Rijksoverheid
Antwoorden op kamervragen over doelstellingen gebruik antibiotica in pluimveehouderij
Geachte voorzitter, Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Veldhoven en Dijkstra (D66) over afrekenbare en controleerbare doelstellingen ten aanzien van het gebruik van antibiotica in de (pluim)veehouderij (2011Z04261).
Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mw. drs. E.I. Schippers
0k2011Z04261 Vragen van de leden Van Veldhoven en Dijkstra (beiden D66) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over afrekenbare en controleerbare doelstellingen ten aanzien van het gebruik van antibiotica in de (pluim)veehouderij (ingezonden 3 maart 2011) 1. Bent u bekend met het artikel `Nieuwe aanwijzing: kip risico voor gezondheid'? 1) 1. Ja 2. Wat is uw reactie op de wetenschappelijke onderzoeksresultaten die in het artikel aangehaald worden over het verband tussen het gebruik van antibiotica in de (pluim)veehouderij en antibioticaresistentie bij bacteriën? 3. Deelt u de conclusie van de heer Roel Coutinho in het artikel dat "het zeer waarschijnlijk is dat voedsel een belangrijke bron is van deze antibioticaresistente bacteriën"? Zo ja, wat voor conclusies verbindt u hieraan voor de aanpak van antibioticagebruik in de (pluim)veehouderij? 2 en 3. Zoals uit de onderzoeksresultaten van oktober 2010 blijkt, is er sprake van een mogelijk verband tussen de consumptie van kippenvlees en het vóórkomen van ESBL-producerende bacteriën bij mensen. In het NRC artikel wordt geschetst dat een deel van de ESBL-producerende bacteriën die bij de mens worden gevonden genetisch niet te onderscheiden is van ESBL- producerende bacteriën die bij kippen worden gevonden. Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten is er in oktober 2010 een tweede deskundigenberaad bij het RIVM over ESBL-producerende bacteriën belegd. Dit deskundigenberaad was een vervolg op een deskundigenberaad dat heeft plaatsgevonden in maart 2010. De adviezen van de deskundigen luiden: het eten van kippenvlees is veilig mits er een hygiënische bereiding van het vlees plaatsvindt; er moet haast gemaakt worden met het verminderen van het antibioticagebruik in veehouderij; er moet een Gezondheidsraadcommissie worden ingesteld. De Gezondheidsraad is ondertussen om advies gevraagd. De hoofdvraag van de adviesaanvraag is: `wat zijn de risico's voor de volksgezondheid van het gebruik van antibiotica in de veehouderij'. Het advies wordt in de zomer van 2011 verwacht. De Gezondheidsraad zal zich ook uitspreken over de wijze waarop resistente bacteriën worden overgedragen. Ondertussen wordt er gewerkt aan reductie van het gebruik van antibiotica in de veehouderij. Voor de maatregelen die worden genomen om het
antibioticumgebruik te verminderen verwijs ik u naar de brief van staatssecretaris Bleker en mij van 8 december 2010 1 . 4. Klopt het dat het kabinet 20% minder antibioticagebruik wil in de veehouderij in 2011 en 50% minder in 2013? 4. Ja dat klopt. 5. Wat is het exacte doel, uitgedrukt in meetbare indicatoren? Welke effect- en prestatie-indicatoren worden gehanteerd? Kunt u aangeven hoe dit doel vertaald wordt naar specifiek de pluimveehouderij? 6. Wat is het uitgangspunt (nulmeting) per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren? Welke hoeveelheid antibioticagebruik hanteert u als referentiewaarde om de vermindering in 2011 en 2013 aan te relateren? Kunt u aangeven hoe deze referentiewaarde vertaald wordt naar de pluimveehouderij? 7. Wat is het tussendoel voor deze doelstelling in 2012? Kunt u aangeven of het terugdringen van het gebruik van antibiotica met 20% in 2011 op schema ligt in de veehouderij en specifiek de pluimveehouderij? 