SGP
Slecht voorstel koopzondagen D66 en GL
Het initiatiefwetsvoorstel van D66 en GroenLinks om tot 52 koopzondagen
toe te staan moet snel van tafel. De zondag is een veel te belangrijke
en mooie dag om aan de commercie prijs te geven. Het zorgt er ook voor
dat de kleine ondernemers onder het juk van het grootwinkelbedrijf
doorgaan. Ook verdraait het voorstel de werkelijkheid: ondernemers,
consumenten en werknemers zitten niet op extra koopzondagen te wachten.
---
Wijziging Winkeltijdenwet (Initiatief Van der Ham en Van Gent)
Plenair debat
21 april 2011
Met voortvarendheid hebben de collegaâs Van der Ham en Van Gent hun
initiatiefvoorstel behandeld. Het is een belangrijk recht van
parlementariërs om over een belangrijk thema een
initiatiefwetsvoorstel in te dienen. Nu het onderzoek van CBW-Mitex
binnen is en de conclusies van het onderzoek overduidelijk zijn â
ondernemers willen helemaal geen extra koopzondagen - is het een goede
zaak dat we het initiatief zo snel mogelijk volledig behandelen. Dan
kan de slopende onzekerheid voor werknemers en werkgevers over hun
economische toekomst â zoals de indieners dat ten minste zien - zo
snel mogelijk uit de wereld geholpen worden. Dan is weer duidelijk hoe
de wet luidt.
Wij zijn blij dat we vandaag het debat met de indieners aan kunnen
gaan. Over één heel belangrijk punt zijn de indieners en de SGP het
eens: âHet schrappen van de toerismebepaling en de avondwinkelbepaling
zijn juist hetgeen waar dit wetsvoorstel om draait.â Zij zeggen dat in
antwoord op onze vraag of het hoe dan ook beter zou zijn om beide
bepalingen te schrappen, ook al zou de regeling voor twaalf
koopzondagen blijven bestaan.
Laten we op dit punt snel zaken doen. Over de kern â de bepalingen over
toerisme, feestelijkheden en avondwinkels moeten vervallen - is
overeenstemming. Dan hoeven we het vandaag alleen nog te hebben over
de vraag of er vervolgens door de landelijke wetgever nul, twaalf of 52
koopzondagen mogelijk gemaakt moeten worden.
Juist tegen het bieden van een mogelijkheid voor veel meer koopzondagen
heeft de SGP grote bezwaren. De keus van de SGP is duidelijk: wij
willen helemaal geen koopzondagen. Die bezwaren liggen niet alleen op
het principiële vlak. Inderdaad: wij vinden de zondag een veel te
belangrijke en mooie dag vinden om aan de commercie prijs te geven. Die
bezwaren komen vooral ook voort uit het ontbreken van goede argumenten
om tot wijziging van de wet te komen. Veel retoriek is dan nodig om
anderen te bewegen voor het voorstel te zijn. Die techniek hebben de
indieners van het initiatief goed gebruikt.
Het debat over de Winkeltijdenwet is het debat over het omdraaien van
de werkelijkheid.
* Dat is te zien in het onjuist citeren door de collegaâs van een
artikel van onder meer mijn hand over koopzondagen.
* Dat is te zien in de onduidelijke argumentatie voor het wetsvoorstel.
De ene keer is de onduidelijkheid over de toepassing van de wet het
probleem, een andere keer de economische vooruitgang, een volgende keer
de vrijheid voor ondernemers en om niet meer te noemen ook de lokale
beleidsvrijheid. Daarbij is het niet het doel om meer koopzondagen
mogelijk te maken, maar zij zien wel âop zowel sociaal als economisch
vlak belangrijke voordelen bij een eventuele toename van het aantal
koopzondagen. â Van zoveel kronkels zou je als ondernemer snel failliet
gaan.
*Dat omdraaien van de werkelijkheid blijkt ook uit het argument van de
indieners over de onduidelijkheid over de toepassing van de wet. Die
kan niet opgelost worden door meer zondagsopenstelling toe te staan.
Zowel de wetgever als de rechter hebben de laatste jaren die
onduidelijkheid uit de wereld geholpen. Er is dus geen sprake van
onduidelijkheid, maar van onwil om de grenzen van de wet te accepteren.
*Dat omdraaien blijkt ook uit het punt dat de wet belemmerend zou zijn
voor nieuwkomers op de toeristische markt. Dat is geen voorbeeld van
onduidelijkheid, maar een voorbeeld van het oneens zijn met de huidige
wet.
