Raad voor Cultuur bepleit overgangsperiode bezuinigingen
Persbericht van Raad voor Cultuur
De bezuinigingen in de cultuursector kunnen niet per 1 januari 2013
worden ingevoerd. De Raad voor Cultuur adviseert staatssecretaris
Zijlstra (Cultuur) om te voorzien in een overgangsperiode van 2013-2015
om onherstelbare schade aan de sector te voorkomen. De Raad voorziet
dat de opgelegde bezuiniging van 125 miljoen euro voor de
basisinfrastructuur leidt tot een grote verschraling in de
cultuursector. Er zullen enkele duizenden arbeidsplaatsen verdwijnen en
voor minstens evenveel zzp'ers loopt het inkomen gevaar. In het vandaag
verschenen advies 'Advies bezuiniging cultuur 2013-2016, Noodgedwongen
keuzen' kiest de Raad voor een mix van bezuinigingsmodellen: een
generieke korting voor alle sectoren plus een aantal
beleidsinhoudelijke keuzen. Kwaliteit blijft het eerste uitgangspunt
bij de beoordeling wat minder en wat meer kan. Ook wil de Raad de
cultuurkaart, of een vorm daarvan, behouden en pleit hij voor het
terugdraaien van de BTW-verhoging.
Door de bezuiniging moet er rekening gehouden worden met het verdwijnen
van mogelijk rond de drieduizend arbeidsplaatsen en een groot verlies
aan werkgelegenheid voor zelfstandigen en kunstenaars. In sectoren die
(deels) afhankelijk zijn van de cultuursector (horeca, vervoer,
toeleveranciers) zullen de gevolgen voor de werkgelegenheid ook
merkbaar zijn. Daarnaast wordt de toegankelijkheid van cultuur door de
prijs, beschikbaarheid en bereikbaarheid verminderd voor alle
bevolkingsgroepen. Zo zullen mogelijk musea hun deuren een of meer
dagen per week moeten sluiten, kunnen er minder Nederlandse films
worden gemaakt, zullen theater- en dansbezoekers verder moeten reizen
en worden de toegangsprijzen hoger en kunstenaars zullen meer moeite
hebben hun werk te verkopen. De totale bezuinigingen in de
cultuursector bedragen 200 miljoen euro: de Raad adviseert over 125
miljoen euro, de overige 75 miljoen euro zijn al door de
staatssecretaris ingevuld.
Instellingen in de nieuwe infrastructuur zullen moeten voldoen aan de
door de staatssecretaris voorgelegde beoordelingscriteria (kwaliteit,
publiek, ondernemerschap, participatie en educatie, collectie van
(internationale) betekenis, focus op hoogwaardige kernpunten). Daaraan
voegt de Raad de criteria 'innovatie en experiment' en 'culturele
diversiteit' toe.
Cultureel ondernemerschap
De Raad onderschrijft de instapnorm van de eigen inkomsten voor de
infrastructuur: 17,5 % in 2013 met een jaarlijkse verhoging van 1% tot
2016. De voorgestelde bezuiniging tast de stabiele exploitatie van
instellingen echter aan en heeft ernstige gevolgen voor de financiële
positie van individuele makers. Om het ondernemerschap te stimuleren
moet de overheid instellingen een aantal voorwaarden bieden. De Raad
pleit daarom voor het terugdraaien van de BTW-verhoging. Daarnaast moet
er een pakket van fiscale maatregelen komen om de geefbereidheid van
particulieren en bedrijven te vergroten. Onderdeel van dit pakket zijn,
onder andere: een voorziening die 'geven' fiscaal aantrekkelijk maakt
en meer ruimte voor culturele instellingen om een buffervermogen aan te
houden.
Cultuurkaart
De cultuurkaart moet in een gewijzigde en meer toegesneden vorm
behouden blijven. Volgens de Raad speelt de cultuurkaart een onmisbare
rol in de educatie van jongeren en moet er een bedrag gereserveerd
blijven op de rijksbegroting hiervoor.
