Rijksoverheid


7 april 2011

Financieel Reglement van de EU: stand van zaken

Geachte Voorzitter, Naar aanleiding van mijn toezeggingen tijdens het AO van 5 oktober 2010 bericht ik u over de stand van zaken bij de onderhandelingen over het Financieel Reglement (FR) van de EU. Ook heb ik vernomen dat de Vaste Commissie voor de Rijksuitgaven voornemens is om op 11 april 2011 een werkbezoek af te leggen aan Brussel in het kader van verantwoording van EU subsidies. Met deze brief informeer ik u graag over recente ontwikkelingen, temeer daar de eerste lezing van de Raad afronding nadert. Nadat op 7 februari 2011 de behandeling van start ging, is op 28 maart jongstleden in het ambtelijk Begrotingscomité een concept compromisvoorstel gepresenteerd door het Voorzitterschap, en behandeld. Op 12 april wordt reeds het definitieve voorstel van het voorzitterschap in het Begrotingscomité geagendeerd, gevolgd door (snelle) behandeling daarvan in COREPER. Op grond van een mandaat van COREPER is het Voorzitterschap van plan om de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) in te gaan (eerste lezing). Het betreft hier volwaardige medebeslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement dat naar verluidt in juli plenaire behandeling voorziet. Er is momenteel geen precieze inschatting te maken over het verloop en de tijdsduur van dit proces. Nederland heeft de afgelopen maanden consistent dezelfde positie uitgedragen. Daarbij zijn in het bijzonder de aandachtspunten in uw brief van 7 oktober naar voren gebracht. Tolerable Risk of Error (TRE) In het oorspronkelijke Commissievoorstel werd voorzien in de introductie van het concept "Tolerable Risk of Error" (TRE) in het Financieel Reglement. Dit voorstel zag op het vaststellen van een acceptabele foutenmarge, gedifferentieerd per begrotingsonderdeel en berekend op basis van een kosten-batenanalyse van controles (lidstaten zouden dan gegevens hiervoor aanleveren). Deze op EU niveau vastgestelde TRE zou vervolgens bij de dechargeprocedure van de EU begroting betrokken worden. Tijdens de ambtelijke onderh andelingen bleek dat bijna alle lidstaten, inclusief Nederland, bezwaren hadden tegen het TRE-voorstel. Inmiddels heeft de Commissie het voorstel aangepast. Tegen dit gewijzigde voorstel bestaat minder weerstand onder de lidstaten. Zo is de vaststelling van een TRE niet meer gerelateerd aan de jaarlijkse dechargeprocedure. Daarmee is zeker gesteld dat de
2% norm van de Europese Rekenkamer, ten behoeve van de goedkeurende verklaring, niet wordt aangetast. Veel lidstaten gaan ervan uit dat de competenties van de Commissie zich beperken tot het monitoren van foutenniveaus. Momenteel lijkt er in de Raad sprake van een (minimale) blokkerende minderheid (inclusief Nederland) die deze afgezwakte toepassing van TRE nog altijd onwenselijk vindt. Ik ben van plan om het Nederlandse standpunt te continueren, alsmede te pleiten tegen onnodige administratieve lasten die mogelijk uit het TRE voorstel zouden voortvloeien. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat het krachtenveld op dit punt nog kan wijzigen.

Nationale "Management Declaration of Assurance" In het oorspronkelijke Commissievoorstel werd voorzien in een verplichte jaarlijkse "Management Declaration of Assurance" (MDA) voor alle lidstaten (niet openbaar). Nederland heeft zich de afgelopen jaren, mede ondersteund door uw Kamer, hard gemaakt voor een goede nationale verantwoording van EU fondsen. De aanvankelijk voorgestelde MDA leek in veel opzichten op de Nederlandse Nationale Verklaring. Het zou de verantwoording over de rechtmatigheid van deze bestedingen expliciet neerleggen bij de lidstaten (en de Management Autoriteiten daarbinnen), waar het immers ook hoort te liggen. Dit is geheel in lijn met de nieuwe bepalingen dienaangaande in het Verdrag van Lissabon. Tijdens de onderhandelingen bleek het draagvlak in de Raad voor de voorgestelde MDA zeer klein te zijn. Uiteindelijk is het voorstel gewijzigd in een "statement" van operationele nationale instanties over het functioneren van de systemen, in plaats van ook over de rechtmatigheid. Een onafhankelijke auditor geeft wel een oordeel over de rechtmatigheid (waarbij aangetekend zij dat de tekst op dit punt nog onduidelijk is). Hoewel de verplichtingen die zouden voortvloeien uit dit aangepaste voorstel (mits in deze vorm gehandhaafd) nog altijd een verbetering constitueren ten opzichte van de huidige "Annual Summaries" ligt daarmee het ambitieniveau lager dan aanvankelijk. Voor vele lidstaten is echter ook de huidige tekst een brug te ver. Gelet op het belang van dit onderwerp voor Nederland en uw opstelling hierin, ben ik van plan om bij deze onderhandelingen een politiek punt te maken over de noodzaak om de nationale verantwoording over EU fondsen te verbeteren. Daarnaast heeft Nederland, met steun van een drietal gelijkgezinde lidstaten, tekstvoorstellen ingediend voor het openbaar maken van deze verklaringen, ongeacht welke vorm deze verklaringen dan ook uiteindelijk zouden krijgen. Het verhogen van de transparantie is mijns inziens een belang rijke stap op weg naar verbetering van het beheer van EU fondsen en werkt disciplinerend. Financiële instrumenten De Commissie heeft met voorstellen voor het Financieel Reglement een kader willen scheppen voor een groter gebruik van (innovatieve) financiële instrumenten via de EU-begroting, zoals leningen, garanties en projectobligaties. Financiering vanuit de EU-begroting via dergelijke financiële instrumenten vindt momenteel op beperkte schaal plaats. Met enkele andere lidstaten pleit Nederland ervoor duidelijke randvoorwaarden op te nemen in het Financieel Reglement voor het gebruik van financiële instrumenten. Zo dienen de maximale risico's die met het instrument kunnen worden gelopen volledig te worden begroot en mag het instrument niet leiden tot markverstoring. Voor het opnemen van dergelijke randvoorwaarden lijkt breed draagvlak in de Raad.

Samenvattend is op onderdelen van financieel beheer enige vooruitgang geboekt maar dreigt voor met name de Management Declaration of Assurance het Nederlandse ambitieniveau niet te worden gehaald.

De Minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager