaar is de Griekse economie in zeer zwaar weer terecht
gekomen en is het vertrouwen van de andere eurolidstaten ernstig beschadigd. Na
het besluit van de eurolidstaten in mei 2010 om in samenwerking met het IMF een
leningenprogramma op te starten voor Griekenland is nu, een jaar later, de vraag
opnieuw hoe de problemen voor Griekenland en het eurogebied het beste kunnen
worden aangepakt. Er kunnen verschillende opties worden onderscheiden. De
eerste optie is dat er geen steun meer wordt verleend aan Griekenland. Een
andere optie is dat Nederland samen met de Europese partners en het IMF steun
blijft verlenen aan Griekenland, maar met een substantiële bijdrage van de private
sector. Een derde optie is dat de eurolidstaten en het IMF alle middelen, die nodig
zijn omdat Griekenland niet medio 2012 terug naar de markt kan, bijeen brengen.
In deze brief zal ik eerst een terugblik geven op de stand van zaken van het
Griekse programma en de maatregelen die Griekenland reeds heeft genomen om
de problemen aan te pakken. Vervolgens schets ik u de nieuwe, aanvullende
elementen die deel uitmaken van het omvattende beleidspakket waarover de
Trojka en de Griekse regering overeenstemming hebben bereikt. Daarna zal ik
nader ingaan op de bovengenoemde opties en de gevolgen die deze verschillende
opties hebben.
Het Griekse leningenprogramma en de aanvullende elementen
Terugblik
Sinds de start van het Griekse leningenprogramma in mei vorig jaar is een aantal
omvangrijke maatregelen doorgevoerd. Op budgettair gebied constateert de
Trojka dat, hoewel Griekenland in het afgelopen jaar belangrijke vorderingen heeft
gemaakt, de reductie van het begrotingstekort zich in het laatste kwartaal niet
voldoende heeft voortgezet. Het is essentieel dat Griekenland zo snel mogelijk een
primair overschot realiseert. Hoewel het tekort in 2010 - bij een terugvallende
economische ontwikkeling - met nagenoeg 5% BBP is gedaald ten opzichte van
2009 en er tot en met het eerste kwartaal van 2011 is voldaan aan de
kwantitatieve targets voor tekortreductie, stokt het tempo recentelijk, waardoor
het tekort over 2011 hoger uit dreigde te vallen dan voorzien in het strikte
tekortreductiepad dat in het Griekse programma is opgenomen. In de bijlage bij
deze brief treft u een overzicht aan van de maatregelen die Griekenland tot dusver
heeft genomen.
Aanvullingen op het Griekse leningenprogramma
Om de overeengekomen doelen te realiseren is een aanvullend beleidspakket
nodig. De aanvullende elementen zijn terug te brengen tot drie pijlers: budgettair,
structureel en maatregelen voor de financiële sector. Een nieuw element is het
privatiseringsprogramma.
- Budgettair
Aanpassing van het tekortreductiepad is geen optie. Om te zorgen dat Griekenland
weer op het oorspronkelijke, ambitieuze tekortreductiepad terecht komt, heeft de
Trojka met de Griekse regering gesproken over nieuwe, harde budgettaire
maatregelen. Er is overeenstemming bereikt dat de Griekse regering nog in 2011
2,9% BBP aan maatregelen neemt. Dit zal ertoe leiden dat het Griekse tekort in
2011 zal dalen naar 7,6% BBP, conform de strikte doelstelling in het
oorspronkelijke programma. Tot en met 2014 is er voor 10% BBP aan maatregelen
voorzien, en voor de periode tot en met 2015, 11% BBP. Bij een rigoureuze
implementatie van deze maatregelen zal het tekort volgens het IMF, de Commissie
en de ECB in 2014 uit komen op 2,6% BBP.
Het aanvullende pakket bevat een veelheid aan maatregelen die Griekenland zal
treffen om te zorgen dat de tekortreductie zoals voorzien in het programma,
bereikt wordt: een verdere verlaging van de loonuitgaven van de publieke sector,
een verlaging van het aantal ambtenaren met 20% in de periode 2010-2015, het
snijden in operationele uitgaven, defensie-uitgaven, zorg en sociale zekerheid. Aan
de inkomstenkant zijn verdere belastingverhogingen voorzien alsmede het
afschaffen van verschillende belastingvrijstellingen.
