Rijksoverheid
Kabinet maakt scherpe keuzes in cultuur
Persbericht | 10-06-2011
Topinstellingen in de cultuursector moeten op hoog niveau cultuur
kunnen blijven maken. Daarom worden deze instellingen - net als musea,
het erfgoed en bibliotheken - zoveel mogelijk ontzien bij de
bezuinigingen.
Het kabinet kiest ervoor om niet de kaasschaaf te hanteren, maar om
heldere keuzes te maken. De ministerraad heeft op voorstel van
staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van een brief over de
inrichting van het cultuurstelsel.
Volgens het kabinet moet de cultuursector minder afhankelijk worden van
overheidssubsidie. Daarvoor is een cultuuromslag nodig. Subsidies
moeten gebaseerd zijn op scherpe en beredeneerde keuzes. Belangrijk
uitgangspunt bij die keuzes is dat het publiek moet kunnen zien waar
het geld heen gaat. Concreet betekent dit, dat er straks relatief meer
subsidie terechtkomt bij kunst en cultuur die in een museum of op de
planken getoond wordt, dan bij ondersteunende functies binnen de
sector.
Meer dan kwaliteit
De overheid treedt te veel op als hoofdfinancier. Omdat er veel
subsidie naar de sector gaat, is er te weinig aandacht voor
ondernemerschap en werving van publiek. Instellingen en kunstenaars
worden nu vooral beoordeeld op artistieke kwaliteit. Het kabinet wil
dit verbreden. De plannen van culturele instellingen zullen ook op
publieksbereik en ondernemerschap beoordeeld gaan worden. Zo wordt de
cultuursector gestimuleerd om meer op eigen benen te staan dan nu het
geval is. Alle instellingen, die in de toekomst voor een subsidie in
aanmerking willen komen, moeten daarom minstens 17,5 procent eigen
inkomsten hebben. Van podiumkunsteninstellingen wordt meer verwacht;
voor hen geldt vanaf 2013 een minimum van 21,5 procent.
Top en spreiding
Vanaf 2013 blijft er jaarlijks ruim 700 miljoen euro rijkssubsidie
beschikbaar voor cultuur; dit is ruim 175 euro per gemiddeld gezin. Bij
de verdere invulling van de bezuinigingen, die 200 miljoen euro
bedragen, kiest het kabinet niet voor hoge korting op alle
instellingen, maar maakt het gerichte keuzes. Zo kan de internationale
top van het Nederlandse cultuurleven op hoog niveau blijven opereren.
Daarnaast is een goede spreiding van culturele voorzieningen over het
land van belang.
Cultuureducatie
Cultuureducatie is belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling en voor
de creativiteit van onze samenleving als geheel. Het kabinet komt
daarom met een speciaal programma: Cultuureducatie met kwaliteit.
Hiervoor is de komende vier jaar circa 10 miljoen euro per jaar
beschikbaar. Met name in het primair onderwijs zullen scholen geholpen
worden bij het concreet invullen van hun cultuureducatie-activiteiten.
De Onderwijsinspectie gaat thematisch onderzoek doen naar het niveau
van cultuureducatie en de plaats die dit heeft in het onderwijs.
Daarnaast moeten alle instellingen die voor rijksfinanciering in
aanmerking willen komen in hun aanvraag beschrijven hoe zij met hun
activiteiten kinderen en jongeren bereiken.
Fusies
Een aantal fondsen wordt samengevoegd. Het Fonds Podiumkunsten zal
samengaan met het Fonds Cultuurparticipatie, maar de budgetten blijven
gescheiden. De financiering voor architectuur, vormgeving en nieuwe
media, nu in handen van drie verschillende fondsen, wordt samengebracht
in één Fonds voor de Creatieve Industrie. Het Fonds voor Beeldende
Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst en de Mondriaan Stichting fuseren nog
voor de zomer van 2011.
Vervolgtraject
Het nieuwe subsidiestelsel gaat in op 1 januari 2013. Het kabinet kiest
ervoor om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden aan culturele
instellingen mede om aansluiting te houden bij de financiering van
gemeenten en provincies. Vanaf het najaar 2011 kunnen instellingen een
aanvraag doen om tot de nieuwe culturele basisinfrastructuur te
behoren.
Enkele in het oog springende maatregelen
De culturele basisinfrastructuur bestaat vanaf 1 januari 2013 uit de
onderstaande functies, waarbij de genoemde aantallen maximalen zijn:
* Zeven orkesten, waarvan vier volwaardige symfonieorkesten in de
regio's Noord, Oost, Zuid en het verzorgingsgebied Rotterdam-Den
Haag, één internationaal toporkest, één begeleidingsorkest voor de
opera en één kernensemble voor de begeleiding van dans;
* Één grootschalig operagezelschap van internationale statuur en één
operaproductiekern met beperkte reistaak;
* Acht theater- en jeugdgezelschappen in acht kernpunten verspreid
over het land;
* Één podiumkunstenbreed festival van internationale statuur;
* Vier dansgezelschappen: twee grote gezelschappen van internationale
statuur (één balletgezelschap en één gezelschap voor moderne dans),
één gezelschap met jeugddanstaak en één ander dansgezelschap;
* Zes presentatie-instellingen voor beeldende kunst en 50 plaatsen
voor toptalent;
* Twee internationale filmfestivals (film en documentaires) en één
festival voor actueel vernieuwend aanbod van de Nederlandse film;
* Drie ondersteunende lettereninstellingen (leesbevordering,
landelijke bemiddeling en ondersteuning journalistiek);
* Vier "sectorinstituten" (film, creatieve industrie,
cultuureducatie/amateurkunst en bibliotheken);
* Drie bovensectorale instellingen (internationaal cultuurbeleid,
onderzoek en statistiek en digitalisering erfgoed);
* Vijf fondsen: Fonds Podiumkunsten en Cultuurparticipatie, Mondriaan
Fonds voor beeldende kunst en erfgoed, Nederlands Fonds voor de
film, Nederlands Letterenfonds, Fonds voor de Creatieve Industrie.
De subsidie aan het Nationaal Historisch Museum stopt. Het Nationaal
Openluchtmuseum wordt in staat gesteld om de Nederlandse geschiedenis
digitaal en - in samenwerking met het Rijksmuseum - fysiek te
presenteren.
Musea die de norm van 17,5 procent eigen inkomsten niet halen, krijgen
dan slechts subsidie voor het behoud en beheer van hun collectie en
niet meer voor publieksfuncties. Deze musea moeten op zoek naar nieuwe
financieringsbronnen of samenwerkingspartners. Bij de meeste musea
wordt bezuinigd op hun wetenschappelijke activiteiten. Een aantal musea
wordt in staat gesteld zich te ontwikkelen tot topinstituut, onder meer
op de gebieden kunsthistorische documentatie en immaterieel erfgoed en
volkscultuur.