Wageningen Universiteit en Researchcentrum
arbeidsinkomen en reductie broeikasgassen

Goed inkuilmanagement is belangrijk voor arbeidsinkomen en reductie broeikasgassen

21 apr 2011

Het arbeidsinkomen en de emissiereductie van broeikasgassen zijn beide gebaat bij maatregelen die verliezen bij de voederwinning, bewaring en vervoedering van graskuil beperken. De praktijk loopt een behoorlijk risico op extra verliezen door broei en matige conservering. Voor een gemiddeld bedrijf met 100 melkkoeien kan het arbeidsinkomen dalen met ⬠3.000,- tot ⬠4.000,- als gevolg van broei of matige conservering. De extra emissie aan broeikasgassen blijft beperkt tot bijna 1,5%. Dit blijkt uit een studie van Wageningen UR Livestock Research naar het effect van inkuilmanagement op de emissie van broeikasgassen op bedrijfsniveau. Het project is gefinancierd door Agentschap.nl.

Praktijkcijfers
Op basis van praktijkcijfers blijkt dat in relatief droge jaren 40-50% van de graskuilen een te hoog drogestofgehalte (> 45%) heeft. Deze kuilen hebben een aanzienlijk risico op extra verliezen als gevolg van broei. In relatief natte jaren daarentegen had meer dan 60% van de kuilen een te hoge NH3-fractie (>8). Dit betekent ook extra verliezen aan voederwaarde. Met het BedrijfsBegrotingsProgramma voor de Rundveehouderij (BBPR) zijn voor een bedrijf met 100 melkkoeien en 54 ha enkele verkenningen uitgevoerd om effecten van broei en matige conservering op de emissie van broeikasgassen en economie in bedrijfsverband te berekenen.

Hogere kosten door extra aankopen
Wanneer een bedrijf last heeft van broei, moet extra ruw- en krachtvoer worden aangekocht om extra verliezen en slechtere opname van graskuil te compenseren. Hierdoor daalde het arbeidsinkomen van het gekozen bedrijf met bijna ⬠4.000,-. De emissie aan broeikasgassen was beperkt (1,3%) hoger en werd vooral veroorzaakt door aan energie gerelateerde CO2 uit de extra aankoop van ruw- en krachtvoer. Bij een matige conservering moeten de extra verliezen ook gecompenseerd worden door extra aankoop van kracht- en ruwvoer. Vergeleken met goed geconserveerd kuilgras was op bedrijfsniveau de emissie aan broeikasgassen beperkt (1,4%) hoger en het arbeidsinkomen was ruim ⬠3.000,- lager. Bij gebruik van een passend toevoegmiddel bleef de daling aan arbeidsinkomen beperkt tot ruim ⬠2.000,-.

Drogestof- en voederwaardeverliezen
In het traject van oogsten van het gras tot en met vervoederen van graskuil treden verschillende verliezen aan drogestof en voederwaarde op. In deze studie zijn de normen voorafgaand aan de berekeningen in bedrijfsverband zoveel mogelijk geactualiseerd. De totale voederwaardeverliezen op het veld hangen vooral af van de veldperiode en de weersomstandigheden. In de praktijk kunnen deze variëren van bijna 6% tot bijna 22% wanneer er regen in reeds voorgedroogd gras valt. Tijdens conservering en bewaring treden er gistingsverliezen op. Wanneer het gras voldoende voorgedroogd (> 35% ds) en op een juiste manier wordt ingekuild kunnen de conserverings- en bewaringsverliezen beperkt blijven tot 7-8% van de voederwaarde. Onder zeer natte en slechte omstandigheden kunnen deze in een kuil oplopen tot bijna 25%. Bij het voeren van een kuil kunnen de verliezen beperkt blijven tot 3%. Bij problemen met broei kunnen de totale vervoederingsverliezen van een kuil oplopen tot bijna 16% van de voederwaarde.

Downloaden rapport
Rapport 403 âInkuilmanagement broeikasgassenâ van Herman van Schooten kunt u hier gratis downloaden.

Contact
Herman van Schooten
Tel. 0320 - 293 438