De achterstand die Griekenland het afgelopen jaar opliep bij de reductie van het
tekort is voor een belangrijk deel te wijten aan het niet realiseren van de
doelstellingen op het gebied van belastinginning. Hiervoor is veel aandacht in dit
pakket van aanvullende maatregelen. Om de robuustheid van het programma te
vergroten, zijn in de tekortprojecties voor 2011 en 2012 de effecten van de
maatregelen op dat gebied (bijvoorbeeld ten aanzien van het tegengaan van
belastingontduiking en fraude), evenwel niet meegenomen. Er is immers een kans
dat het meer tijd vergt, voordat dergelijke maatregelen hun vruchten afwerpen.
Dit laat echter onverlet dat Griekenland maatregelen op het gebied van
belastinginning zo snel mogelijk moet verscherpen.
- Structurele hervormingen
Daarnaast is duidelijk dat Griekenland de achterstand moet inhalen die is ontstaan
op het terrein van de structurele hervormingen die het economische
groeivermogen van het land moeten versterken. Nadat Griekenland vanaf mei
2010 een aantal belangrijke hervormingen op de arbeidsmarkt en ten aanzien van
het pensioenstelsel implementeerde, en daarmee liet zien dat het in staat is
vergaande hervormingen door te voeren, is in de laatste maanden onvoldoende
voortgang geboekt. Het schortte hierbij niet zozeer aan het doorlopen van de
noodzakelijke wetgevingsprocedures als aan de concrete implementatie van de
beleidsmaatregelen. Griekenland zal hier dus koste wat kost harder aan moeten
werken. De Griekse regering heeft aangegeven op zoek te zijn naar technische
assistentie om de implementatie te versterken. De mogelijkheden hiertoe worden
momenteel bekeken. Nederland heeft reeds aangegeven bereid te zijn technische
assistentie te verlenen. Op deze manier kan Nederland meer invloed uitoefenen op
een zorgvuldige implementatie.
- Financiële sector
De situatie in de financiële sector blijft zorgelijk. Griekse banken hebben
nauwelijks toegang tot de kapitaalmarkten en zijn aangewezen op de liquiditeit van
de ECB. Ter versterking van de financiële sector zullen de kapitaaleisen voor
Griekse banken verder worden verhoogd. In het uiterste geval blijft hiervoor het
stabiliteitsfonds voor de Griekse bancaire sector, dat in het oorspronkelijke
programma is opgezet, beschikbaar als vangnet.
- Privatiseringen
Een cruciale uitkomst van de onderhandelingen is dat er een ambitieus en
onomkeerbaar privatiseringsprogramma wordt opgezet. Daartoe zal een
onafhankelijk agentschap worden opgericht dat los staat van de politiek en dat ten
doel heeft voor 50 miljard euro aan Griekse staatseigendommen te privatiseren.
Door de opzet van dit agentschap wordt een onomkeerbaar privatiseringsproces in
gang gezet. De Europese Commissie en de Eurogroep zullen twee zogenaamde
observers nomineren die zitting krijgen in de Board. Dat de verantwoordelijkheid
voor de privatisering in onafhankelijke handen komt, volledig los van de politiek, is
mijn inziens cruciaal voor een succesvol verloop van dit programmaonderdeel. Er is
reeds een lijst staatseigendommen geïdentificeerd welke aan het agentschap zullen
worden overgedragen. Duidelijk is dat nu onverkort gestart kan worden met de
verkoop van Griekse staatsbedrijven. Dat van Griekenland gevraagd wordt een
deel van het eigen tafelzilver te verkopen om zoveel mogelijk zelf de broek op te
houden, lijkt mij volkomen redelijk. Griekenland heeft hiervoor inmiddels een
eerste concrete stap gezet met de verkoop van een 10% aandeel in een telecom
bedrijf. Zeker zo belangrijk is dat de verdergaande privatisering en marktwerking
de economie kan versterken en de overheid ontlast.
