Gerechtshof Arnhem
Geen huurbescherming huurders van staanplaatsen op een camping
Arnhem, 29 maart 2011 - Het gerechtshof Arnhem heeft vandaag uitspraak
gedaan in een zaak tussen de bewonersvereniging Hulckesteijn en
recreatiecentrum Nieuw Hulckesteijn B.V. In deze zaak ging het om de
vraag wat de rechtspositie van huurders is, in het geval van het jaar
op jaar huren van seizoensplaatsen op een recreatiecamping. Achtergrond
van de zaak is het voornemen van recreatiecentrum Nieuw Hulckesteijn
B.V. om tot herstructurering van de camping over te gaan, in verband
waarmee de staanplaatsen van de huidige huurders zullen verdwijnen.
Het hof is van oordeel dat nu het hier gaat om de verhuur van
staanplaatsen en dus niet van standplaatsen voor een woonwagen, de
huurders niet de huurbescherming van artikel 7:233 Burgerlijk Wetboek
(huur van woonruimte) genieten. Dit omdat een staanplaats een
ongebouwde onroerende zaak is, waarvoor genoemd artikel niet geldt.
De wet biedt huurders van ongebouwde onroerende zaken geen
huurbescherming. Dat betekent dat de tussen partijen steeds voor één
jaar tot stand gekomen huurovereenkomsten eindigen door het verstrijken
van de overeengekomen duur. Dit zonder dat de huurders op een nieuwe
huurtermijn of op schadevergoeding aanspraak kunnen maken, behoudens
tussen partijen gemaakte afspraken in andere zin en behoudens de
aanvullende en beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. Van
dat laatste is volgens het hof in deze zaak geen sprake.
Het door recreatiecentrum Nieuw Hulckesteijn B.V. gebruikte reglement,
kent de huurders in het geval van herstructurering van de camping een
beperkte vergoeding toe. Volgens het hof is het reglement niet
onredelijk bezwarend voor de huurders.
LJ Nummer
BP9421
Zie het origineel
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 29 maart 2011 Naar boven