Ingezonden persbericht


Embargo tot 1 juni 2011

Opera Aperta / Loose Work
Nederlands Paviljoen
54ste Biënnale van Venetië
4 juni - 27 november 2011

Deelnemers: Barbara Visser, Ernst van der Hoeven, Herman Verkerk, Johannes Schwartz, Joke Robaard, Maureen Mooren, Paul Kuipers, Sanneke van Hassel, Yannis Kyriakides, met een openingsperformance door Alexander van Slobbe

Curator: Guus Beumer
Organisatie: Mondriaan Stichting
www.venicebiennale.nl

Opening Nederlands Paviljoen

1 juni 2011, 12.00 uur Giardini

Het Nederlands Paviljoen is voor de 54ste editie van de Biënnale van Venetië veranderd in het model van een theater. Opera Aperta / Loose Work is een open en gemeenschappelijk project, waarin Barbara Visser, Herman Verkerk, Johannes Schwartz, Joke Robaard, Maureen Mooren en Paul Kuipers op initiatief van curator Guus Beumer samenwerken. Deze samenwerking heeft ook tot bijdragen geleid van Sanneke van Hassel, Yannis Kyriakides, Alexander van Slobbe en Ernst van der Hoeven.

Opera Aperta / Loose Work stelt de vraag of het idee van statelijke presentatie en nationale identiteit, zo eigen aan de geschiedenis van de Biënnale van Venetië, kan worden geherinterpreteerd met het begrip gemeenschap. En gaat na of deze vraag kan worden gerelateerd aan de voor Nederland zo typerende culturele infrastructuur. De titel verwijst naar het gelijknamige boek van de Italiaanse cultuurfilosoof Umberto Eco en zijn pleidooi voor meerduidigheid, maar neemt er ook afstand van door een vrije vertaling te benutten en het Engelse begrip open te vervangen door loose. Naast de Mondriaan Stichting als opdrachtgever, hebben het Letterenfonds, het Fonds Podiumkunsten en Premsela, Nederlands instituut voor design en mode, alsmede AkzoNobel Art Foundation een inhoudelijke en financiële bijdrage geleverd.

Achtergrond
De Nederlandse culturele infrastructuur is een even uniek als wijdvertakt systeem, waarin de posities van kunstenaar, kunst en cultuur maatschappelijk verankerd zijn. Tegenwoordig wordt dit systeem vooral in termen van subsidie gedacht, maar in essentie moet deze infrastructuur worden begrepen als een publieke ruimte waarin postdoctorale opleidingen, presentatie-instellingen, musea, internationaal kunstbeleid, projectsubsidies en subsidies voor kunstenaars op elkaar zijn afgestemd. Deze infrastructuur stelt niet alleen de productie, distributie en reflectie van kunst veilig, maar garandeert ook de toegang hiertoe voor diverse publieksgroepen. Toen dit project begon waren er weliswaar bezuinigingen op komst in Nederland, maar leek de legitimiteit zelf niet ter discussie te staan. Op dit moment echter staat deze infrastructuur zwaar onder druk.

Door het begrip culturele infrastructuur te vertalen in gemeenschap is de basis gelegd voor een collectieve werkwijze en een tentoonstellingsmodel dat drager is voor nieuwe werken van de afzonderlijke deelnemers. De werkwijze is multidisciplinair van karakter en moet eerst en vooral worden begrepen als een - mogelijk vervormde - weerspiegeling van de disciplinaire indeling van diezelfde infrastructuur.

Tentoonstellingsmodel
Het tentoonstellingsmodel laat zich het best omschrijven als een 1:1 model, waarin het paviljoen van architect Rietveld volledig is opgenomen. Aan de modernistische gestalte van het paviljoen is de suggestie van het theater als een coulisselandschap toegevoegd.

Essentieel voor dit project is de verhouding tot een publiek dat binnen de Biënnale van Venetië door zijn massale toestroom als problematisch voor een contemplatieve kunstervaring wordt gezien. Die verhouding wordt niet alleen geïntensiveerd door het model van een theater, maar de gebruikelijke harde grens tussen het publiek en het klassieke coulissetheater wordt ook opgelost, door het publiek uit te nodigen zich tussen en achter de coulissen te begeven.