Musea
De Raad bepleit voor de sector musea een herijking van het stelsel.
Voorafgaand aan het nieuwe stelsel zullen vragen als welke collecties
van (internationaal) belang zijn, moeten worden beantwoord. De
herijking vormt de basis voor voorstellen welke musea op grond van hun
collectie moeten worden toegelaten tot de nieuwe infrastructuur. De
Raad komt zo spoedig mogelijk met een advies hierover. De huidige
bezuinigingsronde komt vooral ten laste van de tijdelijke
tentoonstellingen. Dat heeft verregaande consequenties voor niet alleen
de positie van de musea maar ook voor de economische spin-off.
Podiumkunsten
Het podiumkunstenbestel wordt sterk gedecentraliseerd. De Raad grijpt
de negen bestaande kernpunten aan als uitgangspunt voor een nieuw
vitaal bestel met een gericht, divers aanbod. De bestaande theater-,
dans-, en muziekinstellingen in de kernpunten moeten nauw samenwerken
om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. De Raad heeft al
langer gepleit voor meer initiatieven op dit punt.
Ondanks dit effectievere en meer efficiënte beleid, zullen er ook
concrete, harde bezuinigingsmaatregelen moeten worden genomen. Grote
instellingen als de Nederlandse Opera en Het Nationale Ballet verliezen
miljoenen aan subsidies, het orkestenbestel wordt qua financiële omvang
een derde kleiner. In het nieuwe stelsel zullen meer instellingen
aankloppen bij het Fonds Podiumkunsten voor subsidie, zoals
bijvoorbeeld festivals en muziektheater.
Theater: Er komen acht voorzieningen: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag,
Utrecht, Arnhem, Groningen, Maastricht en Brabantstad. Ieder kernpunt
krijgt drie miljoen euro, voor theater, jeugdtheater en
talentontwikkeling en research & development. Er is landelijk één
miljoen euro beschikbaar voor internationale excellentie en er komt één
landelijk productiehuis waarvoor eveneens één miljoen euro beschikbaar
is.
Dans: Het dansbestel bestaat uit één gezelschap met een voor Nederland
onderscheidend repertoire op het gebied van ballet. Drie kernpunten
(Den Haag, Rotterdam en Arnhem) hebben dansvoorzieningen die zorg
dragen voor productie en distributie van dans. Rotterdam en Arnhem
krijgen ieder drie miljoen euro, Den Haag krijgt vier miljoen euro
vanwege een extra taak van talentontwikkeling en research &
development.
Muziek en muziektheater: Orkesten in de huidige vorm gaan over naar
muziekvoorzieningen in een kernpunt. Er zijn zes kernpunten met een
regionale muziekvoorziening (Maastricht, Eindhoven, Den Haag, Arnhem,
Enschede en Groningen), twee landelijke kernpunten gericht op een
excellente uitvoeringspraktijk (Amsterdam, Rotterdam). Daarnaast hebben
twee landelijke voorzieningen de kerntaak begeleiding van landelijke
opera en balletgezelschappen. Voor de regionale muziekvoorzieningen
geldt dat zij aanmerkelijk kleiner worden en meer zullen moeten gaan
samenwerken. Er komt één landelijke voorziening voor opera.
De theater- en dansvoorzieningen krijgen in een groeimodel hun
definitieve vorm. Het uiteindelijke doel is om één entiteit per
kernpunt een ondernemingsplan in te laten dienen. Voor de periode
2013-2016 wordt een tussenstap gemaakt en doen de instellingen in een
kernpunt nog afzonderlijk een subsidieaanvraag. De Raad zal die
aanvragen beoordelen op basis van de subsidieregelingen en op basis van
de visie op het nieuwe podiumkunstenbestel. De overgang van orkesten
naar muziekvoorzieningen in een kernpunt zal gefaseerd verlopen met een
definitieve invoering in 2015.
Het gehele advies is te lezen op www.cultuur.nl
Links:
http://www.cultuur.nl
Razende Robot Reporter