15 april 2011
Het moet voor werkenden gemakkelijker worden om van baan te veranderen
of om een overstap te maken naar een andere sector. Werkgevers,
werknemers en overheid moeten daarvoor investeren in scholing en
inzetbaarheid van werknemers. Het vaker veranderen van baan biedt
voordelen voor werknemers en werkgevers en is in het belang van een
goed werkende arbeidsmarkt. Dat staat in het advies Werk maken van
baan-baanmobiliteit dat de SER vanochtend unaniem heeft vastgesteld.
Namens de werknemersorganisaties benadrukte Leo Hartveld (FNV) dat het
niet gaat om het realiseren van zoveel mogelijk mobiliteit, maar om de
kwaliteit ervan. "Mobiliteit moet vooral leiden tot betere banen. Het
bevorderen van vrijwillige mobiliteit staat voorop. Werknemers kunnen
zo hun inzetbaarheid en positie op de arbeidsmarkt versterken.
Mobiliteit is een middel en geen doel."
Scholing tijdens de loopbaan speelt een belangrijke rol bij het
stimuleren van baanwisselingen. Volgens Hartveld is hier nog
verbetering mogelijk. Er ontbreekt enerzijds nog een scholingscultuur
bij werkgevers en werknemers en anderzijds een infrastructuur voor een
leven lang leren. Hartveld: "Het creëren van scholingsfaciliteiten is
één kant van het verhaal. De andere kant is ervoor te zorgen dat
werknemers hier ook daadwerkelijk gebruik van gaan maken. Daar willen
we als vakbeweging stevig op inzetten". Hartveld is blij met de
positieve insteek van het advies. Hij noemde nog wel een aantal zaken
die concretere uitwerking hadden mogen krijgen, zoals een scholings- en
loopbaanbeleid in alle sectoren.
Marleen Barth voerde het woord namens de werkgevers. Zij gaf aan dat
een herijking van zekerheden plaatsheeft in de dynamische arbeidsmarkt.
"Zekerheid zal veel meer gezocht moeten worden in zekerheid van het
beschikbaar zijn van werk, dan van de baan die je hebt. Dat is spannend
en betekent een opdracht om gekwalificeerd te zijn en blijven, scholing
is essentieel."
Barth benadrukte het belang van investeren in inzetbaarheid. "Om
functieoverstijgende scholing binnen de sector - en daarmee de bredere
inzetbaarheid van werknemers - te bevorderen is het verder ontwikkelen
van een individueel opleidingsbudget een interessante trend. Een aantal
cao's kent daar al afspraken over". Naast scholing gericht op de
huidige functie of sector zal volgens Barth ook het belang van
sectoroverstijgende scholing toenemen.
In het bedrijfsleven zijn al diverse activiteiten ontplooid om het
leren te stimuleren. Barth attendeerde op het project leercultuur in
mkb-bedrijven, Excelleren.nu, dat is gericht op brede en duurzame
inzetbaarheid van medewerkers.
Het kroonlid Ferdinand Grapperhaus gaf aan dat op sociaal-economisch
gebied grote veranderingen gaande zijn. Dat biedt kansen en
bedreigingen. Grapperhaus noemde het SER-advies over baanmobiliteit een
uitstekende verkenning van de kansen. Het advies onderstreept het
belang van de overstap van baan naar baan of van beroep naar beroep, nu
en in de toekomst. Wel vraagt het verzilveren van de kansen om de
juiste omgevingsfactoren. Hij noemde tien punten waarop verdere stappen
te maken zijn. Daarbij gaat het onder meer om een mentaliteit die
gericht is op verandering, een goede afstemming tussen werk en privé,
goede arbeidsomstandigheden, preventie- en gezondheidsbevordering, een
eerlijke arbeidsmarkt met gelijke kansen voor iedereen, en aandacht
voor kwetsbare groepen en ouderen op de arbeidsmarkt.
Het advies Werk maken van baan-baanmobiliteit is een reactie op een
adviesaanvraag van het vorige kabinet. Het advies is voorbereid door
een commissie onder voorzitterschap van het kroonlid Peter Ester.
---
Sociaal-Economische Raad