Dialoog met de Griekse politieke oppositie
De Trojka heeft in Ierland en Portugal nadrukkelijk de politieke oppositiepartijen
betrokken in de totstandkoming van het pakket beleidscondities, om hen zo te
laten delen in de verantwoordelijkheid voor de implementatie. Ook in Griekenland
is intensief contact gezocht met de belangrijkste oppositiepartij. Hoewel deze partij
geen belastingverhogingen ondersteunt, onderschrijft deze partij overige
belangrijke elementen van het programma, waaronder de structurele
hervormingen, de bezuinigingsmaatregelen en het privatiseringsprogramma. Het
Griekse kabinet heeft de Medium Term Fiscal Strategy, waarin de maatregelen zijn
opgenomen die met de Trojka zijn overeengekomen, inclusief de
belastingmaatregelen, reeds aangenomen. Eind deze maand zal deze wet ter
goedkeuring aan het parlement worden voor gelegd. De regeringspartij PASOK
heeft daar een absolute meerderheid. Daarom zal, ondanks het gebrek aan steun
van de oppositie voor de belastingmaatregelen, het gehele pakket naar
verwachting door het parlement worden goedgekeurd. Parlementaire goedkeuring
voor al deze maatregelen is een voorwaarde om over te gaan tot de uitkering van
een volgende tranche van het Griekse leningenprogramma.
Voorliggende opties
Ik wil benadrukken dat het kabinet tot op heden nog geen besluit heeft genomen
over verdere steun aan Griekenland. Het IMF, alsook de Europese Commissie en
de ECB geven aan dat nieuwe middelen nodig zijn voordat het Griekse programma
kan worden voortgezet. Dat komt omdat Griekenland, in tegenstelling tot de
aanname in het oorspronkelijke programma, zichzelf medio 2012 naar alle
waarschijnlijkheid niet op de markt zal kunnen financieren. Het IMF geeft aan dat,
tenzij hier een oplossing voor komt, het een volgende leningentranche niet kan
uitkeren.
Er ligt daardoor op dit moment een helder keuzemoment voor ons. Mijn inziens
zijn daarbij drie opties te onderscheiden die een weloverwogen afweging vereisen.
Optie 1. Er komen geen verdere leningen aan Griekenland
In deze optie komt er geen nieuw geld voor Griekenland voor het dichten van het
financieringsgat in het programma. Leningen van de eurolanden vragen
unanimiteit. Indien Nederland (of een van de andere eurolanden) niet instemt,
komt er dus geen lening. In dat geval zal ook het IMF niet tot uitkering kunnen
overgaan. Dit zal leiden tot een wanordelijke default van de Griekse overheid. Dit
betekent dat Griekenland binnen enkele weken niet meer aan haar
betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. Snel daarna zal een faillissement van
de Griekse banken volgen. De kans is aanzienlijk dat Griekenland zich dan
gedwongen voelt om de Euro te verlaten om met de eigen centrale bank de
Griekse banken toch overeind te kunnen houden.
Omdat de exposure van de Nederlandse financiële sector op Griekenland beperkt
is, zijn de direct te verwachten verliezen via die route beperkt1. Dit scenario zal
echter wel tot omvangrijke verliezen voor de ECB leiden en in het verlengde
daarvan voor Nederland, via de winstafdracht van DNB. Door DNB zijn deze
verliezen voor Nederland in een dergelijk scenario geschat op circa 4 miljard euro.
Het risico op besmetting is groot, doordat beleggers bij een default van
Griekenland het vertrouwen kunnen verliezen in andere (perifere) eurolanden.
Ierland en Portugal zullen daar naar verwachting zeker last van krijgen, maar ook
problemen voor Spanje zijn zeker niet uit te sluiten. Besmetting naar Spanje zou
een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit van het eurogebied,
inclusief voor de financiële sector in Nederland.
Een dergelijke brede besmetting zal ook via de reële economie grote financiële
consequenties voor Nederland met zich meebrengen. De Nederlandse economie
zou mogelijk weer terugschieten in een recessie, terwijl voor 2011-2013
momenteel wordt uitgegaan van een jaarlijks gemiddelde groei van zo'n 1,5%. Een
periode van krimp zou een behoorlijke verslechtering van de overheidsfinanciën en
de arbeidsmarkt tot gevolg hebben. Dat heeft gevolgen voor de belastingbetaler.
Ook pensioenen zouden geraakt worden doordat de beleggingen van
pensioenfondsen minder waard worden. Bovendien zou bij een bredere besmetting
de stabiliteit van de euro ernstig in gevaar komen.
