Eerste Kamer der Staten Generaal

Veel scepsis in Eerste Kamer over Wet dieren

13 april 2011

Staatssecretaris Bleker van Landbouw, Economische Zaken en Innovatie heeft de Eerste Kamer nog niet kunnen overtuigen van de zegeningen van het wetsvoorstel dat een integraal kader moet vormen voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen, de Wet dieren (31.389). Dit bleek dinsdag 12 april tijdens de eerste termijn van het debat over het wetsvoorstel. Na de beantwoording van de gestelde vragen in eerste termijn vroeg senator Sylvester (PvdA) namens de woordvoerders van alle fracties schorsing van de beraadslagingen. Het debat met de staatssecretaris wordt naar verwachting op 19 april voortgezet.

Het verzoek van de woordvoerders om het debat te schorsen werd gedaan omdat de fracties ontevreden zijn met de beantwoording van vragen die de Kamer tijdens het debat in eerste termijn heeft gesteld. "Wij hechten aan een adequaat en effectief debat. Daarom stellen wij voor dat de staatssecretaris de vragen die nog open staan, eerst schriftelijk beantwoordt opdat wij op basis van die antwoorden kunnen overgaan tot een tweede en eventueel derde termijn", aldus mevrouw Sylvester in haar verzoek namens alle fractiewoordvoerders. Daarop liet staatssecretaris Bleker weten dat hij de schriftelijke antwoorden snel beschikbaar zal stellen aan de Kamer.

Vervangende wet

De nieuwe Wet dieren voorziet in het vervallen van een aantal bepalingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de intrekking van o.a. de Kaderwet diervoeders, de Diergeneesmiddelenwet, de Wet op de dierenbescherming en de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990. Het voorstel geeft regels die in hoofdzaak gehouden dieren betreffen. Ook worden dieren beschermd die niet worden gehouden, in het bijzonder door het verbod op dierenmishandeling en door een wettelijk vast te leggen plicht om hulpbehoevende dieren zorg te verlenen. Als het nieuwe wettelijke kader van kracht wordt, zal ook de regelgeving voor de uitvoering opnieuw vorm worden gegeven. Tijdens de behandeling van de Wet dieren in eerste termijn op 12 april bleek een groot deel van de Eerste Kamer echter sceptisch over de uitgangspunten en de doelmatigheid van de nieuwe Wet.

Rechtsonzekerheid

Het CDA-Kamerlid Benedictus, die ook het woord voerde namens de fracties van ChristenUnie en SGP, sloot zich aan bij de constatering van de Raad van State dat het wetsvoorstel 'onvoldoende sturing geeft aan de lagere wetgever'. Zijn oordeel over de Wet dieren luidde: "Als rechtstreeks werkend gebod en als normerend kader zal het door zijn vaagheid leiden tot rechtsonzekerheid en de noodzaak van verheldering door middel van vele gerechtelijke procedures".

De algemene zorgplicht voor dieren, die voor iedereen moet gaan gelden en niet alleen voor de houder of verzorger van een dier, kenmerkte senator Benedictus als een "juridische albastine waarmee gaten in de gedragsregulering met betrekking tot de omgang met dieren moeten worden gedicht." Naar het oordeel van de drie christelijke Kamerfracties hinkt het wetsvoorstel tussen vermenselijking van het dier enerzijds en verzakelijking van het dier anderzijds. Benedictus verzette zich tegen het eventueel vastleggen van 'dierrechten'. "Dit botst met onze visie op de verhouding tussen dier en mens. Dieren kunnen niet de drager van rechten zijn in juridische zin, noch van plichten overigens", aldus senator Benedictus.

Staatssecretaris Bleker antwoordde hierop dat dieren van de mens uit gezien "het recht hebben om goed behandeld te worden". De CDA-senator hekelde de illegale handel in dieren en pleitte voor een betere aanpak door diensten de wet moeten handhaven. Hij kondigde een motie aan waarin ervoor wordt gepleit een deel van de 500 'animal cops' uit het Regeerakkoord in te zetten bij de bestrijding van 'deze ergerlijke misstanden'.

Versnippering

Senator Schaap, die namens de VVD-fractie het woord voerde, noemde in zijn bijdrage aan het debat het een goede zaak dat het wetsvoorstel een einde maakt aan de bestaande, versnipperde wetgeving. Tegelijk hekelde hij de 'vaagheid waarin de kaderwet is gehuld'. Ook plaatst hij vraagtekens bij de aanzetten tot de definiëring van het dier als rechtssubject. Dit is volgens de VVD een 'heiloze en verwarring scheppende exercitie'. De VVD-senator vroeg de staatssecretaris waarom er naast de al bestaande politiediensten van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de Algemene Inspectiedienst nog eens 500 dierenagenten moeten komen. "Wil de staatssecretaris uitleggen hoe volgehouden kan worden dat hier geen sprake is van versnippering en een dreigende ondoorzichtigheid?"