5, 6 en 7. De reductiedoelstellingen zijn generiek geformuleerd over alle sectoren heen. Dat betekent dat alle specifieke sectoren deze doelstelling gewoon moeten halen. Het gebruik van antibiotica in de veehouderij wordt al enkele jaren jaarlijks gerapporteerd in MARAN 2 . Deze rapportage is wetenschappelijk onderbouwd en is in Europa de enige in haar soort. In MARAN worden twee soorten gegevens gepubliceerd: de verkoopcijfers via FIDIN (branchevereniging van Veterinaire Farmacie in Nederland), afgezet tegen het gewicht van de dieren in de Nederlandse veestapel; een steekproef over het gebruik van antibiotica uitgevoerd door het Landbouw Economisch Instituut (LEI), uitgedrukt in dagdoseringen per aanwezig dier. Dit vormt de beste eenheid om de mate van blootstelling van betreffende diercategorie in NL uit te drukken. De MARAN rapportages geven trends aan. Het richtpunt voor de doelstellingen is het gebruik in 2009. De reductie zal daar naar worden herleid. Algemeen verbindend verklaren Het transparant maken van het antibioticagebruik is een belangrijk onderdeel van het antibioticabeleid voor de veehouderij. Door afspraken over databases waarin
1 2
Kamerstuk 29683, nr 65 http://www.cvi.wur.nl/NL/publicaties/rapporten/maranrapportage/
dierenarts of veehouder de voorgeschreven/afgeleverde/gebruikte middelen bijhouden algemeen verbindend te verklaren wordt dit gebruik inzichtelijk gemaakt. In onze brief van 8 december 2010 kondigden wij een wijziging aan van de Diergeneesmiddelenwet waarmee het vooruitlopend op de Wet dieren mogelijk wordt gemaakt om private afspraken over de centrale registratie van het antibioticagebruik algemeen verbindend te verklaren. Daarmee worden de veehouderijsectoren ondersteund bij de realisatie van een sectorbrede centrale registratie. Het desbetreffende wetsvoorstel is klaar en wordt op dit moment met relevante partijen besproken. Op basis daarvan zal het voorstel zo snel mogelijk aan uw Kamer worden gestuurd. Vanaf het moment dat registratie van gebruik verplicht is, kan het gebruik van antibiotica in de veehouderij exact worden vastgesteld. Het is belangrijk dat er naast de MARAN-cijfers, die weliswaar wetenschappelijk onderbouwd zijn maar deels voortkomen uit een steekproef, ook getailleerde gegevens per sector bekend worden. Dan kan het een aan het ander aan elkaar gerelateerd worden. Om ervoor te zorgen dat er uitspraken gedaan kunnen worden over de voortgang van de reductie in het gebruik, is het van belang dat de oude manier van meten en het meten via de nieuwe, algemeen verbindend verklaarde databases een heel kalenderjaar parallel plaatsvindt. Door de metingen parallel te laten lopen is vergelijking mogelijk. Hierdoor kunnen vervolgens, met terugwerkende kracht, reductiedoelstellingen worden omgezet in concrete hoeveelheden. De verkoopcijfers van FIDIN laten over 2010 een afname zien van de verkoop van antibiotica van 12%. Omdat in MARAN is aangetoond dat de verkoopcijfers en de resultaten van de wetenschappelijke steekproef in grote lijnen overeenkomen mogen wij concluderen dat er in 2010 een daadwerkelijke vermindering in gebruik heeft plaatsgevonden. In de brief die de staatssecretaris van EL&I en ik op 8 december 2010 gezamenlijk stuurden geven wij ook een aantal effect- en prestatie-indicatoren aan die eveneens een indicatie geven over de voortgang van het proces. Het gaat hier onder meer om: opbouw infrastructuur van centrale databases en de Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit (SDa). De SDa is inmiddels opgericht en heeft een bestuur; wijzigingsvoorstel Diergeneesmiddelenwet om afspraken rond de gecentraliseerde registratie antibioticagebruik algemeen verbindend te kunnen verklaren. Het desbetreffende wetsvoorstel is klaar en wordt op dit moment met relevante partijen besproken. Op basis daarvan zal het voorstel zo snel mogelijk aan uw Kamer worden gestuurd.; intensivering toezicht/controle/handhaving. Dit is reeds ingezet voor wat betreft het maximale verslepingspercentage van 2,5% (van de laagst toegestane dosering in diervoeders) en het verbod op reclame voor antibiotica in vakbladen voor de veehouderij. De overige intensivering wordt in de loop van de tijd gerealiseerd; aanscherping van de wettelijke eisen rondom gebruik van antibiotica in de veehouderij. Bepaalde aanscherping worden, zodra uitvoeringsbepalingen op basis van de Diergeneesmiddelenwet klaar zijn, binnen enkele maanden ingevoerd. Andere onderdelen moeten wachten op uitvoeringsbepalingen op basis van de Wet Dieren, dit zal ná 1/1/2013 zijn.
8. Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om deze doelstellingen te bereiken? Wanneer gaat het kabinet deze maatregelen nemen? 9. Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelstellingen te bereiken? Overweegt u om met wetgeving te komen indien de tussendoelstellingen niet gehaald worden? Kunt u aangeven hoeveel capaciteit er in de vorm van fte er bij de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) beschikbaar is voor de handhaving van regelgeving ten aanzien van antibiotica? 8 en 9. Ik wil wederom verwijzen naar de brief die ik op 8 december 2010 gezamenlijk stuurde met de staatssecretaris van EL&I. De veehouderijsectoren moeten de doelstellingen bereiken en de overheid zal de aanpak vanuit de sectoren versterken met een aantal maatregelen. Dit zijn onder andere: wijzigingsvoorstel Diergeneesmiddelenwet om afspraken gecentraliseerde registratie antibioticagebruik algemeen verbindend (AVV) te kunnen verklaren. Het wijzigingsvoorstel is klaar en wordt op dit moment met relevante partijen besproken. Op basis daarvan zal het voorstel zo snel mogelijk aan uw Kamer worden gestuurd.; ondersteunen van de opstart van de SDa, financiële toezegging is reeds geschied en het bestuur is bemand; intensivering van toezicht/controle/handhaving. Voor de nVWA zal 1 miljoen extra worden ingezet voor de intensivering van het toezicht op de antibioticaproblematiek. De punten waarop deze inzet zich gaat richten zijn opgesomd in de brief van 8 december jl. Deze extra fte-inzet zal in de loop van de tijd worden gerealiseerd, afgestemd op de tijdstippen waarop de in de brief geschetste overheidsmaatregelen in werking treden; aanscherping van de wettelijke eisen rondom gebruik van antibiotica in veehouderij. Bepaalde aanscherpingen worden, zodra uitvoeringsbepalingen op basis van de Diergeneesmiddelenwet klaar zijn, binnen enkele maanden ingevoerd. Andere onderdelen moeten wachten op uitvoeringsbepalingen op basis van de Wet Dieren, dit zal ná 1/1/2013 zijn. het etaleren van goede voorbeelden. Mochten de tussentijdse reductieresultaten die de veehouderijsectoren behalen tegenvallen dan kan dit aanleiding geven het beleid aan te scherpen. Ook het advies van de Gezondheidsraad, waaraan ik veel waarde hecht en dat ik in de zomer van 2011 verwacht, kan tot aanpassingen leiden. 10. Heeft u in EU-verband actief aandacht gevraagd voor de problematiek in verband met het vraagstuk rondom antibioticagebruik in de Nederlandse (pluim)veehouderij en de relatie tot resistente bacteriën? Bent u van plan dit in de toekomst te doen?
10. Nederland is betrokken bij de ontwikkeling van een Europese aanpak. De Europese commissie is voornemens in november haar vijf jarenstrategie te presenteren voor de aanpak van antibioticaresistentie in zowel de humane gezondheidszorg als de veterinaire zorg. Daarnaast is er een gesprek geweest tussen staatssecretaris Bleker en commissaris Dalli waar het onderwerp aan de orde is gekomen. 11. Bent u bekend met vergelijkbare beleidsplannen uit andere Europese landen met als doel het terugdringen van het gebruik van antibiotica in de (pluim)veehouderij? Zo ja, kunt u aangeven welke indicatoren gebruikt worden om het beleid te evalueren? 12. Kunt u de Kamer een overzicht geven van de gekwantificeerde doelstellingen ten aanzien van het terugdringen van gebruik van antibiotica in de (pluim)veehouderij die andere lidstaten hanteren? 13. Bent u bereid om in EU-verband aan te dringen op vergelijkbare doelstellingen als in Nederland ten aanzien van het terugdringen van het gebruik van antibiotica, met het oog op het behouden van een gelijk speelveld voor de Nederlandse (pluim)veehouderij? Zo ja, kunt u aangeven welke concrete stappen u op dit punt genomen hebt, of gaat nemen? 11, 12 en 13. In veel Europese landen heeft het terugdringen van antibiotica in de veehouderij nauwelijks prioriteit. De resistentievorming in de gezondheidszorg is daar een veel groter probleem dan de resistentieproblematiek in de veehouderij. Desondanks zijn er ook landen waar resistentie nog weinig aandacht krijgt terwijl resistentie er veelvuldig voorkomt. Samen met de Scandinavische landen loopt Nederland voorop bij pogingen om antimicrobiële resistentie in de praktijk te verminderen. Zover bekend zijn er geen andere landen die soortgelijke doelstellingen als Nederland hebben geformuleerd. Voor gezamenlijke doelstellingen is nu dan ook geen draagvlak binnen de EU. Wel is er draagvlak om gezamenlijk het gebruik van antibiotica in kaart te brengen en te monitoren op antibioticaresistentie bij mensen, bij dieren en op voedsel. Nederland heeft ambtelijk aangedrongen op concrete, in EU-verband, te stellen doelen met betrekking tot vermindering van de problematiek. Wat betreft het antibioticagebruik in de humane sector doet Nederland het ten opzichte van andere Europese landen goed. Op dit gebied heeft Nederland in Europa dan ook al jaren een stimulerende rol.
1) NRC Handelsblad, 19 februari 2011
---- --