Deze indirecte effecten komen bovenop de directe verliezen die op Nederland af
zouden komen via de Nederlandse financiële instellingen de ECB. Over de exacte
gevolgen van een ongecontroleerde default kunnen geen uitspraken worden
gedaan. Gelet op de verwevenheid en fragiliteit van het financiële systeem in
Europa zijn de risico's moeilijk te overzien, maar deze zijn hoogstwaarschijnlijk
zeer substantieel.
De directe effecten voor Nederland van een ongecontroleerde default en de daarbij
horende brede besmetting bedragen vele tientallen miljarden. Het gaat hierbij met
name om forse afwaarderingen op vermogenstitels in Nederlandse handen. De
indirecte kosten door wegvallen van de economische groei zouden daarbij deze
directe kosten vele malen overtreffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit
schattingen zijn, die met een zeer grote mate van onzekerheid zijn omgeven.
Een variant op dit scenario is dat Griekenland bewust, en met steun van de overige
landen, de Drachme opnieuw invoert. In dit scenario zouden de EU en het IMF na
invoering van de Drachme Griekenland blijven ondersteunen bij de financiering van
het tekort. Hierdoor zou de klap in Griekenland minder hard zijn dan wanneer ze
helemaal geen steun meer zouden krijgen. Griekenland moet een aantal zaken
aanpakken, om na uittreding te overleven. In ieder geval moeten er bij de
1De exposure van Nederlandse banken was, volgens de meest recente openbaar beschikbare gegevens,
zo'n 3,7 mrd euro (Bank for International Settlements, December 2010). Over de additionele exposure van
Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars zijn publiekelijk geen cijfers beschikbaar, maar tezamen
bedraagt de exposure van deze instellingen enkele miljarden euro.
overgang tijdelijk strenge capital controls worden ingevoerd omdat anders
consumenten en bedrijven hun euro's naar het buitenland zullen sluizen. De
effecten in de rest van Europa zouden ernstig zijn mede omdat de schuld van
Griekenland in euro blijft luiden, terwijl de koers van de Drachme sterk zou
devalueren (noot: hierdoor zou de schuld als percentage van het nationaal
inkomen sterk stijgen). In dit scenario dient men rekening te houden met
afwaarderingen op de Griekse schuld van 70 tot 80 procent. Hiermee zouden de
kosten van de Griekse crisis voor een belangrijk deel bij de andere eurolidstaten
komen te liggen, terwijl de eurolidstaten wel door zouden moeten gaan met het
verlenen van steun aan Griekenland. Ook in dit scenario is brede besmetting naar
andere eurolidstaten waarschijnlijk. Daarmee komen de effecten al snel in de buurt
van het hierboven beschreven scenario.
Optie 2. Er komt een aanvullend programma voor Griekenland, met private sector
betrokkenheid.
In deze optie komt er een aanvullend programma waarbij er sprake is van
significante betrokkenheid van de private sector, bijvoorbeeld doordat met de
private sector wordt overeengekomen dat de bestaande private schulden van
Griekenland worden verlengd met een aantal jaren. Wanneer zoveel mogelijk van
de aflopende schulden van de Griekse overheid aan private partijen wordt
verlengd, neemt de behoefte van Griekenland aan extra steun van de eurolanden
en het IMF sterk af.
In deze optie blijft de druk op Griekenland hoog om hervormingen door te voeren
conform het IMF-programma. Tegelijkertijd biedt het tijd voor Griekenland om de
benodigde hervormingen te implementeren en het privatiseringsprogramma op
poten te zetten. Het biedt banken en andere eurolanden de tijd om extra reserves
op te bouwen of hun budgettaire situatie te verbeteren waardoor de
besmettingsrisico's geleidelijk kleiner worden. In deze optie betaalt Griekenland
zijn schulden volledig terug, waardoor Europese banken, verzekeraars en
pensioenfondsen niet hoeven af te schrijven op de hoofdsom en rente van hun
leningen.