In dit model resoneren eerdere gedaantes van samenwerkingsprojecten zoals de opera, het interieur en de tuin. De ambitie van deze groep kunstenaars en vormgevers reikt echter verder dan een anachronistisch ideaal. De in eerste instantie zo heldere uitgangspunten worden ook weer ter discussie gesteld. Wat zich in de frontale blik als een samenhangende structuur voordoet, blijkt in tweede instantie uiteen te vallen in losse delen en hierdoor worden ook de individuele bijdragen zichtbaar. Bijdragen
De dubbelzinnigheid van Opera Aperta / Loose Work blijkt niet alleen uit de complexe status van het kunstobject of de auteur zelf binnen dit model, dat op basis van tientallen gesprekken tussen alle leden van de groep ruimtelijk is vertaald door EventArchitectuur (Paul Kuipers, Herman Verkerk). Een model dat kan worden gezien als een opeenvolging van betekenisvolle wanden, maar waarbij de voor- en de achterkant een tegengestelde betekenis kunnen hebben.

Ambiguïteit is ook voelbaar in het werk 'Rembrandt' van Johannes Schwartz, dat een centrale plaats inneemt in het perspectief van het coulissetheater. De achterwand is een muurschildering: een nieuwe gedaante van een door Schwartz genomen foto van de erezaal van het Rijksmuseum toen de icoon van nationaal zelfbewustzijn, 'De Nachtwacht', werd weggehaald en een abstracte vlek zichtbaar werd.

En dubbelzinnigheid is ook waarneembaar in de bijdrage van Barbara Visser, 'Opera Aperta/Theatre wings: The Story of Art I, II, III', dat kan worden opgevat als een vertelling over de rol van het kunstobject naar aanleiding van het befaamde werk van Barnett Newman 'Who's Afraid of Red, Yellow and Blue III'. Of in de transcriptie van 'De Staatsman' van Plato in een twaalf uur durend muziekstuk van Yannis Kyriakides, dat alleen al door de pianola allereerst op de verdwijning van de vertolker in het instrument attendeert.

Voor eenduidigheid is geen ruimte in Opera Aperta / Loose Work, en zeker niet als kwesties over identiteit en gemeenschap in het geding zijn. In het fotowerk en de beide video's van Joke Robaard, 'Does it work and how does it work?', wordt het begrip sociaal weefsel geïntroduceerd en de vraag gesteld of dit kapot is en zo ja, of het valt te repareren. En Sanneke van Hassel brengt drie stemmen in dit project, die uitdrukking geven aan een vergeten positie in het maatschappelijke debat over de utopische verhouding tussen kunst en samenleving.

Met het werk van Maureen Mooren keert de representatievraag terug, die dit gelegenheidsensemble zo uitdrukkelijk stelt. Zij heeft zes schrijvers benaderd om op basis van een beeld een recensie te schrijven, waarbij Opera Aperta / Loose Work moet worden opgevat als een fictieve opera. Zij introduceert met deze zes previews niet alleen de blik van de criticus in het project, maar versterkt de fictionele kwaliteit van dit 1:1 model nog eens en verwijst naar een nog grotere rijkdom aan mogelijke interpretaties.

Buiten, pal voor het paviljoen, staat een etagère, voorzien van honderden planten, veelal met een bont blad. Het vormt de introductie en de afronding van Opera Aperta / Loose Work en is de bijdrage van Ernst van der Hoeven. Deze folly verwijst naar de negentiende eeuw en het idee van display, eigen aan de grote wereldtentoonstellingen uit die eeuw, en is zo intrinsiek verbonden aan vraagstukken van (nationale) identiteit.

De Mondriaan Stichting is sinds 1995 verantwoordelijk voor de Nederlandse inzending op de Biënnale van Venetië, en benoemt voor iedere inzending een curator.

Publicatie Opera Aperta / Loose Work
ISBN 978-90-817355-0-6

Voorbezichtiging

1-3 juni 2011
10.00-19.00 uur

Opening Nederlands Paviljoen

1 juni 2011, 12.00 uur
met een openingsperformance door Alexander van Slobbe Giardini

Tentoonstelling
4 juni - 27 november 2011
10.00-18.00 uur
Gesloten op maandag (m.u.v. maandag 6 juni, 15 augustus en 21 november 2011)