Rijksvoorlichtingsdienst
Leers: Verwestering wordt onderdeel van afweging voor terugkeer Afghaanse meisjes
Onder bepaalde omstandigheden kan van meisjes met een verwesterde levensstijl niet worden gevraagd terug te keren naar hun land van herkomst Afghanistan. Het gaat om die meisjes die individueel aannemelijk maken dat door een samenstel van factoren, terugkeer naar Afghanistan een onevenredige psychosociale druk ontstaat.
Dat schrijft minister Leers voor Immigratie en Asiel vandaag in een brief aan de Tweede Kamer, waarin hij reageert op het ambtsbericht dat 29 maart jl. over de situatie van verwesterde meisjes verscheen.
Nieuw ambtsbericht
Begin dit jaar, nog voor de uitspraak van de Rechtbank in 's Hertogenbosch, heeft minister Leers het ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd hem via een ambtsbericht te informeren over de situatie van schoolgaande kinderen, in het bijzonder meisjes, in Afghanistan. Dit omdat hem daarover tegenstrijdige berichten bereikten en hij zelfstandig een objectieve beleidsafweging wilde maken.
In dit nieuwe thematisch ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken komen elementen voor die nieuw zijn ten opzichte van eerdere ambtsberichten. In het bericht wordt uitgebreid ingegaan op de risico's die meisjes met een westerse levensstijl in Afghanistan in het dagelijkse school- en maatschappelijk leven lopen.
Minister Leers stelt vast dat die bevindingen niet betekenen dat terugkeer in strijd is met artikel 3 EVRM; dat zij te vrezen hebben voor een onmenselijke behandeling. Van meisjes die een westerse levensstijl hebben aangenomen, kan worden gevraagd zich bij terugkeer aan de Afghaanse samenleving aan te passen, om problemen te voorkomen.
Klemmende reden van humanitaire aard
Maar onder bepaalde omstandigheden kan volgens Leers om klemmende redenen van humanitaire aard van verwesterde meisjes niet worden verlangd om terug te keren naar Afghanistan (artikel 29, eerste lid, onder c). Er moet dan sprake zijn van een bijzonder samenstel van factoren, die bij terugkeer een onevenredige psychosociale druk oplevert.
Bepalend zijn hierbij onder meer de leeftijd van het meisje in relatie tot de duur van het verblijf in Nederland. Hij gaat daarbij uit van een leeftijd van minimaal tien jaar en een verblijfsduur van minimaal acht jaar. Andere omstandigheden die zullen meewegen of er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard, zijn bijvoorbeeld medische omstandigheden en de samenstelling van het gezin.
Het zal steeds gaan om een individuele beoordeling en de aanvrager zal de combinatie van omstandigheden (waaronder verwestering) zelf aannemelijk moeten maken. Bij de beoordeling zal zwaar meewegen of de duur van het verblijf niet primair te wijten is aan het voeren van procedures, die enkel gericht zijn op het bemoeilijken van de terugkeer.
Volgens minister Leers zal dit beleid ten aanzien van verwestering van Afghaanse meisjes in de toekomst steeds minder voorkomen als de plannen voor de snellere procedures, minder vervolgaanvragen en effectieve terugkeer, met prioriteit voor gezinnen met kinderen, wordt uitgevoerd.
Na kennisname van het ambtsbericht van 29 maart jl. heeft de minister besloten zaken aan te houden waarin verwestering van Afghaanse meisjes een rol speelt. Behandeling daarvan gaat hij nu weer ter hand nemen.
De minister heeft het gezin Hbrahimgel vandaag geïnformeerd dat aan hen een verblijfsvergunning zal worden verleend. In hun zaak is naar het oordeel van de minister in het licht van het nieuwe ambtsbericht sprake van het genoemde samenstel van factoren. Gezien de publiciteit en de bijzondere aandacht die de Tweede Kamer voor deze zaak heeft gehad, was het volgens Leers van belang hierover direct duidelijkheid te verschaffen.