Rijksoverheid
19 april 2011
Antwoord op Kamervragen van het Kamerlid Beertema (PVV)
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Beertema naar
aanleiding van een ingezonden brief op de pagina Opinie en Debat van de
Volkskrant van 5 april jl. getiteld 'Hbo kan best zonder subsidie' (ingezonden 6
april 2011).
De vragen werden mij toegezonden bij bovenaangehaalde brief met kenmerk
2011Z07205.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra
Vragen van het lid Beertema (PVV) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap over het bericht 'Hbo kan best zonder subsidie'. (Ingezonden 6
april 2011)
1
Bent u bekend met het artikel 'Hbo kan best zonder subsidie'? 1)
Ja.
2
Wat is uw oordeel over het verschil in bekostiging tussen reguliere hogescholen
en particuliere hogescholen, die zonder subsidie veel beter in staat zijn studenten
na vier jaar hun diploma te laten halen?
Het bekostigen van hoger onderwijs is een overheidstaak waarmee de overheid
beoogt het opleidingsniveau van de (beroeps)bevolking te vergroten. Binnen het
stelsel van hoger beroepsonderwijs geldt een weloverwogen en wettelijk
verankerd onderscheid tussen publiek bekostigd en niet publiek bekostigd maar
wel geaccrediteerd hoger beroepsonderwijs. Voor beide geldt als vereiste dat de
kwaliteit van het onderwijs moet worden gegarandeerd (accreditatie) als
waarborg voor het civiel effect van diploma's en graden. Daarnaast gelden voor
het publiek bekostigd hoger beroepsonderwijs regelingen voor toegankelijkheid.
toelating en het wettelijk collegegeld, doelmatigheid en financiële verantwoording
en verder bijv. medezeggenschap. Het geaccrediteerde, niet publiek bekostigd
onderwijs heeft op de in de vorige zin genoemde punten meer vrijheid doordat zij
zich niet hoeven te houden aan de regels die alleen voor de publiek bekostigde
instellingen gelden.
De laatste bijzin van de vraag bevat een meer specifieke verwijzing naar de
Hogeschool Geesteswetenschappen Utrecht. Deze hogeschool verzorgt echter
geen hoger beroepsonderwijs dat geaccrediteerd is. De Hogeschool
Geesteswetenschappen Utrecht behoort niet tot het wettelijk geregelde stelsel
van hoger beroepsonderwijs, waarvoor immers accreditatie vereist is.
Door het ontbreken van accreditatie is onduidelijk welk kwalitatief niveau de
opleidingen (en de afsluitende diploma's) hebben.
3
Deelt u de mening dat dit artikel aantoont dat reguliere hogescholen in ieder
geval veel subsidiegelden verspillen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te
onderzoeken wat het reguliere beroepsonderwijs met al dat overbodige
subsidiegeld doet en binnen welke termijn wordt de kamer hierover
geïnformeerd?
Ik deel deze mening niet.
De stelling in het artikel dat instellingen slechts 20% van hun geld aan het
primaire proces besteden, weerspiegelt mijns inziens niet de realiteit. In 2007 is
de rapportage van het in opdracht van de HBO-raad en VSNU uitgevoerde
onderzoek "benchmark overhead universiteiten en hogescholen" aan de toenmalig
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden. De definitie voor
overhead in dit rapport is gebaseerd op het aantal fte's in de primaire processen
(onderwijs en onderzoek) en het aantal fte's in overige functies en deze is in
overleg tussen OCW en de ho-instellingen overeengekomen.
Voor het Ministerie van OCW is dit een duidelijke benadering die ook draagvlak
heeft binnen het onderwijsveld. Uit de rapportage kwam naar voren dat in het
hoger beroepsonderwijs het percentage aan zuivere overhead 24,5% was. De
omvang van de zuivere overhead bij universiteiten bedroeg 25,3%.
Begin 2011 heeft de HBO-raad het onderzoek opnieuw laten uitvoeren op basis
van de gegevens over 2009. Het percentage zuivere overhead in het hoger
beroepsonderwijs is nu 25,8%. Ik wacht het rapport van de HBO-raad met
belangstelling af. De VSNU is op dit moment bezig met de voorbereiding van een
herhaling van de benchmark.
Er wordt van onderwijsinstellingen verwacht dat zij doelmatig omgaan met de
beschikbare middelen voor het primaire proces, te weten het verzorgen van
onderwijs.
Ik vind een overheadpercentage van ongeveer 25% wel te hoog.
Met de ho-instellingen ga ik in het kader van de meerjarenafspraken ook
afspraken maken over de wijze waarop een vermindering van overhead
gerealiseerd kan worden. De middelen die een vermindering oplevert kunnen
weer ingezet worden voor het primaire proces.
In dit kader is tijdens het wetgevingsoverleg van 21 maart 2011 over het
wetsvoorstel "Ruim baan voor talent" motie 32253 nr.15 ingediend, waarmee de
Tweede Kamer zich erover heeft uitgesproken dat de Algemene Rekenkamer
onafhankelijk onderzoek dient te doen naar overhead in het Nederlands hoger
onderwijs. Deze motie is dinsdag 28 maart 2011 door de Tweede Kamer
aangenomen.
1) de Volkskrant, 5 april 2011