Nederlandse Zorgautoriteit legt uitspraak rechter naast zich neer


UTRECHT, 20110411 -- De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft op 8 april 2011 haar nieuwe Beslissing op Bezwaar, zoals haar door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) per uitspraak van 2 augustus 2010 was opgedragen, bekend gemaakt. De NZa stelt het vermelden van de diagnose op de rekening van psychiaters en psychotherapeuten weer verplicht, ook bij zelfbetalende patiënten. De NZa bevestigt bovendien opnieuw de verplichting om diagnostische gegevens per gepseudonimiseerde DBC-registratie bij het DBC Informatiesysteem (DIS) aan te leveren.

Dit betekent dat de NZa haar oorspronkelijke regelgeving, ondanks de uitspraak van het CBb, volledig in stand laat. De NZa lijkt hiermee de uitspraak van het CBb te negeren. 

Het CBb overwoog in haar beslissing van 2 augustus 2010 immers als volgt:

"…2.4.4.3 Tegenover deze belangen [bedoeld: belangen die zijn gediend bij de beschikbaarheid voor zorgverzekeraars van diagnose-informatie, K.M.] staat dat het verstrekken aan zorgverzekeraars van diagnose-informatie over individuele patiënten inbreuk maakt op de medische privacy van deze patiënten. Appellanten hebben uitvoerig toegelicht welke bezwaren vanuit het perspectief van de patiënt, de behandeling en het beroepsgeheim van de behandelaar zijn verbonden aan het doorgeven van dergelijke informatie aan derden die niet bij de behandeling zijn betrokken. Naar het oordeel van het College zijn deze bezwaren zwaarwegend. Het gaat om diagnoses die de kern van het privé-leven van de betrokken persoon raken, zodat informatie hierover zeer privacygevoelig is. Daar komt bij dat, zoals appellanten hebben betoogd, vertrouwelijkheid en geheimhouding bij de behandeling van psychische klachten van groot belang zijn. Het kunnen waarborgen daarvan is dan ook voor appellanten – ongeacht de door verweerster opgeworpen vraag of alleen door patiënten een beroep op artikel 8 EVRM kan worden gedaan – uit hoofde van het deugdelijk kunnen uitoefenen van hun beroepspraktijk, een zelfstandig bij de tariefbeschikking in aanmerking te nemen belang. …"  


Speciaal ten aanzien van zelf betalende patiënten overwoog het CBb als volgt:

"2.4.4.6 … Het College overweegt voorts dat bij patiënten die de behandeling zelf betalen er geen belang is van zorgverzekeraars bij vermelding van diagnose-informatie op de declaratie. Welk ander belang bij deze categorie patiënten is gediend bij vermelding van diagnose-informatie op de declaratie, indien de patiënt daar zelf geen prijs op stelt, heeft verweerster niet duidelijk kunnen maken. Anderzijds zijn aan deze vermelding voor deze patiënten wel nadelen verbonden, onder meer vanwege het risico dat de informatie – in deze gevallen mede in de vorm van een lekenbeschrijving – buiten hun wil onder ogen van derden komt".


Het CBb kwam tot de volgende beslissing:

“4. .. Het College …

- vernietigt het besluit van verweerster van 7 augustus 2008;

- draagt verweerster op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

- treft de voorlopige voorziening dat voor appellanten, voor zover zij handelen als vrij gevestigde psychiater of psychotherapeut, de uit de tariefbeschikking van 20 december 2007 voortvloeiende verplichting om de in artikel 6.6 en 6.7 van de Regeling Declaratiebepalingen DBC-GGZ bedoelde diagnose-informatie en lekenomschrijving op declaraties te vermelden en aan zorgverzekeraars en cliënten te verstrekken, wordt geschorst tot zes weken na het nemen van een nieuw besluit op bezwaar; …”

(alle cursiveringen van mij, K.M.)

 

Uit de overwegingen en de beslissing van de rechter wordt duidelijk dat het CBb het belang van de medische privacy van patiënten en het waarborgen daarvan door behandelaars zwaar laat wegen. Zodanig zwaar dat het CBb de verplichting tot diagnosevermelding op de rekening bij wijze van voorlopige voorziening heeft geschorst.


De NZa heeft zich in haar nieuwe Beslissing beperkt tot toelichting op haar bestaande regelgeving maar heeft deze verder ongewijzigd gelaten. De medische privacy van de patiënt blijft dus ondergeschikt aan andere belangen. De NZa lijkt hierdoor niet voldaan te hebben aan de opdracht van het CBb een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.


De voorlopige voorziening van het CBb eindigt zes weken na de Beslissing van de NZa. Vanaf dat moment kan de NZa opnieuw met handhavingmaatregelen (waaronder dwangsommen en ambtelijke boetes) optreden tegen psychiaters en psychotherapeuten die haar regelgeving zouden overtreden. Dit terwijl het CBb een hiertoe strekkende beschikking van de NZa had vernietigd.


De NZa lijkt, onder verantwoordelijkheid van de minister van volksgezondheid, de rechterlijke uitspraak van het CBb (substantieel) te negeren. Dit is onaanvaardbaar. Bij geschillen tussen burgers en overheid dient ook de overheid zich in het rechterlijk oordeel te voegen.


In december 2010 heeft de Tweede Kamer het amendement Leijten-van der Veen aangenomen. Dit staat de minister toe besluiten van de NZa te vernietigen. De Tweede Kamer kan de minister daartoe oproepen.

Het is te hopen dat de Tweede Kamer haar verantwoordelijkheid zal nemen.

Kaspar Mengelberg www.devrijepsych.nl





DeVrijePsych