Rijksoverheid
1
Besluit van (datum), houdende wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en enige
andere besluiten in verband met de aanwijzing van nationale beoordelingsmethoden voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en enige andere onderwerpen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, (kenmerk en datum), mede
namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op:
- Richtlijn 2009/127/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot
wijziging van Richtlijn 2006/42/EG met betrekking tot machines voor de toepassing van pesticiden (PbEU, L 310),
- Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot
vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden
(PbEU, L 309),
- Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad de Europese Unie van 21 oktober 2009
betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen
79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU, L 309),
- de artikelen 28, derde lid, 73, vierde lid, 75 en 80 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
- de artikelen 1, 3 tot en met 10 en 32b van de Warenwet,
- de artikelen 6.2 en 6.6 van de Waterwet,
- de artikelen 8.40 en 10.32 van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ..., nr. ...);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van ... , nr. ...,
uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, onderdeel e, wordt na "het vaststellen" ingevoegd: of ambtshalve wijzigen.
B
Na artikel 8 worden in hoofdstuk 4, paragraaf 1, de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 8a Beoordelingsmethoden
1. Het college hanteert in het kader van de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 36,
eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009, slechts de in de artikelen 8b tot en met 8g en de in bijlage 1 bedoelde
beoordelingsmethoden, voor zover een Europees richtsnoer dat is vastgesteld volgens de procedure, bedoeld in
artikel 77 van die verordening, geen beoordelingsmethode over hetzelfde onderwerp bevat.
2
2. Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie doet mededeling in de Staatscourant van de
vaststelling of wijziging van een in een Europees richtsnoer opgenomen beoordelingsmethode als bedoeld in het
eerste lid.
Artikel 8b Blootstelling als gevolg van professioneel gebruik
1. Het college schat de kwantitatieve blootstelling aan het gewasbeschermingsmiddel, bedoeld in PM (thans bijlage III,
deel A, punt 7.2.1.1. bij richtlijn 91/414/EEG) zonder rekening te houden met het effect van persoonlijke
beschermingsmaatregelen en met gebruikmaking van de volgende modellen voor blootstellingssituaties:
a. voor het mengen en vullen van apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen met een:
1º. niet-vast gewasbeschermingsmiddel bij tractortoepassingen: model EUROPOEM I, bedoeld in bijlage 1
onder 2;
2º. niet-vast middel bij handmatige toepassing: model EUROPOEM I, bedoeld in bijlage 1 onder 2, voor
huidblootstelling en NL model, bedoeld in bijlage 1 onder 5 en 6, voor inhalatoire blootstelling;
3º. poedervormig middel: NL-model bedoeld in bijlage 1 onder 5 en 6;
4º. granulaatvormig middel: NL-model, bedoeld in bijlage 1 onder 5 en 6, rekening houdend met de
poederfractie in het middel;
b. voor het toepassen van het gewasbeschermingsmiddel:
1º. buiten opwaarts of neerwaarts met grote spuitapparatuur; model EUROPOEM I, bedoeld in bijlage 1
onder 2;
2º. buiten neerwaarts met handapparatuur: model UK POEM, bedoeld in bijlage 1 onder 20;
3º. buiten opwaarts met handapparatuur: de 90-percentiel waarde volgens het Duitse
blootstellingsmodel, bedoeld in bijlage 1 onder 7;
4º. binnen met handapparatuur: NL-kasmodel, bedoeld in bijlage 1 onder 8;
c. voor degenen die werkzaamheden uitvoeren in ruimten die behandeld zijn met
gewasbeschermingsmiddelen of werkzaamheden uitvoeren met of aan gewassen die behandeld zijn met
middelen: model EUROPOEM II, bedoeld in bijlage 1 onder 3, voor dermale blootstelling;
d. voor degenen die werkzaamheden uitvoeren in ruimten die behandeld zijn met middelen of in ruimten
werkzaamheden uitvoeren met of aan gewassen die behandeld zijn met middelen: NL model voor
inhalatoire blootstelling, bedoeld in bijlage 1 onder nummers 6 tot en met 8.
