Rijksoverheid


7 april 2011

Antwoorden op de vragen van de leden Eijsink (PvdA) en Jasper van Dijk (SP) over het bericht `Spijkers naar rechter om `psychiatrisering'' in Binnenlands Bestuur d.d. 4 maart 2011.

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de leden Eijsink (PvdA) en Jasper van Dijk (SP) over het bericht `Spijkers naar rechter om `psychiatrisering'' in het Binnenlands Bestuur d.d. 4 maart 2011, ingezonden op 11 maart 2011, met kenmerk 2011Z04993.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Drs. J.S.J. Hillen

Vragen van de leden Eijsink (PvdA) en Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Defensie over het bericht `Spijkers naar rechter om `psychiatrisering'' (ingezonden 11 maart 2011 met kenmerk 2011Z04993)


1 Bent u bekend met het artikel `Spijkers naar rechter om `psychiatrisering''? 1) 2 Is het waar dat in een rapport van Achmea Arbo, de arbodienst van Defensie, onder meer staat dat hoogleraar psychiatrie Van Tilbrug in 1989 zou hebben vastgesteld dat Spijkers lijdt aan een syndroom met `depressive en angstige kenmerken, onder andere gebaseerd op persoonlijkheidsstoornis'? Is het tevens waar dat psychiater Van Tilburg verklaard heeft dat in het onderliggende rapport precies het tegenovergestelde werd gesteld, namelijk dat de `diagnose persoonlijkheidsstoornis niet gerechtvaardigd' was? Wat is uw reactie op dit bericht? Hoe verklaart u deze gang van zaken? 3 Is het waar dat in een in 1991 door Defensie ingebracht `Résumé ten behoeve van Bezwaarzitting' aan psychiater Van der Post de uitspraak wordt toegeschreven dat Spijkers mogelijk geneigd is tot een `paranoïde kleuring van gebeurtenissen'? Is het tevens waar dat Van der Post heeft verklaard `Nergens verwijst mijn rapport naar die mogelijkheid'? 4 Kunt u aangeven wat tot op heden de gevolgen zijn voor Spijkers van deze kennelijk onjuist binnen de Defensieorganisatie vastgestelde diagnose? Bent u bereid om deze gevolgen te herstellen en hiermee zorg te dragen voor de volledige rehabilitatie van Spijkers? 5 Deelt u de mening dat gezien de gevolgen voor Spijkers het tot tweemaal toe in onderliggende rapporten onjuist weergeven van de werkelijkheid, niet zonder consequenties kan blijven voor degenen die deze fouten hebben gemaakt? Indien ja, bent u bereid na te gaan wie die verantwoordelijken zijn?

De opmerkingen in het genoemde artikel hebben betrekking op documenten van de toenmalige Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst (RBB) van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze dienst verzorgde de medische begeleiding van ambtenaren van onder meer Defensie. Een van de genoemde documenten van de RBB is een informatieoverzicht met aantekeningen van de betrokken bedrijfsarts. Dit informatieoverzicht heeft de bedrijfsarts destijds ter beschikking gesteld aan de bezwaarschriftencommissie van de RBB, bestaande uit drie bedrijfsartsen, die het in 1991 door de heer Spijkers aanhangig gemaakte bezwaar behandelde. Dit bezwaar was gericht tegen het oordeel van de betrokken bedrijfsarts dat vermoedelijk sprake was van langdurige dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid. Naar aanleiding van de terbeschikkingstelling van het informatieoverzicht aan de commissie heeft de heer Spijkers een klacht ingediend bij het Medisch Tuchtcollege. De klacht hield ondermeer in dat de bedr ijfsarts met het informatieoverzicht verkeerde inlichtingen aan de commissie had verstrekt over de bevindingen van de betrokken psychiaters (prof. dr. Van Tilburg en dr. Van der Post). Het handelen van de betrokken bedrijfsarts is in 1994 uiteindelijk getoetst door de hoogste instantie in de gezondheidszorg, het Centraal Medisch Tuchtcollege. Hierbij is overwogen dat de bedrijfsarts de bevindingen van de psychiaters en zijn eigen conclusies in het informatieoverzicht exacter had moeten weergeven. Dit werd echter niet zodanig verwijtbaar geacht dat hierop een maatregel tegen de bedrijfsarts zou moeten volgen. De commissie wist immers dat het in het informatieoverzicht ging om persoonlijke aantekeningen van de bedrijfsarts en moest beslissen op grond van alle beschikbare informatie, waaronder dus ook de rapporten van de betrokken psychiaters. In rechtspositioneel opzicht heeft het informatieoverzicht geen gevolgen gehad voor de heer Spijkers. De commissie die bij de RBB het bezwaar van de heer Spijkers behandelde, heeft geoordeeld dat de heer Spijkers weliswaar arbeidsongeschikt was, maar tevens dat die arbeidsongeschiktheid van tijdelijke aard was. Het ontslag van de heer Spijkers per 1 oktober 1993 was dan ook niet op grond van arbeidsongeschiktheid, maar op grond van de vaststelling dat sprake was van verstoorde arbeidsverhoudingen waardoor geen sprake meer kon zijn van een vruchtbare samenwerking tussen Defensie en de heer Spijkers. Het ontslagbesluit, de gronden waarop het berust en de daarbij behorende uitkeringsregeling zijn door de Centrale Raad van Beroep getoetst. In zijn uitspraak van 1997 heeft de Raad overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat ten aanzien van de heer Spijkers sprake is geweest van psychiatrisering. Bij de overwegingen is de uitspraak van het Centraal Medisch Tuchtcollege uit 1994 betrokken en is acht geslagen op het op verzoek van de heer Spijkers opgestelde rapport van het Geneva Initiative on Psychiatry. De Raad heeft op 23 december 2010 het verzoek om herziening op dit punt afgewezen omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. In mijn beantwoording van vragen van de leden Eijsink en Jasper van Dijk van 14 februari jl. (Handelingen TK 2010-2011, Aanhangsel nr.1759) ben ik ingegaan op andere aspecten van deze uitspraak van de Raad.