GroenLinks
GroenLinks: voor een groene wereld
Dinsdag 26 april 2011, 10:32u - Anna van Dijk
GroenLinks gaat terug naar haar roots. Bij het twintigjarige bestaan
organiseren het Wetenschappelijk Bureau en de GroenLinks Academie een
lezingencyclus over de idealen van GroenLinks. Marijke Vos en Bas
Eickhout keken naar het verleden en de toekomst van het denken over een
duurzame economie.
Door Simon Otjes*
Vos is nu de `groene topkandidaat' voor de senaat en was daarvoor vier
jaar wethouder Zorg en Milieu in Amsterdam (2006-2010), twaalf jaar het
groene gezicht van GroenLinks in de Tweede Kamer (1994-2006) en de
eerste partijvoorzitter van het net opgerichte GroenLinks (1990-1994).
Zij keek naar de ontwikkeling van het denken over milieu en natuur in
de eerste tien jaar. Eickhout is op dit moment lid van het Europees
Parlement voor GroenLinks, werkte daarvoor als klimaatspecialist bij
het Planbureau voor de Leefomgeving en schreef mee aan verschillende
GroenLinks programma's. Hij keek naar de toekomst van het groene
gedachtegoed.
Groen, groei en links
Vanaf het begin was GroenLinks voor een duurzame economie, in plaats
van voor ongerichte groei en consumptiedwang. Groei moest bijdragen aan
welvaart en herstel van het milieu. Dat betekende selectieve groei en
krimp.
Vos: `De naam van GroenLinks laat de twee poten van GroenLinks zien:
groen én links.' De discussie over wat groen en links inhielden en de
spanning tussen groen en links beheerste de eerste jaren de partij: `De
partijen die GroenLinks bij elkaar brachten, hadden behoorlijk
verschillende opvattingen over de economie en het milieu. De PPR was
meer met het milieu bezig, ook de PSP was op dit terrein actief.' In
het eerste programma van GroenLinks werd voorgesteld een belasting in
te voeren op milieuvervuilende producten. Dat leidde tot een fel debat:
`Mensen met een laag inkomen zullen zo'n belasting op milieuvervuiling
voelen in hun portemonnee. We zijn voor een milieusparende economie,
maar dat beperkt de consumptiemogelijkheden. Kamerleden Peter Lankhorst
(afkomstig uit de PPR - SO) en Ina Brouwer (afkomstig uit de CPN -SO)
stonden hier recht tegenover elkaar.' In het eerste programma werd een
compromis gesloten: `Een groentax op milieuvervuilende productie en
producten in samenhang met maatregelen die de
koopkracht tot aan modaal voor wat betreft dit effect op peil houden.'
Vos: `Groene en linkse doelen stonden dus haaks op elkaar; de angel zat
hem in het idee dat de consumptie moest afnemen. Geleidelijk werd het
idee ontwikkeld dat er naast milieubeleid sprake moest zijn van een
rechtvaardige inkomenspolitiek.'
In 1998 verschoof het denken onder andere door het boek Factor 4 (zie
onder): `Als de overheid kiest voor duurzame technologie zoals
zonne-energie, dan kan een groei van de welvaart gepaard gaan met een
vermindering van de druk op het milieu. Het verkiezingsprogramma van
1998 ademt die sfeer uit, we lezen niets meer over krimp: we gaan van
`Nederland distributieland' naar `Nederland innovatieland', een land
dat goed is in allerlei nieuwe technologie, voorop loopt bij duurzame
landbouw, windenergie et cetera, en waar groei samen kan gaan met het
milieu. Dit type denken is voor veel partijen interessant, ook voor
ondernemers. De win-wingedachte is geboren. Omdat groen juist goed is
voor de economie, is de spanning tussen groen en links verdwenen.'
