Federale regering Belgie


Vrouwen verdienen per uur gemiddeld 10% minder dan mannen

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België

Brussel, 1st april 2011 - Zoals elk jaar in maart, stelt het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de cijfers voor over de loonkloof tussen vrouwen en mannen in België.
Gemiddeld verdient een vrouwelijke werknemer per uur 10% minder dan een mannelijke werknemer. Op jaarbasis loopt dat verschil op tot 23%. Ten opzichte van het voorgaande jaar vertonen de loonkloofcijfers een licht dalende trend.

In de loop van de maand maart hebben verschillende vakbonden actie gevoerd rond de loonkloof. "De loonkloof tussen vrouwen en mannen blijft een feit. De cijfers voor 2011 tonen dit opnieuw aan," aldus Michel Pasteel, directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. "De loonkloof houdt de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen mee in stand".

Nochtans is België in Europa een goede leerling Naar aanleiding van het Belgisch Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 werd een rapport samengesteld over de loonkloof in de verschillende Europese Lidstaten. In vergelijking met de andere Lidstaten is België een vrij goede leerling. De loonkloof berekend op basis van bruto-uurlonen ligt in de meeste Lidstaten een stuk hoger en loopt in Estland zelfs op tot 27% . Voor de loonkloof berekend op jaarbasis bevindt België zich in de middenmoot. In Nederland loopt deze loonkloofindicator op tot 45%. Er zijn landen die het beter doen dan België. Per uur verdienen vrouwen in Italië slechts 4% minder dan mannen, en in Roemenië blijft de loonkloof voor jaarlonen onder de 9%.

Een aantal factoren werkt de relatief goede plaats van België in het rijtje in de hand. Het feit dat België een sterk collectieve loonvorming kent, speelt een belangrijke rol. Hoe meer lonen individueel onderhandeld worden, hoe meer ongelijkheid er ontstaat. Heel wat Belgische vrouwen zijn hoog opgeleid. Bovendien bestaan er vrij goede combinatiemogelijkheden tussen werk en privéleven. Daar staat tegenover dat vrij veel vrouwen deeltijds werken in België. Tijdens het Belgische Voorzitterschap en onder impuls van Mevrouw Joëlle Milquet, Vice-eerste minister en minister van werk en gelijke kansen, engageerden de Lidstaten zich ertoe om de strijd tegen de loonkloof te intensifiëren en te komen tot een geïntegreerde aanpak.

Hoe de loonkloof verder wegwerken?

Naast een breed beleid om de arbeidsmarktpositie van vrouwen te versterken, moet wat er nog overblijft van discriminatie gericht worden aangepakt. In 2008 maakten de sociale partners duidelijke afspraken om de gelijke beloning tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers te realiseren (CAO 25ter). Transparante beloningssystemen, gebaseerd op genderneutrale beloningscriteria, werden hierbij vooropgesteld. Paritaire comités die hun functieclassificaties nog niet hadden onderzocht op genderneutraliteit, werden daartoe verplicht. De collectieve arbeidsovereenkomst 25ter werd algemeen bindend verklaard.

Inmiddels werden verschillende functieclassificatiesystemen vernieuwd. Dit neemt niet weg dat in een aantal sectoren de loonkloof erg hoog blijft. In de luchtvaartsector loopt de loonkloof op tot 35%, in de gas- en elektriciteitssector tot 30%.
enkele cijfers:
Algemeen:

· De loonkloof is aanzienlijk groter in de privésector dan in de publieke sector. Vrouwelijke bedienden verdienen per uur gemiddeld 25% minder dan mannelijke bedienden. Bij arbeiders bedraagt het verschil 17%. Op jaarbasis bedraagt de loonkloof in de privésector 36%, zowel voor arbeiders als voor bedienden.

· Bij vastbenoemde ambtenaren bedraagt de loonkloof op basis van brutojaarlonen 10%. Berekend per uur, verdwijnt het loonverschil. Bij contractuele ambtenaren is het verschil groter: op jaarbasis bedraagt de loonkloof 17%, per uur 5%.

· In de afgelopen jaren stelden we enkel voor 2006 een duidelijke daling in de loonkloof vast. Die daling was waarschijnlijk een gevolg van de stijging van het minimumloon in dat jaar. Doordat er in verhouding meer vrouwen werken in de lagere looncategorieën, komt een algemene maatregel zoals het optrekken van het minimumloon, in verhouding meer vrouwen ten goede. Op die manier heeft dat een positief effect op de loonkloof.

