Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Belgie
betreffende de verlenging van de crisismaatregelen en de uitvoering van
het interprofessioneel akkoord
Nieuwigheden statuut arbeider-bediende
Het Parlement heeft op 7 april 2011 de wet tot wijziging van de wet van
1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en
uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van
het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van
interprofessioneel akkoord ingevoerd. Dit brengt volgende belangrijke
veranderingen met zich mee.
* De economische werkloosheid
* Opzeggingstermijnen
De economische werkloosheid
Tijdelijke werkloosheid voor werklieden
De nieuwe wet wijzigt eveneens de wet van 3 juli 1978 wat betreft
de tijdelijke werkloosheid voor werklieden. Zo verplicht de wet vanaf
1 januari 2012 om in geval van schorsing van de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst voor werklieden omwille van technische stoornis,
slecht weder of economische oorzaken, aan de werkman die getroffen
wordt door één van deze vormen van schorsing, een supplement bovenop
de werkloosheidsuitkeringen te betalen van minstens 2 euro per dag
waarop hij niet heeft gewerkt. De betaling van dit supplement zal in
principe ten laste zijn van de werkgever.
Economische werkloosheid voor bedienden
Bovendien voert de nieuwe wet, vanaf 1 januari 2012, in de wet van 3
juli 1978 een regeling van economische werkloosheid voor bedienden in.
De werkgever die in moeilijkheden is, overeenkomstig de in de wet
vermelde voorwaarden en die gebonden is door een collectieve
arbeidsovereenkomst of een ondernemingsplan, kan vanaf de bovenvermelde
datum overgaan tot dergelijke regeling van economische werkloosheid
voor bedienden, d.w.z. een volledige schorsing van de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst of een regeling van gedeeltelijke arbeid.
De kennisgeving van de regeling van volledige schorsing van de
uitvoering van de arbeidsovereenkomst of van de regeling van
gedeeltelijke arbeid moet ten minste zeven dagen op voorhand gebeuren.
De regeling van volledige schorsing van de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst of de regeling van gedeeltelijke arbeid kan worden
ingevoerd voor de periodes voorzien in de collectieve
arbeidsovereenkomst of het ondernemingsplan en dit voor maximaal
respectievelijk zestien of zesentwintig kalenderweken per kalenderjaar.
De bedienden kunnen niet in een regeling van schorsing van de
uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden geplaatst zolang zij nog
inhaalrust hebben openstaan voor overschrijdingen in verhouding tot de
normale arbeidsduurgrenzen, prestaties op een zon-of feestdagen.Â
Bovendien verplicht de nieuwe wet om aan de bediende in economische
werkloosheid een supplement bovenop de werkloosheidsuitkeringen te
betalen per dag waarop hij niet heeft gewerkt.
De betaling van dit supplement zal in principe ten laste zijn van de
werkgever en hun bedrag zal als volgt worden vastgelegd.
* hetzij het supplement is voorzien door een collectieve
arbeidsovereenkomst :
+ indien de werkgever eveneens werklieden tewerkstelt, moet het
bedrag minstens gelijkwaardig zijn aan deze voorzien voor de
werklieden van de onderneming (dit supplement âwerkliedenâ kan
zelf niet minder zijn dan 2 euro);
+ indien de werkgever geen werklieden tewerkstelt, zal het
bedrag van het supplement te betalen aan de bedienden minstens
gelijkwaardig moeten zijn aan deze die eventueel is vastgelegd
voor de werklieden in een sectorale collectieve
arbeidsovereenkomst gesloten in het paritair comité waaronder
de werkgever zou ressorteren indien hij zodanige werklieden
zou tewerkstellen (dit supplement âwerkliedenâ kan zelf niet
minder zijn dan 2 euro).
Bij gebrek aan dergelijk sectorale collectieve arbeidsovereenkomst
voorzien voor de werklieden, zal het bedrag van het supplement voorzien
voor de bedienden minstens gelijkwaardig zijn aan het wettelijk
minimumbedrag van 2 euro voorzien voor de werklieden.
* hetzij het supplement is voorzien door een ondernemingsplan :
+ indien de werkgever eveneens werklieden tewerkstelt, dient het
bedrag minstens gelijkwaardig te zijn aan deze voorzien voor
de werklieden van de onderneming, maar mag ook niet minder
zijn dan vijf euro;
+ indien de werkgever geen werklieden tewerkstelt, zal het
bedrag van het supplement te betalen aan de bedienden minstens
gelijkwaardig moeten zijn aan deze die eventueel is vastgelegd
voor de werklieden in een sectorale collectieve
arbeidsovereenkomst gesloten in het paritair comité waaronder
de werkgever zou ressorteren indien hij zodanige werklieden
zou tewerkstellen.
