Rechtbank Roermond
Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging voor verdachte moord Schuts
Roermond , 22-4-2011
De 20-jarige T.A. uit Weert, die ervan werd verdacht opzettelijk en met
voorbedachten rade Wesley Schuts op 4 oktober 2010 in Weert te hebben
doodgestoken, is door de meervoudige strafkamer van de rechtbank
Roermond vrijgesproken van moord. De rechtbank acht wel wettig en
overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer van het leven
heeft beroofd door hem met een mes te steken, maar omdat er sprake is
geweest van een noodweersituatie, ontslaat de rechtbank verdachte van
alle rechtsvervolging.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en het slachtoffer eerder
die dag ruzie hebben gekregen over de betaling van een telefoon. Het
slachtoffer is degene geweest die vanaf dat moment de nodige
bedreigingen aan het adres van verdachte en verdachtes moeder heeft
geuit. Het is verdachte geweest die kort na het ontstaan van de ruzie
en tijdens de daaropvolgende berichtenwisseling heeft getracht de ruzie
bij te leggen. Het slachtoffer bleef zich echter dreigend uiten. De
rechtbank is daarom van oordeel dat in deze zaak niet kan worden
gesproken van kalm beraad en rustig overleg bij verdachte.
Verder zijn er concrete aanwijzingen dat getuige E.A. het slachtoffer
heeft meegenomen naar de afspraak met verdachte wetende dat het
slachtoffer een keukenmes van ongeveer 30 cm lang meenam. Verdachte
verkeerde in de veronderstelling dat hij alleen een
(bemiddelings)gesprek met getuige E.A. zou hebben.Verdachte werd dan
ook onverwachts met het slachtoffer geconfronteerd toen hij getuige
E.A. ontmoette. Van een door verdachte geplande confrontatie is dan ook
geen sprake. Vrijwel meteen nadat het slachtoffer met een mes uit de
auto stapte is de worsteling tussen verdachte en het slachtoffer
ontstaan.
Noodweer
De rechtbank honoreert het beroep op noodweer. Volgens de rechtbank is
verdachte bij zijn handelen binnen de grenzen gebleven van noodweer. Er
kan niet worden geoordeeld dat verdachte het mes niet had mogen
gebruiken om zich tegen de aanranding door het slachtoffer te
verdedigen en de aanval te stoppen. En ook niet dat de manier van
verdedigen niet in een redelijke verhouding zou hebben gestaan met de
ernst van het gevaar van de aanranding.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2010 omstreeks 22.00 uur
een bericht van getuige E.A. op zijn Blackberry kreeg, waarin hij vroeg
of verdachte naar het kruispunt achter zijn huis bij de apotheek kon
komen. Getuige wilde met verdachte praten. Verdachte liep vervolgens
naar de kruising op de Narcissenstraat te Weert. Hij had daarbij een
mes in zijn sok. Op een gegeven moment stopte er net over de kruising
op de Narcisstraat een auto. Verdachte zag dat getuige aan de
bestuurderskant uitstapte en liep naar hem toe. Toen zag verdachte het
slachtoffer uitstappen aan de passagierszijde en hij zag dat het
slachtoffer een mes in zijn handen had. Er ontstond een worsteling
tussen verdachte en het slachtoffer. Het mes van verdachte is tijdens
deze worsteling op de grond terecht gekomen.
Verdachte heeft geprobeerd het mes van het slachtoffer af te pakken.
Dat lukte niet en hij werd door het slachtoffer in zijn linkerzij[INS:
/ :INS] rug gestoken. Verdachte was zo bang dat het slachtoffer hem nog
een keer zou steken dat hij al zijn macht gebruikte om het mes af te
pakken. Toen hem dit gelukt was heeft verdachte het slachtoffer hiermee
gestoken. Hij heeft hem geraakt. Verdachte kon op een gegeven moment
opstaan en is naar huis gerend. Hij had het mes toen nog in zijn hand
en heeft dit vervolgens weggegooid.
Uitspraken:BQ1998