Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties
Onrendabele top sociale huurwoningen sterk gestegen 07 april 2011 10:09
Dit blijkt uit het onlangs door de minister van BZK naar de Tweede
Kamer gestuurde onderzoeksrapport 'Onrendabele nieuwbouw; Investeringen
in de sociale huursector' (download) naar de Tweede Kamer. In dit
onderzoek, uitgevoerd door het RIGO, is in beeld gebracht hoe de
stichtingskosten van en onrendabele investeringen in sociale
huurwoningen zich ontwikkelen. Aanleiding voor het onderzoek, dat in
gezamenlijke opdracht van het ministerie en Stadgenoot is uitgevoerd,
was een discussie tussen woningcorporatie Stadgenoot en het ministerie
over de hoogte van de onrendabele top en de mate waarin deze verder
toeneemt.
De onrendabele top is het verschil tussen de totale investeringskosten
van de sociale huurwoning en de geraamde bedrijfswaarde ervan. Uit het
onderzoek blijkt dat de onrendabele top eind jaren negentig nog beperkt
was, maar vooral in de afgelopen paar jaren sterk is gestegen, namelijk
van gemiddeld EUR 45.700 in 2007 tot EUR 60.700 in 2009. Die stijging
heeft primair te maken met stichtingskosten die zowel autonoom zijn
toegenomen als door hogere eisen die aan de grootte en (bouw)kwaliteit
van de woningen en aan stedenbouwkundige plannen worden gesteld. Aan de
andere kant zijn huurinkomsten van de corporatiewoningen begrensd door
huurprijsregulering en zijn de exploitatielasten van veel corporaties
toegenomen. Daardoor is de bedrijfswaarde niet meegestegen met de
stichtingskosten. In het RIGO-onderzoek wordt, op basis van
verwachtingen van de corporaties zelf, voor de jaren 2010-2014 een
stijging geraamd van gemiddeld EUR 71.300 naar EUR 83.800 per op te
leveren woning.
Het onderzoek laat zien dat de onrendabele top in 2008 en 2009 buiten
de Randstad hoger is dan daarbinnen. Dit verschil hangt grotendeels
samen met eigen keuzen van corporaties in kwaliteit, huurstelling en
bedrijfsvoering.
Corporaties kunnen keuzen maken in het ontwikkeltraject om de
stichtingskosten te verlagen. Het RIGO-onderzoek wijst onder meer op
besparing die een beter afgestemde productie kan opleveren via
ketensamenwerking of ketenintegratie.
Uit het onderzoek komt naar voren dat kostenbeheersing bij veel
corporaties meer aandacht heeft gekregen en dat de sterke toename van
de onderhouds- en bedrijfslasten afvlakt. Het huurbeleid moet niettemin
ook op langere termijn een zodanige ruimte bieden dat de structurele
ontwikkeling van bedrijfswaarde en stichtingskosten met elkaar in de
pas lopen.