Gemeente Utrecht
2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
52 Vragen van de heer J.J. Rijpma
(ingekomen 13 april 2011)
Afgelopen week heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de beroepszaak van stichting Lauw-Recht (STIL) tegen de boete die was opgelegd voor het tewerkstellen van drie uitgeprocedeerde vreemdelingen, die geen recht op verblijf hadden in Nederland. De Raad van State heeft geoordeeld dat de boete 'passend en geboden' is en het boetebedrag vastgesteld op 22.800 Euro. STIL heeft in een persbericht op 8 april gereageerd op de uitspraak. Eerder had café Averechts vanwege dezelfde feiten ook een boete opgelegd gekregen van 24.000 Euro.
In juni 2010 heeft de VVD al vragen gesteld over deze zaak, omdat de gemeente op voorhand de toezegging deed dat de gemeente de boetes zou betalen, indien de beroepszaak negatief zou uitvallen voor de stichting en het café.
De VVD vindt het niet kunnen dat een derde overheid, na een zorgvuldige rechtsgang, de financiële gevolgen opvangt van een overtreding van de Wet Arbeid Vreemdelingen. Daarom stelt de VVD het college de volgende vragen:
1) Is het college bekend met de uitspraak van de Raad van State, alsmede met de reactie van de stichting Lauw-Recht (STIL) van 8 april jongstleden?
Onderstaande vraag wilde het college in juni 2010 niet beantwoorden omdat de zaak toen nog onder de rechter was en de gemeente Utrecht geen partij was in deze rechtszaak. Nu de rechtsgang is beëindigd, wil de VVD antwoord op deze vraag, die luidt:
2) Bent u het met de VVD eens dat bij het betalen door de gemeente van deze boetes, een door de rechter als illegaal bestempelde activiteit wordt gecompenseerd? Geeft u hiermee geen verkeerd signaal af aan andere bedrijven of organisaties die mogelijk met illegale arbeid werken? Zo ja, betekent dit dan ook dat u de boetes niet gaat voldoen voor STIL? Zo nee, waarom denkt u dat het geen verkeerd signaal inhoudt?
Door de garantstelling van de gemeente wekt dit college het vermoeden dat het zich schaart achter de uitlatingen van de stichting in haar persbericht van 8 april, waaronder de kwalificatie door de stichting dat de uitspraak van het hoogste Nederlandse bestuursrechtsorgaan "te gek voor woorden" is.
3) Onderschrijft het college deze en de andere uitspraken van de stichting in het persbericht? Zo ja, waarom? Zo nee, ziet u aanleiding om uw voornemen om de boetes te vergoeden te herzien en om openlijk afstand te nemen van de uitlatingen van STIL?
In 2010 vroeg de VVD ook al of het klopte dat de gemeente het voornemen had de boetes te betalen. Toen antwoordde het college dat de gemeente aan STIL en café Averechts subsidie heeft gegeven om de activiteiten te kunnen voortzetten en dat in 2008 een lening is verstrekt, waarbij de uitkomst van de juridische procedure over de boete wordt afgewacht.
Indien het college het voornemen tot het dragen van de kosten van de boetes ten uitvoer wil leggen, mag dat niet in strijd zijn met de regels die gelden voor het verstrekken van subsidies of garanties. Daarom de volgende vragen.
4) Bent u na beantwoording van de voorgaande vragen tot het inzicht gekomen dat het een slechte zaak zou zijn als u de kosten van de boetes gaat vergoeden?
5) Zo nee, kunt u in dat geval aangeven hoe u dat gaat doen? Kunt u ook aangeven conform welke artikelen uit de subsidieverordening dit dan gebeurt en hoe deze garantstelling / subsidieverhoging past binnen de criteria die de Algemene Subsidieverordening 2008 stelt? U dient in uw antwoord in ieder geval in te gaan op artikel 7, lid 4 sub f, op artikel 9, lid 1 sub d en sub g en op artikel 22, lid 2 van de genoemde verordening .
---
Zie voor het vonnis www.rechtspraak.nl, LJN BQ0313. De eerder opgelegde boete aan STIL is vanwege de lange duur van de rechtsgang met 1200 euro verlaagd tot E 22.800,-.
Artikel 7, lid 4 sub f: Om?????????????? voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager geen activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de wet.
Artikel 9, lid 1 sub d en g: De subsidieverlening kan (.) worden geweigerd als:
d. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;
g. de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd
Artikel 22, lid 2: De subsidieontvanger moet zich onthouden van handelingen die in strijd zijn met de wet tenzij het gaat om de uitoefening van door de Grondwet beschermde rechten
---- --