*De indieners lijken bezwaren tegen zondagsopenstelling nogal eens te
versmallen tot vooral âreligieuze bezwarenâ. Zeker ook in het geval van
de werknemers. Dat is niet het geval. Kijk alleen maar naar het
Mitex-onderzoek.
Dat omdraaien van de werkelijkheid blijkt ook uit de conclusies die
CBW-Mitex trekt over het wetsvoorstel van Van der Ham en Van Gent,
terwijl het onderzoek maar tot één conclusie kan leiden: âAlstublieft
geen verruiming van de wet. We hebben het als ondernemers al moeilijk
genoeg.â
Zo kan ik nog wel een poosje doorgaan.
Onder het mom van de bestrijding van de onduidelijkheid en het
bevorderen van ondernemerschap wordt een grote kaalslag onder kleine
ondernemers georganiseerd, ten koste van de zondag als gezamenlijke dag
van rust.
Strooi met het woord vrijheid. Roer daar nog wat lokale afweging door.
Het resultaat is een fantastische houtskoolschets van ondernemerschap
waarin de grote winkelketens regeren, de kleine winkeliers moeten
sluiten of tegen hun zin open zijn. Flexibel zijn heet datâ¦.
Het resultaat van dit alles â dat zien we nu al op heel veel plaatsen
gebeuren - is een gemeentelijke overheid die een debat voert waarin
alle belangen aan de orde komen, maar het grootwinkelbedrijf aan het
langste eind trekt. Een of enkele grote bedrijven die vaker open willen
krijgen hun zin. Dat is het resultaat van de gedroomde werkelijkheid
van D66 en GroenLinks. In de praktijk zal dit een fiasco blijken te
zijn.
Hebben de ondernemers behoefte aan deze wet? Overduidelijk niet. Het
evaluatierapport uit 2006 gaf aan dat 76% van de kleine ondernemers en
60% van het grootbedrijf de zondagsrust te belangrijk vindt om op
zondag de winkel open te stellen. Het Mitex-onderzoek dat twee weken
geleden is uitgekomen laat zien dat 89% van de ondernemers tegen totale
winkelopenstelling op zondag is. Sterker nog: die 89% vindt het aantal
koopzondagen in hun gemeente ruim voldoende. Ja, de meerderheid (51%)
van de winkeliers wil zelfs minder koopzondagen dan de gemeente op dit
moment toestaat. En 66% van de kleine ondernemers zou graag zien dat
anderen niet of minder vaak op zondag open zouden gaan.
Van de veelgeroemde vrijheid blijft ook niets over. Uit hetzelfde
onderzoek blijkt dat 1 op de 5 winkeliers vaker opengaat dan men zelf
wil. Dat betekent dus dat 20 procent van de ondernemers nu al vaker
open is dan men zou willen. Er is dus sprake van directe of indirecte
dwang. Verruiming van het aantal koopzondagen zal dit percentage alleen
maar sterk doen toenemen.
En wat schrijven de indieners over ondernemers die onder het juk van
een boetebeding zitten als zij op zondag niet open zijn? Zij schrijven:
âDe boeteregeling is onderdeel van het Huishoudelijk Reglement van het
betreffende winkelcentrum, waar ondernemers zelf mee hebben ingestemd,
en de betreffende winkeliers staat het vrij om hiervoor een
civielrechtelijke procedure aan te spannen.â Leve de
projectontwikkelaar!
Intussen blijven de indieners denken dat het âuiteindelijk de
ondernemer beslist of hij of zij de deuren, op welke dag ook, wil
openen en of daarbij de kosten opwegen tegen de batenâ.
D66 en GroenLinks vergeten de 90 procent van de kleine ondernemers en
alle grote ondernemers die graag een vrije zondag hebben. Ze vinden het
prima als projectontwikkelaars â die in veel winkelgebieden de macht in
handen hebben! â hun gang gaan. De SGP vindt dit onverantwoord
duikgedrag voor de belangen van ondernemers. De vrijheid voor de
ondernemer is verworden tot een dwangbuis van de groothandel. En de
kleine winkelier mag het onderspit delven. Graag horen we ook van de
Minister welke mogelijkheden hij ziet om de vrijheid van de winkelier
om op zondag gesloten te blijven te verankeren in de wet.
Ook de consument vraagt nauwelijks om uitbreiding van de koopzondagen.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit consumentenonderzoek van CBW-Mitex. 68%
van de consumenten is dik tevreden met de huidige regelingen. Dat is
geheel in lijn met de resultaten uit de enquête van het CNV van twee
jaar geleden. 74% van de consumenten vindt het belangrijk of zeer
belangrijk dat de zondag een dag is waarin ruimte is voor rust.
