ChristenUnie
Rouvoet: probleem zit in het verkeer tussen de Kamer en de
informateur
Rouvoet: probleem zit in het verkeer tussen de Kamer en de informateur
donderdag 21 april 2011 11:50 De inbreng van fractievoorzitter André
Rouvoet tijdens de conferentie over de 'Rol van Koning tijdens de
formatie. Rouvoet: ,,Wat is eigenlijk het probleem waar het de rol van
het staatshoofd bij kabinetsformaties betreft? Of is dit een typisch
geval van een probleem zoeken bij een oplossing?"
,,Dat vroeg Trouw-redacteur Lex Oomkes zich vanmorgen af. Hij is niet
de enige. Deze zomer was het de vice-president van de Raad van State,
Tjeenk Willink, die deze vraag opwierp. En ter voorbereiding op deze
conferentie schreef prof. v.d. Berg een doorwrocht stuk waaruit ook
naar voren kwam dat er eigenlijk helemaal geen urgent probleem is. Je
hoeft geen verstokte royalist of monarchist te zijn om zijn nuchtere
analyse en heldere conclusie te delen.
Opvallend dat bij velen de hardnekkige perceptie bestaat dat de
motie-Kolfschoten (1971) het begin was van een beweging van formaties
richting parlement, een beweging die zich vervolgens - tot hun verdriet
- nooit heeft doorgezet. V.d. Berg en anderen laten zien dat het proces
van `parlementarisering van de kabinetsformatie' nu zo'n 160 jaar
geleden reeds is ingezet en met de motie-Kolfschoten juist tot
stilstand lijkt te zijn gekomen.
De vruchteloze pogingen die daarna zijn ondernomen om dit proces weer
in beweging te krijgen én de buitengewoon nuttige rol van de Koningin
in diverse kabinetsformaties sindsdien (die van de zomer 2010 niet 't
minst...) vormen wat mij betreft even zovele onderstrepingen van de
conclusie van v.d. Berg dat alle partijen betrokken bij de
kabinetsvorming een vitaal belang hebben bij een "constitutionele
wachter" en dat het in ons stelsel bij uitstek het staatshoofd is dat
geschikt is om die rol van wachter bij de constitutie en de daarin
vervatte waarden en gedragsnormen te vervullen en dus als initiator van
de kabinetsformatie op te treden.
Het is goed om nog eens in alle helderheid vast te stellen dat noch de
Grondwet, noch het geschreven staatsrecht een belemmering vormen voor
een grotere of zelfs leidende rol van de Tweede Kamer bij
kabinetsformaties. Het enige wat daaraan in de weg staat is de eigen
onmacht om die rol te vervullen. Dat is geen verwijt, maar een nuchtere
constatering. Het is ook verklaarbaar: aangezien het parlement per
definitie politiek/gepolitiseerd is, is het dus ook per definitie niet
in staat om sturing te geven aan een proces als de formatie van een
kabinet dat in essentie juist vraagt om depolitisering. Anders gezegd:
we overvragen de politici, die de campagne nog in hun hoofd en hart
hebben zitten, met alle functionele tegenstellingen en politiseringen
die daarbij horen, als we van hen verwachten dat ze daags na de
verkiezingen een politieke `extreme make-over' ondergaan en zich louter
richten op het algemeen belang, in het bijzonder het als `neutrale'
instantie bij elkaar brengen van partijen in het perspectief van de
kabinetsvorming. Daarvoor is toch echt een onafhankelijke, neutrale,
derde instantie nodig. De verdeelde adviezen die zij gebruikelijk
uitbrengen aan de Koningin over te vormen coalitie én de aan te wijzen
(in)formateur vormen daar illustraties van.
En inderdaad: als alle fractievoorzitters het zelfde advies uitbrengen,
dan is het in ons systeem ondenkbaar dat er iets anders uitkomt. Dat
relativeert dus enorm de vermeende invloed of macht van het
staatshoofd: die is zo groot als de Kamer toelaat (en tijdens een
kabinetsperiode: zo groot als de ministers en in het bijzonder de MP
toelaten). Het is niet overbodig om nog eens vast te stellen dat in het
Nederlandse stelsel de Koning geen zelfstandige politieke bevoegdheden
of positie heeft. Voor het overige zijn de inschakeling van vaste, niet
primair partijgebonden adviseurs door het staatshoofd, de
verantwoording over de formatie, achteraf door de formateur/MP, en de
ministeriële verantwoordelijkheid aanvullende waarborgen voor een
ongecontroleerde politieke beïnvloeding van kabinetsformaties en
beleid.
Tegen deze achtergrond heb ik dan ook vaak de indruk dat problemen met
de bemoeienis van de Koning met de kabinetsformatie (cq met het
kabinetsbeleid). Dit alles wil niet zeggen dat er niets te verbeteren
valt in het proces van kabinetsformaties. Ten overvloede: dat kan dus
prima langs de weg van het ongeschreven staatsrecht. Staatsrecht is nu
eenmaal overwegend levend gewoonterecht, dat geschreven wordt waar je
bij staat. Maar je zou ook kunnen denken aan iets als `Aanwijzingen
voor de formatie', analoog aan `Aanwijzingen voor de regelgeving'. Niet
formeel bindend, dat kan niet, maar wel helderheid en transparantie
scheppend over wie in welk stadium welke stappen dient te zetten.
Het lijkt mij van belang om daarbij in elk geval over de toch altijd
nog wat schimmige figuur van de informateur meer duidelijkheid te
verschaffen: functie, positie, verantwoording, bijv. ook in een evt. te
houden debat met de Kamer. Ook in dit opzicht zijn er wel lessen te
trekken uit de formatie van afgelopen zomer. Ik vond het bijvoorbeeld
staatsrechtelijk en parlementair zeer onbevredigend dat de Kamer aan 2
informateurs wel kon vragen waarom zij meenden met de constructie van
een minderheidskabinet met gedoogsteun niettemin te hebben voldaan aan
hun opdracht, waarin toch echt werd gesproken van een kabinet dat kan
rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal (TK én EK
dus!), maar genoegen moest nemen met het antwoord dat de gesprekken met
de fractievoorzitters van VVD, CDA en PVV in dat opzicht bijzonder
geruststellend waren geweest. Dat kan politiek afdoende zijn, maar
bezien vanuit de invalshoek van het bewaken en borgen van de
constitutie en de waarden en gedragsnormen die daarin besloten liggen,
óók op het vlak van de kabinetsformatie, kan dit niet aan de -
oncontroleerbare - persoonlijke taxatie en/of politieke appreciatie van
de betreffende informateurs worden overgelaten, nog daargelaten of zij
daarna zelf wel of niet toetreden tot dat kabinet.
Conclusie: als er al een probleem is dat om een oplossing vraagt, ligt
dat niet in de rol van de Koning in het formatieproces, maar in het
verkeer tussen de Kamer en de informateur(s)."
André Rouvoet