Rijksoverheid
Onze referentie
DVB/CV-082/11
Den Haag, 22 maart 2011
Nederlandse bijdrage aan uitvoering VN Veiligheidsraad resolutie 1973
inzake Libië
In deze brief wordt u, met referte aan de kennisgevingsbrief die u vrijdag
18 maart is toegegaan, conform het Toetsingskader geïnformeerd over het besluit
van de regering om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van resolutie 1973
van de VN Veiligheidsraad inzake Libië.
Het betreft een Nederlandse bijdrage aan de NAVO-geleide operatie die tot doel
heeft het handhaven van het VN wapenembargo voor Libië (VNVR resoluties 1970
en 1973). Het achterliggende doel van de resoluties en van deze NAVO-operatie is
de bescherming van de Libische bevolking tegen aanvallen van het Qaddafi regime
door te voorkomen dat wapens het land in worden gesmokkeld. De Nederlandse
bijdrage zal bestaan uit:
- Een mijnenjager voor de duur van drie maanden;
- Een KDC-10 tankvliegtuig tot 4 april;
- Zes F-16 jachtvliegtuigen (vier operationeel en twee reserve) in een Air to
Air-rol voor de duur van drie maanden.
Zoals vermeld in het verslag van de NAVO ministeriële bijeenkomst van 18 maart
jl. zal ook de AWACS-capaciteit van de NAVO, met deelneming van Nederlandse
bemaninngsleden, worden ingezet voor deze operatie. Nederland zal ten slotte
enkele stafofficieren leveren voor de hoofdkwartieren die de operatie leiden.
In totaal zijn bij deze bijdragen ongeveer 200 Nederlandse militairen betrokken.
De NAVO-operatie zal vooralsnog een initiële looptijd van maximaal 3 maanden
hebben. Voor een verlenging van de operatie, en ook van de Nederlandse
deelneming daaraan, is een nieuw politiek besluit nodig.
Indien de NAVO besluit een bijdrage te leveren aan het handhaven van de No Fly
Zone, dan kunnen de Nederlandse F-16 jachtvliegtuigen en het KDC-10
tankvliegtuig ook daaraan een bijdrage leveren. Mogelijk gebeurt dit op zeer korte
termijn. Het parlement zal hier, indien dit aan de orde is, over worden
geïnformeerd.
De Nederlandse regering verwelkomt het feit dat de Arabische Liga zich
uitgesproken heeft voor de No Fly Zone, alsmede de steun van de Arabische Liga
en landen in de regio in algemene zin voor de uitvoering van resolutie 1973. Deze
steun werd tijdens de conferentie in Parijs door de voorzitter en de Secretaris
Generaal van de Arabische Liga bevestigd. De Nederlandse regering verwelkomt
Pagina 1 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
dit temeer daar het de betrokkenheid bij en steun van Arabische landen voor het
geheel van de internationale inspanningen ten aanzien van Libië van wezenlijk
belang acht voor het welslagen van deze inspanningen.
De bijdrage van de NAVO aan de uitvoering van het mandaat zoals de
Veiligheidsraad dat heeft vastgelegd in de resolutie 1973, beoogt uiteindelijk ook
het pad te effenen voor een politiek proces in Libië dat recht doet aan de wensen
van de Libische bevolking. Het beëindigen van de aanvallen op, respectievelijk de
bescherming van de Libische bevolking (toepassing van het beginsel van
'responsibility to protect') is op dit moment het meest acuut. Maar veiligheid voor
de Libische bevolking en stabiliteit in de regio op lange termijn is het streven.
Voor de verdere begeleiding van dit politieke proces is een taak weggelegd voor
de Verenigde Naties; de Europese Unie kan daar naar Nederlands inzicht een
belangrijke bijdrage aan leveren. Nederland zal zich hier als lid van beide
organisaties sterk voor maken. Daarnaast is het zaak dat de regio, waaronder
organisaties zoals de Arabische Liga, de 'Organisation for the Islamic Conference'
(OIC) en de Afrikaanse Unie (AU) verantwoordelijkheid nemen.
De Europese Unie vervult bovendien een rol in de uitvoering van resolutie 1973
door verdere sancties tegen het Libische leiderschap te implementeren. Daarnaast
heeft de EU toegezegd bereid te zijn militaire middelen in te zetten ter
ondersteuning van humanitaire hulp indien de VN (OCHA) daarom verzoekt, zulks
in lijn met de geldende richtlijnen en in lijn met de geldende VN-richtlijnen voor
de inzet van militaire en civiele defensiecapaciteiten. De EU werkt momenteel de
plannen hiertoe uit in nauwe samenwerking met de VN, de NAVO en andere
betrokkenen. Zodra de plannen daartoe gereed zijn en het tot een daadwerkelijke
EU-operatie komt, zal de regering de Kamer daarover informeren, evenals over
een eventueel besluit over Nederlandse deelname hieraan.