Eickhout plaatste daar in zijn betoog overigens wel vraagtekens bij:
`Op de korte termijn levert de transitie naar een groene economie wel
groei op in specifieke sectoren, maar op de lange termijn is dat echter
niet zo. Eickhout verwees naar het boek van de Britse econoom Tim
Jackson Welvaart zonder Groei (zie onder): `Een economie die gebaseerd
is op efficiënt gebruik van hulpbronnen, heeft minder inputs nodig en
zal dus minder groeien. Een stationaire economie is niet het doel. In
ons maatschappelijk denken moeten we rekening houden met een lagere
economische groei. Daar hebben we geen goed antwoord op: onze economie
is gebaseerd op groei.'
Overheid, markt en milieu
Ook het denken over de verhouding tussen markt en staat is ingrijpend
veranderd, volgens Vos. `Terwijl de CPN en de PSP traditioneel de
nadruk hebben gelegd op een sociale planeconomie, heeft GroenLinks
nooit gezegd "de staat moet het allemaal doen". Al in het eerste
programma van uitgangspunten (1991) werd gesteld: We willen naar een
groene economie. Het markmechanisme speelt daarbij een belangrijke rol.
De overheid moet door het stellen van randvoorwaarden en verboden
groene productie stimuleren. GroenLinks wil een groene
belastingverschuiving: een verschuiving van de belasting op arbeid naar
milieuvervuiling'. Vos: `Groene belastingen moeten wat positief is
bevorderen en wat negatief is afbouwen.' Dat is uitgewerkt in allerlei
heffingen zoals vliegtax en heffingen op bestrijdingsmiddelen. Het idee
van beprijzen staat in alle verkiezingsprogramma's van GroenLinks. `Die
vergroening van de economie gaat deels via fatsoenlijke marktwerking,
deels ook via een verboden. Naast de staat en maatschappelijk
bewegingen biedt individueel koopgedrag een belangrijk
handelingsperspectief: ook de consument kan veel doen. GroenLinks gaat
steeds vloeiender gebruik maken van de markt: verleid consumenten, maak
alternatieven aantrekkelijk. Persoonlijke verantwoordelijkheid past ook
in het milieubeleid. Milieuvervuiling is niet alleen de schuld van
grote bedrijven. Vervuilende bedrijven moeten worden aangepakt, maar
tegelijk moeten burgers worden aangesproken op hun eigen
verantwoordelijkheid.'
Volgens Eickhout is het milieubeleid de afgelopen tien jaar basisbeleid
van allerlei regeringsbeleid geworden - er was milieubeleid ook zonder
GroenLinks. Hij wees op een omslag die gaande is in het bedrijfsleven:
`Steeds meer bedrijven gaan de kant op van een groene economie, los van
wat de politiek doet. Voorbeelden daarvan zijn Philips en Unilever.
Daarnaast zijn er ook behoudende krachten, zoals Shell en Corus, die
zorgen voor een krachtige lobby richting de politiek. Die twee takken
beconcurreren elkaar.' Eickhout kiest duidelijk partij in deze
concurrentie: `De nieuwe economie heeft dit soort progressieve
multinationals nodig. Als GroenLinks moeten wij de groene
ontwikkelingen in deze bedrijven toejuichen. Die koplopers hebben de
overheid nodig. Een koploper steekt zijn kop uit. Unilever denkt: dat
groene beleid dat komt wel, en dan kunnen we beter de eerste zijn.' Als
dat overheidsbeleid er niet komt, dan is dat slecht voor de koplopers.