2. Het college gaat bij de beoordeling van de voorgestelde beschermende kleding en apparatuur volgens de uniforme
beginselen PM (thans bijlage VI, deel I, onderdeel B, punt 2.4.1.3. bij richtlijn 91/414/EEG) uit van beschermingsfactoren
voor deze kleding en apparatuur volgens de tabel, bedoeld in bijlage 2.
Artikel 8c Blootstelling als gevolg van niet-professioneel gebruik
3
Het college schat de kwantitatieve blootstelling aan het gewasbeschermingsmiddel voor de toepasser van een middel
bestemd voor niet-professioneel gebruik, bedoeld in PM (thans bijlage III, deel A, punt 7.2.1.1 bij richtlijn 91/414/EEG)
zonder rekening te houden met het effect van persoonlijke beschermingsmaatregelen. Het college gebruikt voor de
inschatting van de blootstelling een van de methoden, bedoeld in artikel 8b.
Artikel 8d Omstander beroepshalve aanwezig
Het college schat de kwantitatieve blootstelling aan het gewasbeschermingsmiddel voor de omstander, bedoeld in PM
(thans bijlage III, deel A, punt 7.2.1.1 bij richtlijn 91/414/EEG) zonder rekening te houden met het effect van persoonlijke
beschermingsmaatregelen. Het college gebruikt voor de inschatting van de blootstelling het model EUROPOEM II,
bedoeld in bijlage 1 onder 4.
Artikel 8e Uitspoeling
Het college komt bij de toepassing van het uniforme beginsel, bedoeld in PM (thans bijlage VI, deel I, onderdeel C, punt
2.5.1.2, bij richtlijn 91/414/EEG) tot het oordeel dat een gewasbeschermingsmiddel geen onaanvaardbaar effect op het
milieu heeft als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) 1107/2009 indien bij de toepassing van
dit beginsel wordt aangetoond dat:
a. de concentratie van een werkzame stof, een relevant reactieproduct of een relevant afbraakproduct in het
grondwater gelijk is aan of lager is dan 0,1 ìg/liter bij toepassing van één van de volgende methoden van
beoordelen van het gewasbeschermingsmiddel:
1º. een berekening met het model PEARL voor het FOCUS Kremsmünster scenario, bedoeld in bijlage 1
onder nummer 23.
2º. een berekening met het model GeoPEARL, bedoeld in bijlage 1 onder nummer 23.
3º. een toetsing aan metingen van concentraties in het bovenste grondwater,
4º. een berekening voor de verzadigde zone, bepaald volgens een rekenvoorschrift waarbij wordt
uitgegaan van een afbraaksnelheid volgens de eerste orde kinetiek na 4 jaren op 10 meter diepte,
5º. een toetsing aan metingen van concentraties in het diepere grondwater op minimaal 10 meter
beneden het maaiveld, of
b. bij het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel in een grondwaterbeschermingsgebied de maximaal toelaatbare
concentratie van een werkzame stof, een relevant reactieproduct of een relevant afbraakproduct van 0,01 ìg/liter
gebaseerd op een berekening of toetsing als bedoeld in onderdeel a, onder 1 tot en met 3 niet wordt overschreden,
tenzij met nadere gegevens aan de hand van een berekening of toetsing als bedoeld in onderdeel a, onder 3, 4 of 5,
wordt aangetoond dat in grondwaterbeschermingsgebieden de waarde van 0,1 ìg/liter niet wordt overschreden.
Artikel 8f Driftcijfers
Bij de risicobeoordeling voor waterorganismen, vogels, zoogdieren, niet-doelwitarthropoden, niet-doelwitplanten of
oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater, hanteert het college specifieke driftcijfers. Het college
stelt deze cijfers vast en maakt hun bekend op zijn website.