Tweederde van de mensen vinden het belangrijk tot zeer belangrijk dat
de zondag een dag is waarop het werken niet op de eerste plaats staat.
Dat is zelfs bij jongeren hoger dan bij ouderen. En slechts 22% van de
mensen vindt het belangrijk dat de zondag een dag is waarop je tijd
hebt om te winkelen.
Dat sluit helemaal aan bij de resultaten van de Evaluatie van de
Winkeltijdenwet van enkele jaren geleden en het CNV-onderzoek van twee
jaar geleden.
De werknemers zitten er ook niet op te wachten dat ze elke zondag
moeten werken. In 2006 gaf 79 procent van de werknemers aan dat het
niet elke zondag koopzondag moet zijn.
De wat eenvoudige voorstelling van de indieners is dat het overlaten
aan de lokale democratie beter aansluit bij de belangen van de
bewoners. Daarmee gaan collega Van der Ham en Van Gent voorbij aan het
feit dat in tal van gemeenten juist gekeken wordt naar de omliggende
gemeenten. Het is een feit dat bij veel lokale besturen het argument
van concurrentie uit regiogemeenten grote druk oplevert om toestemming
te geven dat winkels vaker open zijn. Dat is een steeds terugkerend
element in de discussies. Welke discussie over verruiming van het
aantal koopzondagen in een gemeente je ook bekijkt: het argument dat in
plaats X en bij Woonmall Y in een andere gemeente de winkels ook op
zondag open zijn is een kernargument. Andere overwegingen hoor je veel
minder. Het is dan ook duidelijk dat de indieners de gemeentelijke
praktijk niet kennen als zij schrijven: âDe indieners verwachten dat
deze beïnvloedingseffecten zullen meevallen.â
Maar na lang graven hebben de indieners ook nog één onderzoek uit
2007 gevonden dat een krachtige steun voor hun wetsvoorstel oplevert.
Zij citeren het als zou dit artikel ertoe moeten leiden dat
winkeltijdenbeleid gedecentraliseerd wordt. De SGP heeft eens navraag
gedaan bij de auteurs van het desbetreffende artikel. Het is eigenlijk
jammer dat de collegaâs dit niet hebben gedaan. Het zou hen voor een
extra misstap in de argumentatie voor hun wetsvoorstel bewaard hebben.
De auteurs hebben laten weten:
âDe studie van Dijkgraaf en Gradus betrof een bijdrage aan de
internationale literatuur. Daar ging het om de discussie tussen twee
modellen. Het eerste model betreft nationale regels die onmiddellijk
werken voor alle gemeenten. Het tweede model nationale regels die
gelden voor gemeenten die vervolgens binnen geldende maxima voor hun
eigen grondgebied minder koopzondagen mogen toekennen aan bedrijven.
Het artikel toont aan dat het vanuit welvaarteconomisch perspectief
goed is om gemeenten een aparte bevoegdheid te geven binnen nationale
maxima omdat dan rekening gehouden kan worden met specifieke
omstandigheden in de gemeente. In een politieke afweging kunnen
natuurlijk ook andere aspecten worden meegewogen. De initiatiefnemers
introduceren een derde model dat destijds niet onderzocht is: volledige
vrijheid voor gemeenten. Het artikel is dus niet van toepassing op dit
model. Dat zou ook niet kunnen omdat de analyse plaatsvond op basis van
de Nederlandse situatie. Daar is geen sprake van volledige vrijheid
voor gemeenten en het zou dan ook onmogelijk geweest zijn om daar
wetenschappelijk verantwoorde uitspraken over te doen op basis van de
door Dijkgraaf en Gradus gehanteerde methodologie.â
Voorzitter, de SGP heeft dus kunnen constateren dat ook dit argument
van de indieners vervalt.
We vinden dat de wezenlijke waarde van de zondag als dag van rust en
bezinning helemaal uit het oog verloren wordt. Een woord als
maatschappelijke of collectieve rust komt in de woordenschat van de
indieners niet voor. Het motto is: âGij zult flexibel zijn.â Het zal
duidelijk zijn dat de SGP de âbelangrijke sociale en economische
voordelenâ van koopzondagen niet ziet.
Toch is er een klein lichtpuntje. Na lang aandringen geven de
initiatiefnemers in de stukken uiteindelijk wel aan dat zij het
âsociaal-maatschappelijk belang van gezamenlijke rustmomenten
erkennenâ. Dat is winst! Maar wat dat voor consequenties heeft voor
het beleid, dat laten ze graag in het midden. En dat terwijl allerlei
onderzoeken laten zien dat werknemers, werkgevers en consumenten juist
wel aan die collectieve rustmomenten hechten.