De meest vergaande vorm van private sector betrokkenheid is harde
herstructurering van de bestaande schulden, door middel van een afslag
(schuldvermindering). Dit verkleint de door de Griekse bevolking terug te betalen
schuld, en kan leiden tot een lagere belastingdruk in de toekomst. Hierbij passen
echter belangrijke kanttekeningen. In de eerste plaats is het niet zo dat
herstructurering een alternatief voor het verstrekken van steun is. Een
herstructurering zou met grote onmiddellijke kosten voor de ECB, voor banken en
voor pensioenfondsen gepaard gaan. In de tweede plaats is het risico op
besmetting naar andere eurolanden aanzienlijk. De economische en financiële
situatie in Europa is nog steeds zeer fragiel en een dergelijke schok kan grote
gevolgen hebben. In de derde plaats worden de financieringsproblemen van
Griekenland niet opgelost. Griekenland moet nu doorgaan met hervormen en het
tekort wegwerken. Ook na een eventuele herstructurering zal een aanzienlijke
financieringsbehoefte blijven bestaan waarvoor Griekenland geen toegang tot de
markt zal hebben. Tot slot geldt ook hier: afspraak is afspraak. Geld dat in goed
vertrouwen geleend is, hoort gewoon netjes te worden terugbetaald. Om al deze
redenen is geen van de lidstaten van het eurogebied, noch de Commissie, noch de
ECB, noch het IMF voorstander van een scenario waarin schulden worden
kwijtgescholden. Indien Nederland zijn steun afhankelijk zou maken van een eis
tot herstructurering, zou dit al snel uitmonden in een ongecoördineerde uitkomst
gelijk aan optie 1 (een wanordelijke default).
Optie 3. Er komt een aanvullend programma voor Griekenland gefinancierd door
de eurolidstaten en het IMF.
Dit scenario doet zich voor als de private sector uiteindelijk niet of nauwelijks
bijdraagt aan een aanvullend Grieks programma. De risico's op besmetting worden
in dit scenario geminimaliseerd. Daar staat tegenover dat de omvang van de
benodigde steun van de eurolanden en het IMF aanzienlijk groter wordt, recht
evenredig met de ontbrekende private sector betrokkenheid. In dit geval daalt de
exposure van private schuldhouders op Griekenland in de komende jaren sterk,
terwijl de publieke exposure flink toe zou nemen.
Risico's voor de Nederlandse belastingbetaler
Zoals hierboven in kaart is gebracht, brengen alle genoemde scenario's risico's
voor de Nederlandse belastingbetaler met zich mee. Het grootste risico voor de
Nederlandse belastingbetaler is een wanordelijke default van Griekenland (scenario
1). Tegelijkertijd dient erkend te worden dat Nederland ook risico loopt op de
leningen die verstrekt worden aan Griekenland. Daarom is de vraag relevant wat
er gebeurt als het programma onverhoopt niet het gewenste effect heeft en
Griekenland problemen krijgt met het terugbetalen van de steun.
Betalingsproblemen die ontstaan op leningen tussen landen onderling worden
besproken in de Club van Parijs. De Club van Parijs heeft eigen afspraken en een
methodologie waarmee deze problemen worden opgelost. Het is nog niet
voorgekomen dat een, in de basis, welvarend land dat in een schuldencrisis terecht
is gekomen, schuldkwijtschelding heeft gekregen in de Club van Parijs.
Bijvoorbeeld Turkije en Mexico hebben, in de regeling die ze met de Club van Parijs
hebben getroffen, de gehele schuld met rente afbetaald. Ook niet wanneer private
schuldeisers (obligatiehouders) wel een afslag op hun schulden hebben moeten
accepteren. Uiteraard geldt ook hier dat ervaringen uit het verleden geen garanties
voor de toekomst bieden, maar het veel gehoorde "we kunnen fluiten naar onze
centen" wordt niet ondersteund door ervaringen in de afgelopen decennia en
behoeft echt nuancering.
Positie Nederland
Ik heb hierboven verschillende opties geschetst en de scenario's die daaruit
kunnen volgen. Ik benadruk dat er in deze situatie geen gemakkelijke opties zijn.
Evenals een aantal collega's vind ik het absoluut geen aantrekkelijk vooruitzicht
om verdere steun aan Griekenland te verstrekken. Nog minder aantrekkelijk is
echter de optie dat niet te doen en de risico's die daarmee gepaard gaan.