De vraag of we wel of niet moeten kiezen voor een groene economie, is
volgens Eickhout zinloos: `De vraag is: hoe kunnen we zorgen dat
Nederland leidend is in die agenda, want de groene economie, een
economie gebaseerd op duurzame hulpbronnen, wordt vanzelf de agenda -
er is namelijk geen alternatief. China investeert van alle landen het
meest in zonne- en windenergie. Dat doen ze niet omdat ze zo begaan
zijn met het milieu, maar omdat ze daar voordeel van hebben.' Stroom
speelt een belangrijke rol in de groene economie, voor elektrische
auto's bijvoorbeeld, want `het is een economie die afhankelijk is van
batterijen. Batterijen betekenen metaal. En welk land is heeft veel
schaarse metalen? China. Terwijl China volop bezig is met haar green
deal, zit Europa af te wachten. China heeft momenteel baat bij
traagheid op het gebied van internationaal klimaatbeleid, maar er komt
een moment dat China zegt "wij hebben ons genoeg voorbereid"'. Het is
daarom onverstandig dat Europa en de VS niet bewegen op gebied van
klimaatbeleid, omdat China niet zou willen. Als Europa op China blijft
wachten wordt ze daar het slachtoffer van.'
Voor onze eigen economie is de overstap naar een groene economie
gunstig, volgens Eickhout: `De rechtse partijen hebben het goed
geframed, dat windmolens allemaal op subsidie draaien, maar er zijn
genoeg voorbeelden van prima draaiende groene energie - zie Denemarken,
Spanje en Duitsland. Groene energie wordt ook economisch steeds
interessanter: de stijgende olieprijs maakt landen veel opener voor een
ambitieus klimaatbeleid. Dat is precies de reden dat Groot-Brittannië
vol inzet op een klimaatagenda. Dat doet Cameron (de conservatieve
premier van Groot-Britannië - SO) niet omdat hij denkt dat morgen de
wereld vergaat, maar om minder afhankelijk van natuurlijke hulpbronnen
te worden. Als de Europese Unie haar klimaatambities verhoogt van 20%
minder CO2-uitstoot naar 30% minder, dan scheelt dat 40 miljard euro
minder aan olie-importen en levert dat 6 miljoen extra banen op. Een
aantal sectoren zullen onder die selectieve krimp leiden; dat is de
kern van de strijd tussen de progressieve en conservatieve bedrijven.'
Landbouw en de groene economie
`GroenLinks kan de beleidsvoorstellen voor vergroening van de
belastingen wel blijven herhalen' volgens Eickhout, `maar wat bedoelen
we nu met die groene economie voor verschillende sectoren?'
Een van de voorbeelden die hij aanhaalt is de landbouw. In het verleden
dat Marijke Vos beschreef `was biologische landbouw dé oplossing. De
bestaande landbouw een beetje veranderen, daar waren we niet voor.'
Eickhout stelt echter: `Een bio-based economy gaat veel verder dan
alleen biologische landbouw. Als er één sector is die op een slimmere
manier om moet gaan met inputs dan is het de landbouw. Landbouw
betekent namelijk een grote aanslag op de biodiversiteit: de
belangrijkste input voor landbouw is land en grond is eindig. Malthus
voorspelde daarom al dat de wereld te weinig voedsel zou produceren.
Hij had alleen de ontdekking van kunstmest over het hoofd gezien. Het
maken van kunstmest is een energie-intensief proces. In China wordt
kunstmest gesubsidieerd, de rivieren worden vol gestort met dierlijke
mest - als je die ziet, wil je spontaan in een Amsterdamse gracht
zwemmen! Onze economie zal moeten gaan draaien op onze eigen mest. We
halen nu fosfor uit de bergen van Marokko, maar onze eigen mest is heel
fosforrijk. We zullen onze fosfor daaruit moeten gaan winnen. Allerlei
van dit soort gesloten grondstofkringen zullen moeten worden
ontwikkeld; het recyclen van afval wordt cruciaal!'
Meer lezen?
Jackson, T. (2010), Welvaart zonder groei: economie voor een eindige
planeet, Utrecht: Van Arkel
Weizsäcker, E. von, A.B. Lovins, and L.H. Lovins (1998), Factor Four:
Doubling Wealth, Halving Resource Use - A Report to the Club of Rome
* Simon Otjes werkt bij de Universiteit Leiden als promovendus en is
redacteur van het GroenLinks Magazine.