Wageningen Universiteit en Researchcentrum
31 mrt 2011
Nummer: P014
Met de ambitie om de smaak en geur van de exotische, maar inmiddels
ingeburgerde Japanse oester aantrekkelijker te maken voor consumenten,
start prof.dr. Joop Luten een onderzoekslijn aan Wageningen University,
onderdeel van Wageningen UR. Dat meldt hij in zijn inaugurele rede op
31 maart bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar
Seafood. Maar ook concentreert hij zich op kweekvis waarvan de
hoeveelheid essentiële nutriënten zoals seleen op duurzame wijze is
te reguleren.
De Japanse oester (Crassostrea gigas), in Zeeland creuse genoemd, heeft
zich na de introductie begin jaren zestig uitgebreid tot de gehele
Vlaamse en Nederlandse kust. Voor gecontroleerde en duurzame
exploitatie kunnen kweekfaciliteiten op het land fungeren, maar dan zou
de geur en smaak aantrekkelijk moeten zijn. Die smaak wordt medebepaald
door het voedsel van de oester. Onverzadigde vetzuren spelen daarin een
belangrijke rol. Door deze vetzuren in een geschikte vorm en
hoeveelheid, via bijvoorbeeld specifieke algen, aan de oesters te
voeren kunnen mogelijk verschillende geur- en smaakprofielen gemaakt
worden.
Om dit te bereiken richt prof. Luten zich op onderzoek van de vluchtige
verbindingen die bij de consumptie van Japanse oesters vrijkomen. Deze
aromaâs moeten eerst door getrainde geurspecialisten worden omschreven.
Ook de platte oester (Ostrea edulis) wordt zo geanalyseerd. Deze oester
is volgens kenners een exclusiever product en heeft daarom een veel
hogere marktwaarde dan de Japanse oester.
Om de vluchtige geurstoffen die in zeer geringe hoeveelheden voorkomen
te concentreren ontwikkelt de onderzoeksgroep geavanceerde technieken.
Naar verwachting zullen er zo tientallen vluchtige verbindingen
worden gedetecteerd in verschillende concentraties en intensiteit,
waarbij telkens andere aromaomschrijvingen horen.
In de eerste fase van het onderzoek gaat het er vooral om verschillen
in geur en smaak tussen de twee soorten oesters betrouwbaar vast te
stellen. Op basis van deze resultaten worden experimenten opgezet om
het voedingspatroon van de Japanse oester in kweek op te helderen. Deze
proeven moeten ook inzicht geven in de voedingsduur en de beste
voermethode voor oesters. Algen vormen mogelijk een te kostbare
voedingsbron voor oesters zodat de zoektocht naar alternatieven, zoals
vetzuren in microcapsules of emulsies, voor de hand ligt. Mogelijk zijn
zo ook op natuurlijk wijze aminozuren toe te voegen die de smaak
positief beïnvloeden.
Dit moet resulteren in oesters met verschillende geur- en
smaakprofielen, gekweekt op land met de nieuwe voedermanier, die onder
consumenten worden getest. Op die manier wordt inzicht verkregen welke
Japanse oesters het meest aanspreken.
Vis op maat
Seleen is een essentieel nutriënt voor mens en dier en een belangrijk
anti-oxidant dat mogelijk ook anti-carcinogeen is. Daarom richt prof.
Joop Luten zijn onderzoek ook op manieren om het gehalte seleen in
kweekvis te verhogen. Dat onderzoek kan voorts de basis vormen om ook
andere essentiële nutriënten zoals jodium en vitamine D in kweekvis
bij vissoorten als zalm, forel en tong te verhogen. Deze nutriënten
zijn in het algemeen in geringere hoeveelheden aanwezig in kweekvis in
vergelijking met vis van de wilde vangst.
Seleen biedt een prima perspectief. In onderzoek onder leiding van Joop
Luten met de vissoort meerval bij IMARES kon het gehalte aan seleen in
een kweekperiode van zes weken met een factor vijf verhoogd worden.
Door meerval twee weken voor de slacht een geschikt voer toe te dienen,
slaagden onderzoekers erin een seleenverrijking met een factor drie te
bereiken. Het op deze manier verrijkte product kan een goede bijdrage
leveren aan de benodigde inname van seleen vanuit de voeding. De
aanbevolen dagelijkse hoeveelheid is 55 microgram per dag. Ook is er
geconstateerd dat de beschikbaarheid van seleen uit vis verschillend
kan zijn.
In het onderzoek gaat de aandacht ook uit naar de vorm waarin de vis
het seleen het best uit voer opneemt en hoe de opname en bioactiviteit
bij de mens is. Verder zal ook worden nagegaan of producten minder
snel oxideren, immers seleen is een anti-oxidant. Op die manier gaan
mogelijk nutritionele eigenschappen hand in hand met technologisch
verbeteringen.
Het onderzoek zal vanuit de leerstoel Seafood van Wageningen University
ondergebracht bij de leerstoelgroep Productontwerpen en
kwaliteitskunde gecoördineerd worden in samenwerking met een aantal
Europese onderzoekspartners. Ook ander leerstoelgroepen van Wageningen
UR zullen participeren. De buitengewone leerstoel van prof. Joop Luten
wordt gefinancierd door IMARES, onderdeel van Wageningen UR.
Joop Luten (Utrecht, 1948) promoveerde aan de Universiteit Utrecht. Hij
werkt bij zowel IMARES als Norwegian Institute of Food, Fisheries and
Aquaculture Research (Nofima) in Tromsø, de grootste food research
organisatie in Noorwegen. Hij bekleedde vooral posities als hoofd van
onderzoeksafdelingen op gebied van kwaliteit en technologie,
aquacultuur, nutriënten en contaminanten. Luten was R&D-coördinator
van het EU-project SEAFOODplus dat een budget had van 25 miljoen euro
en zeventig partners telde. Joop Luten is editor van zeven
wetenschappelijke boeken en (mede)auteur van ruim honderd publicaties.