4
Artikel 8g Beoordeling risico drinkwater
Het college beoordeelt bij de toepassing van het uniforme beginsel als bedoeld in PM (thans bijlage VI, deel I, onderdeel
C, punt 2.5.1.3, bij richtlijn 91/414/EEG) of een gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de waarden, bedoeld in Richtlijn
98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water,
(PbEG 1998, L 330) aan de hand van de beoordelingsmethoden, bedoeld in bijlage 1 onder 25 en 26.
C
Na artikel 25 worden in hoofdstuk 5, paragraaf 3, twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 25a Bijhouden van registers van gewasbeschermingsmiddelen
Bij regeling van Onze Minister kunnen ter uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 67 van verordening (EG)
1107/2009, regels of nadere regels worden gesteld met betrekking tot de registratie van de productie, de invoer, de
uitvoer, het op de markt brengen, de opslag of het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen.
Artikel 25b Informatieverstrekking niet-professioneel gebruik
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ter uitvoering van artikel 73, vierde lid, van de wet.
D
In artikel 29, eerste lid, wordt "artikel 38, tweede tot en met zesde lid" vervangen door: artikel 38, tweede tot en met
vijfde lid, van de wet.
E
Aan hoofdstuk 5 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 7. Keuring van apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen
Artikel 32b Keuring van apparatuur
1. Apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen wordt uitsluitend gebruikt indien zij voldoet
aan de eisen van bijlage II bij richtlijn 2009/128/EG en daarvan blijkt door middel van een officieel
goedkeuringsbewijs.
2. Ter uitvoering van artikel 80, tweede lid, van de wet wordt medewerking gevorderd van de besturen van het
Productschap Akkerbouw en het Productschap Tuinbouw.
3. Deze medewerking bestaat uit:
a. het bij verordening stellen van regels dan wel nadere regels inzake de keuring van in gebruik zijnde
apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder regels omtrent de
keuringsfrequentie, de keuringseisen, de keuringsinstanties, het in rekening te brengen tarief voor de
keuring en voor de afgifte van het officiële keuringsbewijs, alsmede de aanwijzing van apparatuur waarop
het eerste lid niet van toepassing is, dan wel een afwijkende keuringsfrequentie van toepassing is;
b. het aanwijzen van personen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordeningen.
4. De medewerking bestaat voor het Productschap Akkerbouw tevens uit het bij verordening stellen van regels,
inhoudende dat de krachtens het derde lid gestelde regels mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van
de Wet op de bedrijfsorganisatie bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen binden, voor zover deze
personen apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen gebruiken.
5
5. De in het tweede lid genoemde productschappen kunnen tuchtrechtelijke maatregelen stellen als bedoeld in
artikel 2 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, die kunnen worden toegepast bij overtreding
van de in het derde lid bedoelde verordeningen, behoudens voor de andere natuurlijke personen en
rechtspersonen, bedoeld in het vierde lid.
F
Artikel 77, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid alsmede de aanduiding "1." voor het eerste lid vervallen.
2. De onderdelen a en b worden geletterd b en c.
3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. artikel 29, eerste lid, dat in werking treedt met ingang van 26 november 2011;
4. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:
b. artikel 29, tweede lid, dat in werking treedt met ingang van 17 oktober 2012.
G
Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Bijlage 1, behorende bij artikel 8a, eerste lid
Methoden voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
Humane toxicology
1. Drooge, H.L. van, Huijbers, R.F., Kerkman, M., Groeneveld,
C.N., Schipper, H.J. Pesticide application patterns of
contract workers in agriculture. TNO report V3680 (2001).
2. EUROPOEM I. (1996). The development, maintenance and
dissemination of a European Predictive Operator Exposure
Model (EUROPOEM) database. Draft final report,
Commissie-document 7857/VI/97.
3. EUROPOEM Re-entry: Post application exposure to
pesticides of workers in agriculture, Report of the reentry
workgroup, EUROPOEM II project, 2002; FAR3, CT96-
1406, Draft Report.
4. EUROPOEM Bystander: Bystander working group report.
EUROPOEM II project, 2002, Draft report.
