De Nederlandse Bank
Pensioenen blijven achter bij loon- en prijsstijging
Datum 24 maart 2011
In 2011 worden pensioenaanspraken en - uitkeringen gemiddeld nauwelijks
verhoogd wat betekent dat pensioenen achter blijven bij de loon- en
prijsstijging. Dat blijkt uit een jaarlijkse enquête van de
Nederlandsche Bank onder de 25 grootste pensioenfondsen.
Daarmee blijft ook de zogenoemde toeslagverlening achter bij de ambitie
van pensioenfondsen die gebaseerd is op de in het voorgaande jaar
gerealiseerde loon- en prijsstijging van circa één procent. De meeste
deelnemers en pensioengerechtigden ontvangen in 2011 geen toeslag op
hun pensioenrechten. De afdracht van pensioenpremies door werkgevers en
werknemers stijgt ondertussen in 2011 verder van 16,3 naar 16,9 procent
van de salarissom.
De reden van het achterblijven van de aanspraken en uitkeringen is
gelegen in de financiële positie van de pensioenfondsen: deze staat
toeslagverlening op dit moment niet toe. In 2010 is de gemiddelde
dekkingsgraad van 109 naar 107 procent gedaald. Dankzij gunstige
beleggingsresultaten namen de beschikbare middelen weliswaar toe, maar
de verplichtingen stegen sterker door de lage rente en de toegenomen
levensverwachting van de Nederlanders.
Ontwikkeling nominale dekkingsgraad
Uit een jaarlijkse enquête van de Nederlandsche Bank onder de 25
grootste pensioenfondsen blijkt dat pensioenaanspraken van deelnemers
en -uitkeringen van pensioengerechtigden in 2011 gemiddeld niet worden
verhoogd. In 2010 werden de pensioenrechten nog met 0,4 procent
verhoogd. Daarmee blijft in 2011 de toeslagverlening net als in 2010
achter bij de toeslagambitie, de stijging van de pensioenaanspraken en
-uitkeringen zodanig dat loon- en prijsstijgingen worden
gecompenseerd. Deze bedraagt dit jaar 1,1 procent voor deelnemers en
1,2 procent voor pensioengerechtigden. In 2010 bedroeg de ambitie nog
2,3 procent voor deelnemers en 1,7 voor pensioengerechtigden. De lagere
percentages voor 2011 weerspiegelen dat de loon- en prijsstijging in
Nederland in de afgelopen jaren is afgezwakt.
Terugkijkend over een langere periode, is te zien dat van 2003 tot en
met 2007 de waarde van gespaarde pensioenen en uitkeringen achter
gebleven is bij de toeslagambitie. In 2008 verleenden veel
pensioenfondsen inhaaltoeslagen om zo eerder opgelopen achterstanden in
te halen. In de jaren daarna is tijdens de kredietcrisis de achterstand
weer opgelopen. Op individueel niveau bestaan overigens wel verschillen
tussen de pensioenfondsen, afhankelijk van de kwaliteit van de
pensioenregeling en de financiële positie van het fonds.
Tabel - Toeslagverlening deelnemers en pensioengerechtigden
Aantal Feitelijke toeslag Toeslag-ambitie
2010 2011 2010 2011 2010 2011
Deelnemers 3.704.049 3.721.110 0,4 0,0 2,3 1,1
Pensioen-gerechtigden 1.871.769 1.923.248 0,4 0,0 1,7 1,2
Tot en met 2001 ontvingen pensioenfondsen minder premies dan zij aan
uitkeringen betaalden. Maar daarna zijn de ontvangen premies sterk
toegenomen. In 2011 stijgt het premiepercentage verder van 16,3 naar
16,9 procent van de salarissom. Het aandeel van de werkgevers in de
premie (meestal ruwweg tweederde van het totaal) neemt met 0,5
procentpunt toe tot 10,9 procent, dat van werknemers stijgt met 0,2
procentpunt tot 6,0 procent.
Downloads
o Enquête naar toeslagverlening pensioenen (PDF: 111,2 Kb)
Zie het origineel