Gerechtelijke organisatie

Geen recht op uitkering bij zwangerschapsverlof zelfstandige

Den Haag, 1 april 2011 - De staat was niet verplicht om een regeling te treffen die vrouwelijke zelfstandigen die tussen 2004 en 2008 zwanger waren, een recht gaf op een uitkering wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof.

Achtergrond
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) gaf zelfstandig werkende en meewerkende vrouwen via een publiekrechtelijke verplichte verzekering een recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. Per 1 augustus 2004 is die wet afgeschaft. Vanaf die datum waren vrouwelijke zelfstandigen voor een inkomensvervangende uitkering bij zwangerschap en bevalling aangewezen op particuliere verzekeraars. Die particuliere verzekeraars hanteerden meestal een wachttijd van twee jaar tussen de ingangsdatum van de verzekering en de datum van de bevalling.
Op 4 juni 2008 is de Wet Zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen in werking getreden. Door deze wet krijgen zelfstandigen een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. Maar vrouwen die vóór 4 juni 2008 zijn bevallen hebben op grond van die wet geen recht op een uitkering.
Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann en een aantal vrouwelijke zelfstandigen die tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 door zwangerschap of bevalling niet hebben kunnen werken, zijn een procedure begonnen tegen de staat. Volgens hen heeft de staat onrechtmatig gehandeld door met ingang van 1 augustus 2004 een einde te maken aan de publiekrechtelijke regeling die vrouwelijke zelfstandigen aanspraak gaf op een uitkering in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof. Zij beroepen zich daartoe op het VN-Vrouwenverdrag en op de Europese Zelfstandigenrichtlijn.

De procedure bij rechtbank en het hof
De rechtbank in Den Haag heeft op 25 juli 2007 (LJN BB0334) beslist dat de staat niet onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens de rechtbank was de staat niet verplicht om door middel van een publiekrechtelijke voorziening zorg te dragen voor uitkeringen wegens zwangerschap en bevalling van vrouwelijke zelfstandigen.

Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann en de vrouwen zijn in hoger beroep gegaan bij het hof in Den Haag. Op 21 juli 2009 (niet gepubliceerd) kwam het hof tot eenzelfde beslissing als de rechtbank. Volgens het hof schrijft het VN-Vrouwenverdrag uit 1979 (waarin staat dat de verdragstaten, waaronder Nederland, passende maatregelen moeten nemen om verlof wegens bevalling in te voeren met behoud van loon) niet voor hoe de duur en de vorm van het verlof er uit moet zien en wat de hoogte van de uitkering zou moeten zijn. Het Vrouwenverdrag geeft daarom geen rechtstreekse basis aan burgers om aanspraak te maken op een bepaalde uitkering wegens zwangerschap of bevalling. Ook de Europese Zelfstandigenrichtlijn (waarin staat dat de lidstaten moeten onderzoeken of vrouwelijke zelfstandigen tijdens zwangerschapsverlof in aanmerking kunnen komen voor een uitkering) verplicht de staat niet om een publiekrechtelijk stelsel in te voeren dat vrouwelijke zelfstandigen recht geeft op een uitkering.

De procedure bij de Hoge Raad
Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann en de vrouwen (advocaat in cassatie mr. G.R. den Dekker in Den Haag en behandelend advocaat mr. J. Brandt in Den Haag) hebben cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Zij zijn het niet eens met de uitspraak van het hof. De staat heeft bepleit dat het cassatieberoep moet worden verworpen. De advocaten van de staat zijn mr. J.W.H. van Wijk en mr. G. Snijders in Den Haag.

Op 28 januari 2011 heeft advocaat-generaal mr. F.F. Langemeijer in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad is het met het hof eens. De staat was niet verplicht om een regeling te treffen die vrouwelijke zelfstandigen die tussen 2004 en 2008 zwanger waren, een recht gaf op een uitkering wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof.

Deze vrouwelijke zelfstandigen kunnen niet met een beroep op het Vrouwenverdrag aanspraak maken op een bepaalde uitkering wegens zwangerschap of bevalling en de Zelfstandigenrichtlijn verplicht de staat niet om een publiekrechtelijk stelsel in te voeren dat deze vrouwen recht geeft op zoân uitkering.

Gevolgen van de uitspraak
De uitspraak van het hof in Den Haag van 21 juli 2009 is definitief.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 1 april 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Op vrijdag 1 april 2011 is persraadsheer mr. Willem van Schendel van 10.30 tot 12.00 uur via onderstaand telefoonnummer bereikbaar voor het geven van toelichting.

Den Haag, 1 april 2011
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
Tel. 070-3611262

LJ Nummer

BP3044

Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 1 april 2011 Naar boven