5. Van Hemmen, JJ. (1992) Assessment of occupational
exposure to pesticides in agriculture. Part I General
aspects. Part II Mixing and loading. Part III Application. Sreeks
S141 1/3, Ministerie SZW, Den Haag.
6. Van Goldstein Brouwers, YGC, Marquart, J, Van Hemmen,
JJ. (1996) Assessment of occupational exposure to
pesticides in Agriculture. Part IV Protocol for the use of
generic exposure data. TNO Voeding, Rijswijk, Nederland,
TNO report V 96.120.
6
7. Lundehn, J. R., Westphal, D., Kieczka, D., Krebs, B., Löcher-
Bolz, S., & Maasfeld, W. (1992). Uniform principles for
safeguarding the health of applicators of plant protection
products (Uniform principles for operator protections);
Mitteilungen aus der Biologischen Bundesanstalt für Landund
Forstwirschaft Bundesrepubliek Deutschland, Heft no.
277, Berlin, Germany.
8. Snippe R.J., Drooge H.L. van, Schipper H.J., Pater A.J. de,
Hemmen J.J. van, (2002). Pesticide exposure assessment
for registration purposes. TNO- report V3642. (2002)
9. Schipper, H.J., Brouwer, D.H., Van Hemmen, J.J. (1996).
Exposure to pesticides during planting and potting
activities. Pilot in tomato and cyclamen crop. TNO-report
V96.134.
10. Schipper, H.J., Brouwer, D.H., Van Hemmen, J.J. (1996).
Exposure to pesticides during application and harvest
activities. Pilot in mushroomhouses. TNO-report V96.136.
11. Beelen, M.S.C., Golstein-Brouwers Y.G.C. van Hemmen J.J.
van, (1996). Exposure modelling for fruit growing in the
Netherlands. Preliminary analysis of Dutch field studies.
TNO-rapport V 96.050.
12. Schipper, H.J., Brouwer, D.H., Van Golstein-Brouwers,
Y.C.G., Van Hemmen, J.J. (1996). Boom en heesterteelt:
werkzaamheden en gebruik. TNO-rapport V96.135.
13. De Vreede, J.A.F., Van Amelsfoort, M. (1997). Exposure to
pesticides in a tree nursery using the spray boom and
spray lance. TNO-report V97.111.
14. De Vreede, J.A.F., Van Amelsfoort, M. (1997). Exposure to
pesticides during application in tree nurseries using an
airblast technique. TNO-report V97.119.
15. De Cock, J.S., Van Hemmen, J.J. (1997). Pesticides
exposure modelling for fruit growing in the Netherlands.
Usefulness of available exposure data for authorization
procedures. TNO-file R96-559.v03.
16. De Haan, M., Brouwer, D.H., Van Hemmen, J.J. (1998).
Exposure during mechanical application of a granular
pesticide. TNO-report V97.779.
17. Brouwer, et al. (1997). Determination of efficiency for
exposure redustion of protective clothing by biological
monitoring in a field study. S131-6. ISBN 90-1208-455-5.
18. RIVM CONSEXPO 4.1
19. R. Gerritsen-Ebben et al. (2007) Effective personal
protective equipment (PPE). TNO report V733.
20. UK-POEM 07. www.pesticides.gov.uk
21. L.C.H. Prud'homme de Lodder et al (2006). Assessment of
secondary exposure to lawn pesticides. RIVM SIR report
7
09709A00.
22. Duyzer, J., , van der Staay, M., Weststrate, H., Boertjes, B.,
Hollander, K. and Verhagen, H., 2004. De blootstelling van
omwonenden van kassen aan gewasbeschermingsmiddelen
via de lucht. TNO-rapport, R 2004/517: 72 pp.
Residuen
-
Milieu
23. Van der Linden, A.M.A et al (2004). The new decision tree
for the evaluation of pesticide leaching from soils., RIVM
report 601450019/2004.
24. Adriaanse, P.I. et al, (1996). Fate of pesticides in field
ditches: the TOXSWA simulation model. Alterra-rapport nr.