· De loonkloof wordt in feite vergroot door de extralegale voordelen. Vrouwen maken minder kans op dergelijke voordelen, en indien ze extralegale voordelen ontvangen, betreft het kleinere bedragen. 13% van de mannen en 10% van de vrouwen ontvangen van de werkgever een extra aanvullend pensioen. De bedragen die uitbetaald worden aan mannen liggen hier gemiddeld 44% hoger dan die voor vrouwen. Ongeveer evenveel vrouwen als mannen ontvangen een terugbetaling van het woon-werkverkeer. Voor mannen liggen de uitgekeerde bedragen gemiddeld echter 29% hoger. De kloof in aandelenopties bedraagt 44%. Bovendien maken mannen meer dan twee keer zoveel kans op deze vorm van extra betaling.

· Op basis van hun aandeel bij de werknemers, hadden alle vrouwen samen 8,367 miljard euro meer moeten verdienen in 2008. Op basis van hun aandeel in de betaalde werkdagen - dus rekening houdend met het feit dat vrouwen vaker deeltijds werken - 3,598 miljard euro.
· Van de vrouwen die voltijds werken, verdient één op vier minder dan
2.000 euro bruto per maand. Bij mannen is dit slechts voor één op tien het geval.

Factoren die de ongelijkheid in de hand werken:
· Per uur verdient een deeltijds werkende vrouw in de industrie en marktdiensten gemiddeld 21% minder dan een voltijds werkende man, 11% minder dan een voltijds werkende vrouw en 7% minder dan een deeltijds werkende man.

· 43,6% van de vrouwelijke en 8,3% van de mannelijke werknemers werkt deeltijds. Slechts 10,8% van de vrouwelijke en 9,7% van de mannelijke deeltijds werkende loontrekkenden wenst geen voltijdse betrekking.
· De loonkloof neemt toe met de leeftijd en bedraagt 22% bij de 55-plussers en 15% bij de 45 tot 54-jarigen.

· De loonkloof bedraagt 20% bij hoogopgeleide loontrekkenden.
· In alle sectoren en paritaire comités is de loonkloof ofwel stabiel gebleven, ofwel licht gedaald (met 1 procentpunt).
· Bij de beroepscategorieën is de loonkloof het grootste bij directeurs en beheerders, namelijk 34%. Slechts 22% van deze beroepscategorie is vrouw.

· Bij ongehuwde koppels met kinderen is 79% van de vrouwen aan het werk en 85% van de mannen. Bij gehuwde koppels met kinderen werkt slechts 59% van de vrouwen en 72% van de mannen.
· De loonkloof is klein voor vrijgezellen zonder kinderen (1%), gemiddeld voor alleenstaanden met kinderen (8%) en hoog voor koppels (met of zonder kinderen) (15%).

· Vrouwen met een niet-EU-nationaliteit hebben nog niet half zoveel kans op werk als mannen uit die categorie. Allochtone vrouwen hebben slechts half zoveel kans op werk als Belgische vrouwen of vrouwen uit de andere EU-landen. De genderkloof wordt dus aanzienlijk vergroot door de `etnische kloof'.

· De gemiddelde bruto-uurlonen zijn het laagste voor werknemers uit de Maghreblanden en de rest van Afrika. Bovendien verdienen deze vrouwen respectievelijk 14% en 12% minder dan mannen in die categorieën.

· 48% van het loonverschil kan worden verklaard op basis van gekende factoren; 52% kan niet worden verklaard.

· Van het verklaarde deel kan 54 % worden toegeschreven aan de positie van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt: het beroep verklaart 12% van de verklaarde loonkloof, en de sector 8%.

De loonkloofcijfers zijn het resultaat van een nauwe samenwerking tussen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie en het Federaal Planbureau.

De loonverschillen tussen vrouwen en mannen worden berekend op basis van de Enquête naar de Structuur en de Verdeling van de Lonen, aangevuld met RSZ-gegevens. De berekeningen gebeuren volgens de officiële Europese indicatoren. Voor het rapport 2011 werden de gegevens van het enquêtejaar 2008 gebruikt.
De samenvatting van de data kan worden gedownload via: www.igvm-iefh.belgium.be.

Contact:
Voor meer info kunt u terecht bij:
Ø Hildegard Van Hove (genderstatistieken)
e-mail: hildegard.vanhove@igvm.belgie.be
Tel: 02/233 41 71

Ø Elodie Debrumetz (Communicatieverantwoordelijke) E-mail: elodie.debrumetz@iefh.belgique.be
Tel: 02/233 49 47
GSM: 04 97 23 67 67

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen Ernest Blerotstraat 1
1070 Brussel
Fax: 02/233 40 32
Website: www.iefh-igvm.belgium.be