Desalniettemin is het geen gegeven dat Nederland verdere steun verstrekt. Ik stel
strikte voorwaarden aan verdere steun. Voor mij staat het onlosmakelijk vast dat
ik een aanvullend steunprogramma aan Griekenland pas wil overwegen mits:
o Er een geloofwaardig en uitermate streng beleidsprogramma ligt. Griekenland
moet zo snel mogelijk naar een primair overschot. Dat is stap één om te
zorgen dat Griekenland minder geld nodig heeft. In cijfers betekent dit 2,9%
BBP aan maatregelen dit jaar en 11% tot 2015. Daarnaast zijn er significante
structurele hervormingen nodig. Het is duidelijk dat het succes van het Griekse
programma geheel afhankelijk is van een rigoureuze implementatie van de
overeengekomen maatregelen. Dit zal, zoals gebruikelijk is in IMF
programma's, nauwlettend gemonitored moeten worden vóór de uitkering van
elke volgende tranche, waarbij er met unanimiteit door de eurolanden
ingestemd moet worden voordat een tranche wordt uitgekeerd.
o Er een geloofwaardig, onomkeerbaar en ambitieus privatiseringsprogramma
ligt. Met de opbrengsten kan een deel van het Griekse financieringsgat gedicht
worden zodat minder steun nodig is. Ik hecht hierbij sterk aan de nauwe
betrokkenheid van experts van externe partijen, zoals het IMF, de Europese
Commissie en andere lidstaten.
o Er volledige IMF betrokkenheid is, zowel financieel als wat betreft de expertise.
o De private sector substantieel bijdraagt. Het gaat hierbij niet om kwijtschelding
van schulden van Griekenland aan private partijen, maar om verlenging van
looptijden door private partijen die exposure hebben. Dit verkleint de noodzaak
voor extra steun vanuit het IMF en de eurolanden. Het is mijn inziens ook
terecht te verwachten dat de private sector een reële bijdrage levert,
aangezien juist de financiële sector een enorm belang bij de waarborging van
de financiële stabiliteit in het eurogebied heeft. Daarnaast kan met
betrokkenheid van de private sector de Nederlandse exposure zo klein mogelijk
blijven om de risico's voor de belastingbetaler te beperken.
Nederland is niet de enige eurolidstaat die worstelt met de moeilijke keuze tussen
de verschillende opties. Met gelijkgezinde lidstaten zal ik alles in het werk stellen
om ervoor te zorgen dat aan een eventueel aanvullend steunprogramma strikte
voorwaarden worden gesteld. Nederland hecht sterk aan handhaving van de
voorwaarden en zal anders niet met een eventueel aanvullend programma
instemmen.
Ik wijs er overigens op dat de voorwaarden die ik hierboven heb geformuleerd
sterke overeenkomst vertonen met de voorwaarden die het Duitse parlement heeft
geformuleerd. Strikte voorwaarden voor Duitsland zijn:
o zekerheid over de financiële bijdrage van het IMF, ook in de toekomst
o gepaste deelname van de private schuldeisers, zodat de schuldhoudbaarheid
van Griekenland wordt gewaarborgd en sprake is van een eerlijke
lastenverdeling tussen publieke en private partijen;
o een ambitieus en op korte termijn te realiseren privatiseringsprogramma, dat
een belangrijke bijdrage aan de verlaging van de totale schuld waarborgt en
waarvan de implementatie door internationale expertise wordt veilig gesteld
o regelmatige evaluatie van de maatregelen en hun implementatie door de
Trojka om op ieder moment door aanpassing het succes van het programma te
kunnen garanderen. Hierbij hoort bereidheid van Griekse regering om hulp van
internationale experts te aanvaarden.
Tot slot, wat van Griekenland gevraagd wordt is uitzonderlijk en uitermate streng
in termen van budgettaire consolidatie en structurele hervormingen. Het EU-IMF
programma zal ervoor zorgen dat de beleidsvrijheid van Griekenland sterk wordt
beknot. Griekenland wordt immers de facto door de deelnemende internationale
gemeenschap gedwongen om orde op zaken te stellen. Het is essentieel dat
Griekenland als lid van het eurogebied deze aanpassingen doorvoert. Er is geen
andere optie dan dat Griekenland rigoureus hervormt en bezuinigt.
Voordat in de Eurogroep mogelijke besluitvorming plaatsvindt over het Griekse
leningenprogramma heeft de Kamer uiteraard de gelegenheid met mij hierover te
debatteren, in ieder geval tijdens het reeds geplande Algemeen Overleg
aanstaande dinsdag 14 juni.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
mr.drs. J.C. de Jager