023
25. Adriaanse, P.I. et al (2008). Development of an assessment
methodology to evaluate agricultural use of plant
protection products for drinking water production from
surface waters - a proposal for the registration
procedure in the Netherlands. Alterra-rapport nr. 1635,
ISSN 1566-7197.
26. Ctb (2005) Tijdelijke beoordelingsmethodiek
drinkwatercriterium
H
Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Bijlage 2, behorend bij artikel 8b, tweede lid
Beschermingsfactoren van persoonlijke beschermingsmiddelen
Persoonlijke beschermingsmaatregel
Toegekende
beschermingsfactor
Halfgelaatsmasker en volgelaatsmasker met filtertype 2 10
Aangedreven volgelaatsmasker met filtertype 2 20
Aangedreven volgelaatsmasker met filtertype 3 40
Lichaamsbedekking toepasser materiaaltype CEN 3 of 4 (niet voor handen,
hoofd en nek)
10
Lichaamsbedekking werkenden in / aan gewas / behandelde ruimte (niet voor
handen, hoofd en nek)
5
8
Persoonlijke beschermingsmaatregel
Toegekende
beschermingsfactor
Handschoenen, niet-vaste middelen 10
Handschoenen, vaste middelen 20
Laarzen (chemisch resistent) 10
Gesloten spuitcabines 10
I
Het opschrift van de bijlage "BIJLAGE bij artikel 26, tweede lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en
biociden" komt te luiden:
Bijlage 3, behorende bij artikel 26, tweede lid.
ARTIKEL II
Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a, wordt na "4.113a" ingevoegd: , 4.113b.
B
Artikel 3.3 komt te luiden:
Artikel 3.3
1. Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvloeiend hemelwater dat:
a. niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening als bedoeld in artikel 2.9;
b. geen hemelwater is waarop artikel 4.11 van toepassing is.
Bij het lozen wordt ten minste voldaan aan het tweede tot en met het vierde lid.
2. Het lozen van afvloeiend hemelwater vindt slechts dan in een vuilwaterriool plaats, indien het lozen op of in de
bodem, in een openbaar hemelwaterstelsel of in een oppervlaktewaterlichaam redelijkerwijs niet mogelijk is.
3. Gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, worden slechts op half-open en gesloten
verhardingen gebruikt, indien:
a. sprake is van pleksgewijze behandeling door middel van selectieve toepassingstechnieken; en
b. de kans op neerslag voor een periode van 24 uur na het voorgenomen gebruik niet groter is dan 40%
volgens het weerbericht, bedoeld in artikel 5 van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut, voor de desbetreffende regio van het land.
4. Gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, worden niet gebruikt in of nabij
straatkolken of putten.
C
Na artikel 4.113a wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
9
§ 4.8.5b Gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen op sport- en recreatieterreinen
Artikel 4.113b
1. Bij het lozen van gewasbeschermingsmiddelen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen op een sport- of recreatieterrein in de nabijheid van een oppervlaktewaterlichaam
wordt ten minste voldaan aan het tweede tot en met het derde lid.
6. Binnen een afstand van een meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam worden
gewasbeschermingsmiddelen niet gebruikt met apparatuur die bestemd is voor het druppelsgewijs gebruiken van
gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van pleksgewijze onkruidbestrijding met een afgeschermde
spuitdop.
7. Binnen een afstand van 14 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam:
a. worden gewasbeschermingsmiddelen slechts gebruikt met mechanisch voortbewogen apparatuur, indien
deze uitsluitend is voorzien van driftarme doppen, en zodanig is ingesteld dat de spuitdoppen zich niet
hoger dan 50 cm boven de grond bevinden;
b. wordt geen gebruik gemaakt van een spuitgeweer dat is voorzien van een werveldop of dat gebruik maakt
van een werkdruk van 5 bar of hoger;
c. worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt bij een windsnelheid van meer dan 5 meter per
seconde gemeten op spuitdophoogte.
Artikel III
Het Besluit lozen buiten inrichtingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.3, onderdeel a, wordt "3.25" vervangen door: 3.26.