De vrijheid van de een is de onvrijheid van de ander. Dat geldt wel in
het bijzonder voor werknemers en kleine winkeliers. Op zijn minst
zouden de indieners daarom ook een aantal relevantie afwegingscriteria
moeten opnemen die ervoor zorgen dat de belangen van kleine ondernemers
en werknemers en de zondagsrust in de gemeente uitdrukkelijk worden
meegewogen. Wij verwijzen hiervoor naar de criteria bij de
toerismebepaling. De indieners blijven hierin erg vaag: âDe lokale
overheden kunnen rekening houden met lokale belangen en kleine
ondernemers in hun afweging.â Zij geven hierbij helaas de gemeentelijke
praktijk weer: ze kunnen er rekening mee houden, maar doen dat in veel
gevallen niet. Zijn zij bereid om zulke criteria op te nemen?
De indieners zeggen ook heel makkelijk dat bezwaar en beroep openstaat.
Maar is dat het geval? De SGP heeft namelijk de indruk dat het niet
mogelijk is om bezwaar aan te tekenen tegen een verordening die
bijvoorbeeld 52 koopzondagen toestaat op basis van het eerste lid. De
rechtsbescherming waar de indieners over spreken is er dus in die
gevallen niet. Graag horen wij hierover de visie van de minister en de
indieners. Op zijn minst zouden de indieners er dus voor moeten zorgen
dat in alle gevallen bezwaar en beroep mogelijk is.
Aan het begin van mijn bijdrage heb ik al aangegeven van harte bereid
te zijn om een bijdrage te leveren aan het verminderen van de
onzekerheid over de mogelijkheid om op zondag open te zijn. We zien in
tal van gemeenten problemen over de avondwinkelbepaling, over onjuist
gebruik van de toerismebepaling en enthousiast gebruik van de
feestbepaling .
Die problemen moeten de wereld uit.
Daarom stellen wij voor om â in lijn dus met wat de initiatiefnemers
beogen â de onduidelijke bepalingen over avondwinkels, toerisme en de
bijzondere gelegenheden helemaal te schrappen. Met deze
verbeteringsvoorstellen is er volledige gemeentelijke vrijheid binnen
de grens van twaalf koopzondagen per jaar. Daarmee komt de wetgever
tegemoet aan de wens van een deel van de winkeliers om op zondag open
te zijn. Daarmee wordt de oneerlijke concurrentie tussen gemeenten aan
de kant gezet. Daarmee is 90% van de ondernemers in het midden- en
kleinbedrijf erg tevreden. Wat willen de collegaâs Van der Ham en Van
Gent nog meer? Deze voorstellen vormen een stap waar iedere fractie
zich in zou moeten kunnen vinden: we vereenvoudigen de wet en laten
binnen de wettelijke regels de ruimte aan gemeenten om een eigen beleid
te ontwikkelen. Graag vernemen we van de indieners of ze een dergelijk
voorstel willen overnemen.
Een duidelijk handhavingsbeleid is nodig. We vragen de minister dan ook
om maximale duidelijkheid te bieden aan gemeenten dat ontduiken van de
wet niet mag. Hij heeft dat ook gezegd in antwoord op onze vragen over
Sint-Oedenrode. We verwachten dat ook bij zijn antwoorden op onze
vragen over Vlaardingen. Vanuit zijn toezichthoudende rol heeft de
minister de verantwoordelijkheid om op te treden als gemeenten niet
binnen de wet blijven. Wij zijn blij dat hij dat bij de
Begrotingsbehandeling ook duidelijk heeft toegezegd en vertrouwen erop
dat hij dat in de Vlaardingse kwestie ook zal doen.
Ook vragen we de Minister of hij bereid is het belang van de kleine
ondernemers en de werknemers duidelijk in de wet te verankeren â ook
voor niet-toeristische gemeenten. Op dit punt zou de wet aan betekenis
kunnen winnen.
Onze economie kan prima functioneren zonder koopzondagen. Dat is onze
duidelijke en principiële lijn. De zondag is een collectief
gewaardeerde rustdag. Door tal van mensen wordt die collectieve waarde
op verschillende manier ingevuld.
De SGP is en blijft van mening dat de zondag als de gedenkdag van de
opstanding uit de dood van Jezus Christus ook Anno Domini 2011 grote
waarde heeft. Daar staan we de komende dagen met Pasen weer bij stil.
Hoe waardevol sociale en maatschappelijke rust ook is, de rust die
voortvloeit uit deze gebeurtenis van Pasen gaat naar onze diepste
overtuiging nog veel dieper. Elke zondag herinnert ons daaraan.
Dat wil de SGP graag zo houden.