Niettemin en opnieuw kan dit bedrag niet minder zijn dan vijf euro.
Bij gebrek aan dergelijk sectorale collectieve arbeidsovereenkomst
voorzien voor de werklieden, zal het supplement voorzien door het
ondernemingsplan minstens vijf euro moeten zijn.
In het geval waar het bedrag van het supplement is voorzien door een
ondernemingsplan, kan de Commissie Ondernemingsplannen, op vraag van de
werkgever, afwijken van de minimale grens van vijf euro. Evenwel kan de
beslissing van bovengenoemde Commissie Ondernemingsplannen niet
voorzien in een bedrag dat minder bedraagt dan 2 euro per dag waarop
niet wordt gewerkt.
Tenslotte, heeft de bediende gedurende de periodes van volledige
schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of van de regeling van
gedeeltelijke arbeid het recht de overeenkomst zonder opzegging te
beëindigen.
Opzeggingstermijnen
1ste hypothese â De beëindiging betreft een arbeidsovereenkomst
waarvan de uitvoering begint voor 1 januari 2012
In dit geval gelden als regels betreffende de beëindiging de regels
van de algemene regeling, zoals tot op heden toegepast op de werklieden
en de bedienden.
Vanaf 1 januari 2012 wordt er evenwel een nieuwigheid ingevoerd met
betrekking tot de ontslagen werklieden. Ze zullen recht hebben op een
ontslaguitkering betaald door de R.V.A., met als bedrag :
* 1.250 ⬠wanneer de anciënniteit van de ontslagen werkman in de
onderneming minder is dan 5 jaar;
* 2.500 ⬠wanneer de anciënniteit van de ontslagen werkman in de
onderneming van 5 jaar tot minder dan 10 jaar is;
* 3.750 ⬠wanneer de anciënniteit van de ontslagen werkman in de
onderneming 10 jaar of meer is.
2de hypothese â De beëindiging betreft een arbeidsovereenkomst waarvan
de uitvoering begint vanaf 1 januari 2012
In dit geval gelden als regels betreffende de beëindiging in beginsel
de regels van de bijzondere regeling die van toepassing is vanaf 1
januari 2012.
Opzeggingstermijnen in geval van ontslagÂ
De ontslagen werknemer is een werkman
De sociale partners wensten dat de door de bijzondere regeling
voorgeschreven opzeggingstermijnen bepaald worden door de
opzeggingstermijnen die momenteel door de CAO nr. 75 worden
voorgeschreven, te vermenigvuldigen met een coëfficiënt 1,15 . De
nieuwe verhoogde opzeggingstermijnen zijn derhalve de volgende :
Anciënniteit in de onderneming
Opzeggingstermijn (in dagen)
minder dan 6 maanden
28
6 maanden tot minder dan 5 jaar
40
5 jaar tot minder dan 10 jaar
48
10 jaar tot minder dan 15 jaar
64
15 jaar tot minder dan 20 jaar
97
20 jaar en meer
129
Â
Deze nieuwe opzeggingstermijnen gelden niet in geval van toepassing van
een op sectoraal niveau vastgestelde afwijkende opzeggingstermijn,
hetzij door een koninklijk besluit genomen krachtens artikel 61, * 1,
van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hetzij
door een collectieve arbeidsovereenkomst of een collectief akkoord.
Deze afwijkende termijnen blijven dus voorlopig behouden. De wet voert
evenwel een mechanisme in waarbij de sectoren uitgenodigd worden om de
opportuniteit te onderzoeken om deze afwijkende termijnen in dezelfde
mate aan te passen als de nieuwe opzeggingstermijnen.
De ontslagen werkman zal eveneens recht hebben op een ontslaguitkering
betaald door de R.V.A., voor een enig bedrag van 1.250 â¬.
De ontslagen werknemer is een bediende
Zijn brutojaarloon overschrijdt 30.535 ⬠niet (bedrag op 1 januari 2011)
Â
Er werd geen enkele wijziging doorgevoerd.
De opzeggingstermijn bedraagt 3 maanden per begonnen periode van 5
jaar. Het betreft de termijnen van de algemene regeling zoals tot op
heden toegepast op de betrokken bedienden.