Uitvoerig ging de VVD-senator in op de intrinsieke waarde van het dier. Dit begrip dreigt volgens senator Schaap een centrale plaats te gaan innemen in de dierwetgeving. Hij noemde de term er een van 'betekenisloze vaagheid'. Als belangrijkste criterium van de intrinsieke waarde van het dier noemt het wetsvoorstel integriteit. Senator Schaap vroeg wat hieronder moet worden verstaan. Bij de uitleg in de wet raakt hij het spoor helemaal bijster. Het begrip integriteit wordt daarin omschreven met woorden als eigenheid, heelheid en gaafheid van het dier. "Hoe helder kun je zijn?", vroeg de VVD-senator. Hij voegde hier aan toe dat hij als docent filosofie een student die een tentamenvraag over een indringende existentiële kwestie zou beantwoorden met termen als eigenheid, heelheid en gaafheid 'onmiddellijk zou laten zakken'.

Handelswaar

Namens de PvdA-fractie zei senator Sylvester in de eerste termijn van het debat dat haar fractie de maatschappelijke trend waarin het wetsvoorstel past van groot belang vindt. Het gaat volgens haar om een andere kijk op dieren en op de omgang van mensen met dieren. "In onze samenleving heeft zich breed de gedachte genesteld dat dieren weliswaar aan mensen kunnen toebehoren en door mensen worden verkocht en verhandeld. Maar dat ze daarmee nog niet zomaar handelswaar zijn waarmee de eigenaar kan doen en laten wat hem of haar uitkomt", aldus Sylvester. Zij wees erop dat wie rechtshandelingen verricht aangaande dieren, dieren bezit of in eigendom heeft, gehouden is zich er rekenschap van te geven dat hij met een dier van doen heeft en niet met een ding.

Kritiek had de PvdA-senator op het feit dat een bepaling uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren over preventieve toetsing van de huisvestings voor dieren (zoals bij megastallen) niet terugkeert in de Wet dieren. Ook hekelde de PvdA-senator het nog niet beschikbaar zijn van alternatieve manier om vleeskuikens te doden. Deze dieren worden nu gedood in een waterbad met elektrische stroom. Staatssecretaris Bleker zei dat voor het einde van het jaar een alternatieve methode beschikbaar kan zijn.

Over een andere methode van het doden van vissen, in het bijzonder paling en meerval, zei de staatssecretaris dat alleen de grotere bedrijven zich de benodigde investering van anderhalve ton kunnen permitteren. Senator Sylvester pleitte voor een actieve rol van de overheid bij het beschermen van dieren, waarbij de intrinsieke waarde van dieren leidend moet zijn. Volgens de PvdA-senator wordt de verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn in de nieuwe wet vooral neergelegd bij de houder en de consument en wordt de rol van de overheid beperkt tot het scheppen van randvoorwaarden.

'Beneden de maat'

Het Kamerlid Koffeman van de Partij voor de Dieren had geen goed woord over voor het wetsvoorstel. "In dit ontwerp staat de dierlijke productie op de eerste plaats, in plaats van het welzijn van de dieren", oordeelde Koffeman. Hij concludeert dat het wetsvoorstel neerkomt op zo min mogelijk ruimte voor de dieren en zoveel mogelijk ruimte voor burgers, bedrijven en dierlijke productie. Volgens Koffeman is het wetsvoorstel 'beneden de maat'. "Opnieuw verliezen de dieren het van de economie", aldus Koffeman.

Woordvoerder Peters van de SP-fractie zei dat wanneer de nieuw in te voeren Wet dieren wordt vergeleken met de bestaande wet- en regelgeving, het nieuwe kader op het gebied van dierenwelzijn volledig negatief uitvalt. Senator Peters betitelde de term 'intrinsieke waarde van het dier' er een zonder wezenlijke inhoud. Ook worden er volgens hem geen juridische consequenties aan verbonden. Hij merkte op dat een verbodsbepaling uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren over dopinggebruik bij wedstrijddieren niet in de nieuwe wet is opgenomen. "Is zelfregulering soms een panacee voor de ruitersport gebleken?", vroeg de SP-senator. Peters citeerde de Coalitie van 23 Dierenwelzijnsorganisaties Nederland (CDON) die stelt dat "Een beschaafde natie een zelfstandige dierenbeschermingswet behoort te hebben die effectief beschermt tegen louter commerciële exploitatie, willekeur, onverschilligheid en agressie van mensen; zeker in ons land met een zo hoge dierdichtheid."

Intrinsieke waarde

Namens GroenLinks hekelde het senator Böhler het gebrek aan kwaliteit van de wet. Zij verwees naar de behandeling in de Tweede Kamer in oktober 2009, toen meer dan zestig amendementen en moties werden ingediend. Uiteindelijk zijn veertig amendementen in stemming gebracht plus nog eens vijftien moties. "Zo veel wijzigingen leiden niet tot kwalitatief goede wetgeving", aldus Böhler. De senator van GroenLinks vond het wel positief dat de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren expliciet in het wetsvoorstel is vastgelegd. Maar de vraag is wat de dieren hiermee opschieten, zei Böhler. Staatssecretaris Bleker antwoordde dat hij bij elke algemene maatregel van bestuur de intrinsieke waarde van dieren als uitgangspunt zal hanteren.
---