Wageningen Universiteit en Researchcentrum
geen reden voor andere bedrijfsstrategie

Ondernemers over nieuw GLB: wel inkomensgevolgen maar geen reden voor andere bedrijfsstrategie

13 apr 2011

Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zoals dat geldt vanaf 2014, geeft naar verwachting op den duur flinke inkomensveranderingen op intensieve melkvee- en veenkoloniale akkerbouwbedrijven. De omvang van de verandering wordt vooral bepaald door het huidige niveau van de bedrijfstoeslag per ha, de bedrijfsgrootte en de hoogte van een eventuele extra regionale toeslag voor gebieden met landbouwkundige beperkingen. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen University & Research centre (Livestock Research, PPO en LEI) in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I).

Samen met 35 melkveehouders en 12 akkerbouwers uit vier regioâs hebben de onderzoekers gekeken naar de gevolgen van mogelijke invullingen van het toekomstig GLB. In het onderzoek is gewerkt met fictieve scenarioâs: mogelijke toekomstige spelregels voor het vaststellen van bedrijfstoeslagen. De precieze invulling van het nieuwe Europese landbouwbeleid is pas eind 2013 duidelijk. Tot de spelregels in dit onderzoek behoorden o.a. een vaste toeslag van ⬠250,-per ha â flat-rate genoemd â en regionale toeslagen voor maatschappelijk waardevolle gebieden waar melkveehouders te maken hebben met extra beperkingen als gevolg van milieu, landschap en natuur.

Inkomen en strategie
De algemene lijn was dat de inkomens het meest daalden op bedrijven die nu een hoge bedrijfstoeslag per ha ontvangen. Bedrijven die een lage toeslag per ha ontvangen, zagen hun inkomen juist stijgen. Regionale toeslagen hadden ook een gunstig effect op het inkomen. Eén van de spelregels was dat ondernemers vergoedingen konden krijgen voor groenblauwe diensten. Dat zijn extra inspanningen voor het beheer van natuur, landschap en water. De agrarische ondernemers vonden in het algemeen de voorgestelde vergoedingen voor deze diensten te laag. Daarnaast vonden ze het voor diensten belangrijk dat ze weinig of geen extra werk met zich meebrachten en dat ze zo min mogelijk opbrengstderving van gewassen veroorzaakten.

Voor alle ondernemers bleek schaalvergroting de belangrijkste bedrijfsstrategie, zowel bij het huidige als bij het nieuwe GLB. Ze veranderden hun strategie dus vrijwel niet bij de overgang naar het nieuwe GLB. Bedrijven met grote inkomensdalingen toonden wel meer interesse voor groenblauwe diensten. Dit was het geval bij zowel veenkoloniale akkerbouwers als intensieve melkveehouders. Bij de eerste groep zorgde dat ervoor dat de inkomensdaling werd gedempt. Bij de tweede groep kwamen de vergoedingen en de extra kosten van de diensten meer met elkaar overeen zodat er vrijwel geen effect op het inkomen was.

Hoe verder?
De melkveehouders stelden voor om weidegang op te nemen als groenblauwe dienst. Verder zouden ze graag betere subsidie- en innovatieregelingen zien rond mestverwerking, productie en besparing van energie. De akkerbouwers stelden voor akkerranden mee te nemen in hun rotatieplan.

De resultaten bevestigen dat er voor de overheid mogelijkheden zijn om via GLB-spelregels de ontwikkeling van de landbouw te beïnvloeden. Bijvoorbeeld om extensivering van de melkveehouderij te stimuleren in gebieden waar men dat zou willen. Om bij ondernemers en burgers meer draagvlak te creëren voor de betaling van groenblauwe diensten, zou samen ontwikkelen een goed middel zijn. Bijvoorbeeld in een samenwerking tussen provincie, waterschap, ondernemers en maatschappelijke organisaties.

Downloaden rapport
Het volledige onderzoeksrapport âMeer groei dan vergroening. Mogelijke gevolgen GLB 2014-2020 voor melkveehouders en akkerbouwersâ is hier te downloaden.

Contact
Projectleider
Jelle Zijlstra
Tel. 0320 - 293 392