Hoge Raad der Nederlanden

Vrijdag 15 april uitspraak Hoge Raad over berekening aanslagen zwartspaarders KB-Lux

Den Haag , 12-4-2011

Achtergrond

In 2000 heeft de Belastingdienst van de Belgische belastingdienst microfiches ontvangen die gegevens bevatten over rekeningen van inwoners van Nederland bij de Kredietbank Luxembourg (KB-Lux). De microfiches vermelden saldi op rekeningen bij KB-Lux op 31 januari 1994. De Belastingdienst heeft vervolgens de (vermoedelijke) rekeninghouders benaderd met vragen. Sommigen hebben meegewerkt en opening van zaken gegeven (`meewerkers'). Anderen hebben ontkend rekeninghouder te zijn (`ontkenners') dan wel geweigerd mee te werken (`weigeraars'). Ten aanzien van ontkenners en weigeraars heeft de Belastingdienst (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting (IB) en vermogensbelasting (VB) opgelegd over, veelal, de jaren 1990 tot en met 2000, alsmede boeten van 100% van het belastingbedrag. Deze aanslagen zijn niet gebaseerd op het saldo dat het desbetreffende microfiche was vermeld, maar op de gegevens van de meewerkers. Zo vermeldde in de onderhavige zaak het microfiche een bedrag van f. 138,19 (op 31 januari 1994) en zijn bij de belanghebbende in deze zaak aanslagen IB opgelegd gebaseerd op inkomenscorrecties per jaar van rondom f. 20.000 (1990-2000) en aanslagen VB gebaseerd op vermogenscorrecties per jaar die oplopen van ongeveer f. 470.000 (1991) tot f. 810.000 (2000). Voor de berekening van deze standaardcorrecties heeft de Belastingdienst gebruikt gemaakt van een model op basis van de gegevens van de meewerkers, waarbij ten opzichte van die meewerkers bij de weigeraars en ontkenners relatief hoge correcties zijn toegepast.

Procedure bij het hof en Hoge Raad

In deze zaak gaat het over de aan een belastingplichtige opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting, en over de daarop betrekking hebbende boeten, over de jaren 1990 tot en met 2000.

Het hof Amsterdam oordeelde op 2 juli 2009 (LJN BJ1298) onder meer dat het door de Belastingdienst gehanteerde model voor de berekening van aanslagen IB niet onredelijk is met uitzondering van één aspect, verhoging met een factor 1,5 ten opzichte van de cijfers van meewerkers, Ook vond het hof dat de boeten terecht zijn opgelegd, zij het dat ze verminderd dienen te worden, enerzijds gelet op de wijze waarop de belastingaanslagen zijn vastgesteld (met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast) en anderzijds wegens overschrijding van de redelijke termijn voor berechting van boetezaken.

Zowel de belastingplichtige als de staatssecretaris van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

Advocaat-generaal C.W.M. Ballegooijen heeft op 14 juli 2010 (LJN BN6324) geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de middelen van de cassatieberoepen die betrekking hebben op het door de Belastingdienst gehanteerde model.

De uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad zal op vrijdag 15 april 2011 om 10.00 uur uitspraak doen in deze zaak (09/03075). Persraadsheer mr. Marc Fierstra is van 10.30 tot 12.00 uur via onderstaand telefoonnummer beschikbaar voor het geven van toelichting.

Den Haag, 12 april 2011
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
Tel. 070-3611262
Uitspraken:BN6324


Zie het origineel