B
Aan artikel 3.4 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, worden slechts op half-open en gesloten
verhardingen gebruikt, indien:
a. sprake is van pleksgewijze behandeling door middel van selectieve toepassingstechnieken; en
b. de kans op neerslag voor een periode van 24 uur na het voorgenomen gebruik niet groter is dan
40% volgens het weerbericht, bedoeld in artikel 5 van de Wet op het Koninklijk Nederlands
Meteorologisch Instituut, voor de desbetreffende regio van het land.
5. Gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, worden niet gebruikt in of nabij straatkolken
of putten.
C
Na artikel 3.25 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 3.26
10
Bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder
onkruidbestrijdingsmiddelen, op of langs spoorwegen worden binnen een afstand van 14 meter vanaf de insteek van dat
oppervlaktewaterlichaam geen gewasbeschermingsmiddelen, waaronder onkruidbestrijdingsmiddelen, gebruikt:
a. met een spuitgeweer dat is voorzien van een werveldop of dat gebruik maakt van een werkdruk van 5 bar of hoger;
en
b. bij een windsnelheid van meer dan 5 meter per seconde gemeten op spuitdophoogte.
ARTIKEL IV
Artikel 15, derde lid, van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij vervalt, waarna het vierde tot en met zevende lid
wordt vernummerd tot derde tot en met zesde lid.
ARTIKEL V
Het Warenwetbesluit machines wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in alfabetische volgorde het volgende onderdeel ingevoegd:
- essentiële gezondheids- en veiligheidseisen: bepalingen betreffende het ontwerp en de bouw van machines om te
zorgen voor een hoog niveau van de veiligheid of gezondheid van de mens en, in voorkomend geval, van huisdieren
en de veiligheid van zaken en, indien van toepassing, de bescherming van het milieu, als bedoeld in bijlage I bij de
richtlijn;
- essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu: bepalingen betreffende het
ontwerp en de bouw van machines als bedoeld in afdeling 2.4 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG;.
B
In artikel 2a wordt "Onze Minister" vervangen door: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding "1." geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien op grond van de richtlijn van toepassing, draagt de fabrikant of diens gemachtigde er tevens zorg voor
dat machines zodanig zijn ontworpen, samengesteld en vervaardigd, zodanige eigenschappen hebben en van
zodanige vermeldingen zijn voorzien, dat zij geen gevaar opleveren voor het milieu, indien zij op passende wijze zijn
geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig hun bestemming of in redelijkerwijs voorzienbare
omstandigheden worden gebruikt.
D
In artikel 3a, eerste lid, onder a, en tweede lid, vervalt het zinsdeel ", bedoeld in bijlage I bij de richtlijn".
E
11
In artikel 3b, eerste lid, onder a, b en c, wordt "Bijlage" telkens vervangen door: bijlage.
F
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. "Onze Minister" wordt vervangen door: Onze Minister die het aangaat.
2. Het zinsdeel ", bedoeld in bijlage I van de richtlijn" vervalt.
G
In artikel 5, eerste lid, onder b en c, vervalt het zinsdeel ", bedoeld in bijlage I bij de richtlijn,".
H
In artikel 6a, tweede lid, wordt "Onze Minister" telkens vervangen door: Onze Minister die het aangaat.
I
In de artikelen 6h, eerste lid, en 6i, derde lid, 6j, eerste en tweede lid, 6ja, tweede lid, en 7b, vierde, vijfde en zesde lid,
wordt "Onze Minister" telkens vervangen door: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
ARTIKEL VI
De bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, Onderdeel C.26, Warenwetbesluit machines, wordt als volgt
gewijzigd:
1. Regel C-26.1.1 komt te luiden:
C-26.1.1 Art. 2, lid 1, j° art. 3, eerste lid ¤ 525,- ¤ 1050,-
2. Regel C-26.2.1 komt te luiden:
C-26.2.1 Art. 2, lid 2, j° art. 3, eerste lid ¤ 525,- ¤ 1050,-
ARTIKEL VII
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende
artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid