Rijksoverheid


9 juni 2011

Beantwoording vragen van het lid Timmermans over de toetreding van de EU tot het EVRM

Geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Timmermans over de toetreding van de EU tot het EVRM. Deze vragen werden ingezonden op 14 april 2011 met kenmerk 2011Z07958.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. U. Rosenthal


Antwoorden van Dr. U. Rosenthal, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Timmermans (PvdA) over de toetreding van de EU tot het EVRM. Vraag 1 Bent u bekend met het bericht dat diplomaten vertragingstactieken gebruiken om uitbreiding van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te voorkomen? 1) Antwoord Ja. Vraag 2 Kunt u bevestigen of Nederlandse diplomaten inderdaad vertragingstechnieken gebruiken om de uitbreiding van het EVRM te voorkomen? Indien dit het geval is, wie geeft hiertoe de opdracht? Antwoord
Nederlandse diplomaten gebruiken geen vertragingstechnieken in de onderhandelingen over de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM. Momenteel wordt in Brussel en in Straatsburg onderhandeld over complexe juridische en politieke vraagstukken die gelieerd zijn aan de toetreding van de EU tot het EVRM. Deze toetreding behoeft een zorgvuldige en gedegen voorbereiding. Evenals de andere lidstaten van de EU en van de Raad van Europa is Nederland van mening dat de vereiste zorgvuldigheid zwaarwegender is dan het precieze tijdpad. Artikel 6 van het Verdrag van Lissabon schrijft voor dat de EU zal toetreden tot het EVRM. Het artikel benadrukt eveneens dat de toetreding tot het EVRM de bevoegdheden van de Unie, zoals bepaald in de Verdragen niet wijzigt. Dat is ook de inzet van de regering. Het Toetredingsakkoord moet sluitend zijn op dit punt. Er mag daarover naderhand geen discussie meer ontstaan. Vraag 3 Kunt u aangeven dat deze werkwijze in lijn ligt met uw visie op het mensenrechtenbeleid in de door u recent gepresenteerde nota ` Verantwoordelijk voor Vrijheid ­ Mensenrechten in het Buitenlands Beleid'? 2)

Antwoord De gevolgde werkwijze is in lijn met de visie zoals gepresenteerd in de nota `Verantwoordelijk voor Vrijheid ­ Mensenrechten in het Buitenlands Beleid'. In de nota wordt uiteengezet dat in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd dat de EU partij zal worden bij het EVRM. Door de toetreding van de EU tot het EVRM zal een verscherpt toezicht ontstaat op mensenrechten binnen de Unie, met name omdat burgers dan mensenrechtenschendingen door de EU-instellingen aan het EHRM voor zullen kunnen leggen. Vraag 4 Deelt u de mening dat het wenselijk is dat de EU zich bindt aan het EVRM? Indien nee, waarom niet?

Antwoord Ja, die mening deel ik. Vraag 5 Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de breed aangenomen motie Engels c.s.? 3) Antwoord Zoals is gesteld in het regeerakkoord, respecteert het kabinet internationale verdragen. Dat geldt bij uitstek het EVRM en het EU-Handvest van de Grondrechten omdat deze burgers en hun grondrechten beschermen. Ook is gesteld in het regeerakkoord dat waar nieuw beleid op juridische grenzen stuit, Nederland zich binnen de EU of in ander verband zal inzetten voor wijziging van de betreffende verdragen, richtlijnen of afspraken. Aan de fundamentele rechten van de mens zal de regering echter niet tornen.