De regering acht het volkenrechtelijk mandaat voor de beoogde inzet toereikend.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Defensie,
Dr. U. Rosenthal Drs. J.S.J. Hillen
Pagina 2 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
BIJLAGE 1: Toetsingskader
Mandaat en gronden voor deelname
Op 17 maart jl. heeft de VN Veiligheidsraad ingestemd met resolutie 1973,
gebaseerd op hoofdstuk VII van het VN Handvest, die de lidstaten expliciet
machtigt om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om:
1. de burgerbevolking en de door burgers bevolkte gebieden te beschermen
die in Libië, onder meer in Benghazi, worden bedreigd (paragraaf 4);
2. naleving van het vliegverbod af te dwingen (paragraaf 8);
3. naleving van het wapenembargo af te dwingen (paragraaf 13).
Zolang het gebruik van geweld deze doelen dient, bestaat er geen twijfel over de
rechtmatigheid van het militair optreden. De in Resolutie 1973 gegeven
machtiging is voor onbeperkte tijd gegeven, en geldt daarom totdat de
Veiligheidsraad besluit tot intrekking ervan. Een bezettingsmacht op Libisch
grondgebied wordt door de resolutie echter expliciet uitgesloten.
VNVR resolutie 1973 roept de VN lidstaten op om hetzij nationaal, danwel via een
regionale organisatie of ander samenwerkingsverband uitvoering te geven aan de
resolutie. Inzet van geweld ten behoeve van de uitvoering van resolutie 1973
dient conform de in de resolutie aangegeven rapportagemethodiek aan de VN
gemeld te worden.
Op 19 maart is een Coalition of the Willing onder leiding van Frankrijk, het VK en
de VS aangevangen met de bescherming van de burgerbevolking.
De NAVO heeft besloten ook gehoor te geven aan de oproep van resolutie 1973.
Met het VN-mandaat en de politieke steun van een aantal landen uit de regio,
alsmede de mogelijke actieve deelname van een aantal Arabische landen, is
voldaan aan de voorwaarden die de NAVO heeft gesteld aan NAVO-betrokkenheid.
Een NAVO-geleide operatie met brede deelname zal de handhaving van het
wapenembargo op zich nemen. Nederland heeft aangeboden hieraan een bijdrage
te leveren.
De NAVO zal mogelijk ook een bijdrage gaan leveren aan het handhaven van de
No Fly Zone. De huidige Nederlandse luchtgebonden bijdrage zou alsdan ook
daaraan een bijdrage kunnen leveren.
Politieke aspecten
Recente ontwikkelingen
Kolonel Qaddafi is sinds de staatsgreep van 1 september 1969 onafgebroken aan
de macht geweest in Libië. Onder zijn bewind wordt het land gekenmerkt door een
sterke politiemacht en geheime dienst, met een totaal gebrek aan vrijheden en
democratie. Op 17 februari zijn duizenden jongeren in Libië de straat op gegaan
om te demonstreren tegen dit regime. De protesten komen voort uit opgekropte
woede over 40 jaar onderdrukking, werkeloosheid en hoge voedselprijzen. Een
groot aantal stammen en legereenheden verklaarden zich loyaal aan de
opstandelingen. Een deel van de opstandelingen heeft zich verenigd in de
Nationale Libische Raad die geleid wordt door oud-minister van justitie Mustafa
Abdul Jalil. Deze heeft zich kort na aanvang van de protesten aangesloten bij de
opstandelingen. De Nationale Libische Raad ziet zichzelf als het enige legitieme
regime van Libië en is als zodanig erkend door Frankrijk. De legitimiteit van de
Nationale Libische Raad is onduidelijk.
Pagina 3 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
Het regime van Qaddafi verloor effectief het gezag over Zawiyah, Misuratah in de
directe omgeving van Tripoli en de gehele olierijke oostelijke provincie Cyrenaeica
en is een grootschalige tegenaanval gestart. Met behulp van lucht-, zee en
landaanvallen en de inzet van Sub-Sahari huurlingen heeft hij de controle met
harde hand hersteld over grote delen van het land. Na zware gevechten hebben
de opstandelingen de strategische posities in Zawiyah, Ras Lanuf en Braga
verlaten. Het strijdtoneel lijkt zich nu te concentreren rond de steden Ajdabiya,
Misuratah en Benghazi. Hierbij is een onbekend aantal slachtoffers gevallen. De
actuele situatie op de grond is onduidelijk. De pers wordt slechts beperkt
toegelaten, internet is afgesloten en mobiele telefonie nauwelijks beschikbaar.
De zorgen over escalatie van het conflict zijn groot. Onder meer de Secretaris-
Generaal van de VN en Human Rights Watch hebben gezegd te vrezen voor
gruweldaden tegen de bevolking van deze steden indien Qaddafi erin slaagt deze
in te nemen.
