Rijksoverheid
Strengere eisen aan beschermingsbewindvoerders, curatoren en mentoren
Persbericht | 08-04-2011
Het kabinet wil dat beschermingsbewindvoerders, curatoren en mentoren
aan wettelijke kwaliteitseisen voldoen om voor benoeming in aanmerking
te komen.
Dit staat in een wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven van
Veiligheid en Justitie waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
Jaarlijks worden circa 2.000 ondercuratelestellingen, 20.000
onderbewindstellingen en 5.000 mentoraten verzocht. De snelst stijgende
groep wordt gevormd door mensen met problematische schulden.
Beschermingsbewind kan ook voor deze groep mensen van nut zijn.
Aanleiding voor de regeling vormen misstanden bij
beschermingsbewindvoerders. Door kwaliteitseisen wil het kabinet
problemen zoveel mogelijk voorkomen. Er wordt scherper gelet op de
bedrijfseconomische gang van zaken bij bewindvoerders, mentoren en
curatoren. Een externe accountant moet ieder jaar verklaren dat aan de
kwaliteitseisen wordt voldaan. Voor alle vertegenwoordigers geldt dat
de kantonrechter zich bij benoeming een oordeel vormt over hun
geschiktheid. Met het oog daarop worden de regels over
onverenigbaarheid van functies uitgebreid. Een WSNP-bewindvoerder (Wet
schuldsanering natuurlijke personen) komt in principe niet in
aanmerking voor benoeming als beschermingsbewindvoerder omdat hij
vooral de belangen van schuldeisers behartigt.
Ook worden personen uit de nabije omgeving meer in staat gesteld actief
betrokken te zijn door een verzoek tot instelling of opheffing van
curatele, bewind en mentorschap te doen, en tot ontslag van de curator,
bewindvoerder of mentor. Vanuit de gedachte dat een
beschermingsmaatregel `passend' moet zijn, voorziet het wetsvoorstel in
periodieke evaluatie van een ingestelde maatregel. Verder komt er een
regeling voor de beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan
de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het
advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de
Tweede Kamer.