INLIA
Ontmaskerd: rijksoverheid weet van niet-meewerkende ambassades
(03-06-11)
Terugkeerinformatie per land beschikbaar na WOB-verzoek van INLIA
Opnieuw heeft INLIA middels een WOB-verzoek zgn. `landgebonden
vertrekinformatie' verkregen van de Dienst Terugkeer & Vertrek. Deze
documenten vormen het harde bewijs dat de rijksoverheid per land
gedetailleerd op de hoogte is van (on-)mogelijkheden van uitzetting of
`zelfstandige' terugkeer en van de mate van medewerking van
diplomatieke vertegenwoordigingen. Desondanks handhaaft de regering het
standpunt dat `alle landen meewerken'. Dat betekent dat iedere
asielzoeker die er niet in slaagt de papieren voor vertrek te regelen
binnen de vertrektermijn van 28 dagen (of binnen de met 12 weken
verlengde termijn bij medewerking aan terugkeer en plaatsing in de
Vrijheidsbeperkende Locatie, VBL) dus op straat kan worden gezet of,
erger nog, in vreemdelingenbewaring gesteld. Daarmee zijn de Tweede
Kamer, de rechterlijke macht, alle betrokkenen en de samenleving als
geheel dus jarenlang op het verkeerde been gezet. De nu verkregen
informatie maakt ondubbelzinnig duidelijk dat mensen uit allerlei
landen van herkomst ten onrechte op straat zijn gezet of
gevangengenomen, terwijl zij er niets aan kunnen doen indien ambassades
niet meewerken.
Minister Verdonk eerder ook voor de rechter
Een aantal jaren geleden heeft INLIA ook op deze manier informatie
openbaar gemaakt. In 2004 heeft INLIA via een WOB-procedure de
overzichtslijst met terugkeerinformatie per land proberen te
verkrijgen. De toenmalig verantwoordelijke Minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie Rita Verdonk weigerde echter
aanvankelijk de uitspraak van de rechter te respecteren. Zij betaalde
liever met belastinggeld een dwangsom van EUR 10.000 aan INLIA (!) dan
binnen de door de rechter opgelegde termijn de gevraagde informatie te
overleggen.
Uit de (gedeeltelijk onleesbaar gemaakte) informatie die we
uiteindelijk in handen kregen bleek duidelijk dat de autoriteiten van
verscheidene landen van herkomst van asielzoekers hun medewerking maar
moeilijk verleenden, weigerden of onmogelijke eisen stelden. Toch waren
in veel gevallen asielzoekers ten onrechte uit de voorzieningen op
straat gezet, met als motivatie dat ze onvoldoende meegewerkt zouden
hebben aan het realiseren van hun vertrek.
Motie nooit uitgevoerd
De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van het bekend worden van deze
overzichtslijst een motie d.d. 19 april 2005 van het toenmalig Kamerlid
Klaas de Vries (PvdA) aangenomen, waarin wordt gevraagd om aan
afgewezen asielzoekers die meewerken aan hun vertrek opvang te blijven
verlenen zolang als nodig is, nl. tot het moment van afgifte van hun
reisdocument of `laissez passer'. Zowel minister Verdonk als haar
opvolgers Albayrak en Leers hebben echter tot op de dag van vandaag
geweigerd de wil van de meerderheid van de Tweede Kamer te respecteren
(!) door deze motie uit te voeren. Men verschool zich achter het
argument van de hoge kosten van rijksopvang, daarbij gemakshalve geheel
voorbijgaand aan het feit dat de problematiek en de rekening van de
opvang van asielzoekers die buiten hun schuld niet kunnen vertrekken
daarmee wordt doorgeschoven naar de gemeenten en de samenleving als
geheel.
Ook nu kan een asielzoeker nog steeds zijn recht op voorzieningen
verliezen wegens "onvoldoende medewerking" (alleen gezinnen met
kinderen worden op grond van de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag
voorlopig niet op straat gezet, zie ons bericht van 11-01-11), terwijl
uit onderstaande informatie blijkt dat niet alle ambassades (volledig
en efficiënt) meewerken aan het verstrekken van reisdocumenten.
Het komt zeker ook voor dat asielzoekers hun uitzetting proberen te
frustreren door opzettelijk een verkeerde naam op te geven; zij zijn
uiteraard dan ook verantwoordelijk voor de consequenties. Maar dat
betekent niet dat de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid uit de weg
mag gaan om, conform de motie De Vries, opvangvoorzieningen te bieden
zolang de autoriteiten van het land van herkomst nog geen uitsluitsel
hebben gegeven over de aanvraag van reisdocumenten.
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring
Asielzoekers mogen alleen in vreemdelingenbewaring worden genomen als
er zicht is op uitzetting. Hierbij wordt in het algemeen verondersteld
dat ambassades (zonder meer) meewerken aan het afgeven van
reisdocumenten. Uit de nu verkregen informatie blijkt echter dat soms
van meet af aan al duidelijk is dat de autoriteiten van het land van
herkomst geen medewerking gaan verlenen aan de uitzetting en dat
opsluiting dus bij voorbaat al zinloos is. Dat de onafhankelijke
rechter die de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring moet toetsen
aan het criterium `zicht op uitzetting' willens en wetens bij de
overheid beschikbare informatie is onthouden is een zeer kwalijke zaak.
Ongetwijfeld zou bijvoorbeeld in het geval van Iraanse asielzoekers
onmiddellijke opheffing van bewaring zijn gelast als de rechter had
beschikt over de stukken van de DT&V waarin zwart op wit staat "de
Iraanse diplomatieke vertegenwoordiging geeft geen documenten af voor
gedwongen terugkeer".
Buiten schuld criterium
Er bestaat de mogelijkheid voor een afgewezen asielzoeker om een
tijdelijke verblijfsvergunning te verkrijgen, als hij voldoende kan
aantonen dat hij buiten zijn schuld niet in het bezit kan komen van de
nodige reispapieren (het zgn. `buiten schuld criterium'). In de
praktijk komt statusverlening op deze grond hoogst zelden voor, omdat
de bewijslast hiervoor ontzettend hoog is.
Informatie beschikbaar per land
Van de 40 meest voorkomende landen van herkomst van asielzoekers vindt
u hieronder een link naar de `landgebonden vertrekinformatie'
(pdf-bestand). In deze stukken is gedetailleerd per land te vinden
welke procedures moeten worden gevolgd om medewerking van de
autoriteiten te verkrijgen voor het terugsturen van afgewezen
asielzoekers en andere vreemdelingen. Het gaat daarbij o.a. om de
werkwijze met betrekking tot het aanvragen van een reisdocument of
`laissez-passer' (LP), het presenteren bij een ambassade, eventuele
overname-afspraken in het kader van het Accoord van Dublin etc.
Heeft u belangstelling voor terugkeerinformatie van een land dat niet
in dit rijtje staat, neemt u dan contact op met de afdeling JMO van
INLIA (zie contact met INLIA).
Afghanistan
Algerije
Angola
Armenië
Azerbeidzjan
Bangladesh
Benin
Burundi
China
Democratische Republiek Congo
Egypte
Eritrea
Ethiopië
Georgië
Guinee
Irak
Iran
Israël
Ivoorkust
Jordanië
Kameroen
Kosovo
Libanon
Liberia
Libië
Mauritanië
Mongolië
Myanmar
Niger
Nigeria
Pakistan
Palestijnse Algemene Delegatie
Russische Federatie
Sierra Leone
Soedan
Somalië
Sri Lanka
Syrië
Turkije
Vietnam