Zijn brutojaarloon overschrijdt 30.535 ⬠, maar niet 61.071 ⬠(bedragen op
1 januari 2011)
Â
De sociale partners wensten de toepassing van een
convergentiecoëfficiënt (0,97%) op de opzeggingstermijnen vastgesteld
door de bijzondere regeling. De toepassing van deze coëfficiënt heeft
tot gevolg gehad dat de opzeggingstermijnen van de betrokken bedienden
in dagen moeten worden uitgedrukt. Deze nieuwe opzeggingstermijnen zijn
vast. De betrokken bedienden kunnen dus niet, zoals in het verleden,
met de werkgever de duur van deze termijn ten vroegste op het ogenblik
waarop het ontslag is gegeven, overeenkomen. A fortiori verdwijnt
eveneens de macht van de rechter om de duur van de opzeggingstermijn in
geval van afwezigheid van een akkoord tussen de partijen te bepalen.
Dit betekent dus het einde van het gebruik van de âformulesâ.
De nieuwe opzeggingstermijnen zijn de volgende :
Anciënniteit in de onderneming
Opzeggingstermijn (in dagen)
minder dan 3 jaar
91
3 jaar maar minder dan 4 jaar
120
4 jaar maar minder dan 5 jaar
150
5 jaar maar minder dan 6 jaar
182
6 jaar en meer
30 dagen per begonnen jaar anciënniteit
Â
Zijn brutojaarloon overschrijdt 61.071 ⬠(bedrag op 1 januari 2011)
Â
De opzeggingstermijnen kunnen worden vastgelegd bij overeenkomst
gesloten ten laatste op het ogenblik van de indiensttreding. Ze mogen
in geen enkel geval lager zijn dan de termijnen die van toepassing
zijn op de bediende wiens brutojaarloon 30.535 niet overschrijdt. Bij
ontstentenis van een overeenkomst gelden de termijnen die van
toepassing zijn op de bediende wiens brutojaarloon ⬠30.535
overschrijdt maar niet ⬠61.071.
Opzeggingstermijnen in geval van ontslag door de werknemer
De werknemer die ontslag neemt is een werkman
Er werd geen enkele wijziging doorgevoerd.
De opzeggingstermijnen zijn de volgende.
Anciënniteit in de onderneming
Opzeggingstermijn (in dagen)
minder dan 20 jaar
14
20 jaar en meer
28
Â
De werknemer die ontslag neemt is een bediende
Zijn brutojaarloon overschrijdt 30.535 ⬠niet (bedrag op 1 januari 2011)
Â
Er werd geen enkele wijziging doorgevoerd.
De opzeggingstermijn bedraagt 1,5 maanden wanneer de anciënniteit van
de bediende in de onderneming minder is dan 5 jaar en 3 maanden wanneer
deze anciënniteit minstens 5 jaar is. Het betreft de termijnen van de
algemene regeling zoals tot op heden toegepast op de betrokken
bedienden.
Zijn brutojaarloon overschrijdt 30.535 ⬠, maar niet 61.071 ⬠(bedragen op
1 januari 2011)
Â
De nieuwe opzeggingstermijnen zijn de volgende :
Anciënniteit in de onderneming
Opzeggingstermijn (in dagen)
minder dan 5 jaar
45
5 jaar maar minder dan 10 jaar
90
10 jaar en meer
135
Â
Zijn brutojaarloon overschrijdt 61.071 ⬠(bedrag op 1 januari 2011)
Â
De nieuwe opzeggingstermijnen zijn de volgende :
Anciënniteit in de onderneming
Opzeggingstermijn (in dagen)
minder dan 5 jaar
45
5 jaar maar minder dan 10 jaar
90
10 jaar maar minder dan 15 jaar
135
15 jaar en meer
180
Â
Verworven anciënniteit in de hoedanigheid van uitzendkracht
Â
De wet bevat een nieuwigheid die erin bestaat om, mits bepaalde
voorwaarden en grenzen, de verworven anciënniteit mee te tellen van de
uitzendkracht die vervolgens loontrekkende van de gebruikende
onderneming is geworden.
Om de anciënniteit te berekenen in geval van ontslag door de werkgever
die voorheen gebruiker was, moet men de door de werkman of de bediende
in de hoedanigheid van uitzendkracht verworven anciënniteit in
overweging nemen ten belope van maximum een jaar.
Dit betreft de werklieden en de bedienden verbonden door een
arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering aanvangt vanaf 1 januari
2012.
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -