Rechtbank Rotterdam


Persbericht uitspraken windturbineparken

Bij de rechtbank Rotterdam worden alle procedures over windturbineparken op de Noordzee behandeld. Op 31 december 2010 deed de rechtbank al uitspraak in de zaken waarin een vergunning voor twee parken was geweigerd.
Vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de zaken over 9 windturbineparken waarvoor wel een vergunning was verleend. Deze vergunningen zijn verleend aan Eneco, RWE, Bard en Dong & Scottish Southern Energy.
Tegen de vergunningverlening zijn de Havenbedrijven van de gemeenten Rotterdam en Amsterdam, enkele exploitanten van boorplatforms en het Productschap Vis in beroep gekomen.

Alle vergunningen zijn grotendeels in stand gebleven.

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft volgens de rechtbank terecht geconcludeerd dat de scheepvaartveiligheid op de Noordzee niet aan vergunningverlening in de weg staat.
En voor de olie- en gaswinning geldt dat deze, op de plekken waar de parken zijn gepland, wel moeilijker, maar niet onmogelijk wordt. Op de gronden waar de parken komen kan weliswaar niet meer worden gevist, maar de visstand op de Noordzee wordt door de parken niet aangetast. Voor sommige vissoorten (o.a. kabeljauw) zal wellicht zelfs een klein positief effect merkbaar zijn omdat ze de parken en de veiligheidszone daaromheen als toevluchtsoord gebruiken; binnen die veiligheidszone mag immers niet worden gevaren en niet worden gevist en bovendien kunnen de pijlers van de turbines als nestelplek fungeren.

Bij de beoordeling van de scheepvaartveiligheid rondom de geplande windturbineparken heeft de minister in kaart gebracht welke verkeersstromen er op die plekken zijn en theoretisch onderbouwd hoe de schepen in die verkeersstromen zich gedragen. Aan de hand daarvan is berekend welke afstanden tussen die verkeersstromen en de parken moeten worden aangehouden. De theoretische berekeningen zijn getoetst door middel van simulaties, waarbij kapiteins die op dat soort schepen varen, manoeuvres rondom de parken hebben uitgevoerd. De minister is bij zijn berekeningen uitgegaan van schepen met een lengte van 400 meter; dergelijke schepen worden op dit moment gebouwd voor het containervervoer.
De havenbedrijven van Rotterdam en Amsterdam vrezen voor de veiligheid in de toegangsvaarwegen naar hun havengebieden en de bereikbaarheid van die gebieden. De rechtbank heeft voor die vrees geen grond gevonden.

De minister heeft in de veiligheid voor het scheepvaartverkeer en de belangen van de vissers en de olie- en gaswinning, geen aanleiding hoeven vinden om de gevraagde vergunningen te weigeren.

Tegen de uitspraak van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In de beroepen tegen vergunningverlening voor nog eens drie windturbineparken moet nog uitspraak worden gedaan. Die uitspraken zullen begin mei 2011 volgen.

LJNnrs
BP8965
BP8967
BP8972

LJ Nummers

BP8955
BP8958
BP8961
BP8962
BP8963

Zie het origineel

Bron: Rechtbank Rotterdam Datum actualiteit: 24 maart 2011 Naar boven