Beoordeling ontwikkelingen
Libië kent een tribale samenleving en de steun van belangrijke spelers aan
Qaddafi enerzijds en de opstandelingen anderzijds wordt grotendeels tribaal
bepaald. Hierdoor krijgt de strijd in Libië steeds meer het karakter van een
burgeroorlog met als gevolg dat het land destabiliseert. Het is onwaarschijnlijk dat
Qaddafi de rust in Libië weet te herstellen. Zijn legitimiteit en de politieke strijd
heeft hij verloren bij aanvang van de geweldsescalatie. Nederland meent daarom
dat Qaddafi onmiddellijk moet vertrekken en dat de gewelddadigheden moeten
worden gestaakt zodat de overgang naar een stabiel overgangsregime kan worden
bewerkstelligd. Als de situatie niet verbetert dreigt het land af te glijden naar een
machtsvacuüm dat wordt gekenmerkt door wet- en rechteloosheid waarin
criminaliteit en radicalisering vruchtbare bodem vinden. De EU kan zich een
dergelijke situatie aan haar zuidgrenzen niet permitteren.
Internationale actie
In reactie op het geweld van het Libische regime heeft de Veiligheidsraad op 26
februari jl. in resolutie 1970 unaniem besloten tot sancties tegen het Libische
regime. Deze sancties zijn op 28 februari door de EU overgenomen. Als gevolg
hiervan geldt sindsdien een visumverbod, wapenembargo en tegoedenbevriezing.
De aanklager van het Internationale Strafhof in Den Haag is bij dezelfde
Veiligheidsresolutie geautoriseerd om een onderzoek te starten naar internationale
misdrijven begaan door het Libische regime sinds het begin van de
gewelddadigheden. Libië is eveneens geschorst als lid van de VN
mensenrechtenraad. De EU leiders hebben op 11 maart uitgesproken Qaddafi niet
langer als legitiem staatshoofd te beschouwen en hebben expliciet tot zijn
aftreden opgeroepen. De EU heeft op 11 maart eveneens besloten tot aanvullende
verregaande sancties tegen Libische sleutelfiguren en organisaties. De EU
onderzoekt eveneens de politieke mogelijkheden om het democratische
transitieproces, in het post Qaddafi-tijdperk, te ondersteunen.
Ondanks deze maatregelen zijn de gewelddadigheden onverminderd voortgezet.
Dit heeft geleid tot aanvullende maatregelen zoals besloten in resolutie 1973.
Humanitaire situatie
Nederland is zeer bezorgd over de humanitaire situatie in Libië. Als gevolg van het
voortdurende geweld is een exodus op gang gekomen van ruim 300.000
buitenlandse onderdanen die het land verlaten. Opvang van deze
Pagina 4 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
migrantenstroom aan de grenzen met Tunesië en Egypte vergt het uiterste van de
humanitaire organisaties ter plaatse. Onder leiding van UNHCR en IOM worden
vliegtuigen ingezet die deze (arbeids)migranten naar hun landen van herkomst
terugbrengen. Naast migranten heeft UNHCR ruim 700 vluchtelingen
geregistreerd, voornamelijk Somaliërs, Eritreërs en Ethiopiërs. Vooralsnog is het
aantal vluchtende Libiërs beperkt. Hulporganisaties kunnen niet inschatten hoe de
situatie in Libië zich gaat ontwikkelen. Duidelijk is wel dat men zich grote zorgen
maakt over potentiële migranten- en vluchtelingenstromen als het geweld in Libië
aanhoudt.
Aan de Tunesisch-Libische grens is een kamp opgezet ter opvang van gestrande
migranten (met name afkomstig uit Bangladesh en Sub Sahara Afrika). VNorganisaties,
NGOs en Tunesische en Egyptische Rode Halve Maanverenigingen
bieden voedsel, water, dekens en opvang aan. Ook is er veel lof voor de
gastvrijheid van de Tunesische bevolking, die in groten getale vrijwillig hulp biedt,
en voor de positieve samenwerking met de Tunesische autoriteiten. De situatie
aan de Egyptisch-Libische grens lijkt vooralsnog onder controle.
Humanitaire hulp en samenhang
De EU richt zich momenteel op het leveren van voortgezette humanitaire steun
t.b.v. vluchtelingen en evacués. De inzet daarbij is gericht op hulpverlening in de
regio. Zoals bekend draagt Nederland momenteel ook bij aan de Frontex-operatie
EPN Hermes Extension 2011 met een Kustwachtvliegtuig en twee grenswachten
vanuit Italië.
Nederland heeft EUR 0,5 miljoen euro bijgedragen aan de Internationale Federatie
van het Rode Kruis en EUR 1 miljoen aan UNHCR. Voorts ontvangt UNHCR in 2011
een vrijwillige bijdrage van EUR 42 miljoen van Nederland. Uit deze bijdrage
kunnen ook middelen ten behoeve van Libië worden ingezet. Tevens heeft het
noodhulpfonds van de VN (CERF) USD 5 miljoen bijgedragen ten behoeve van de
noden op de grens van Tunesië en Libië. Nederland is met EUR 40 miljoen op
jaarbasis de tweede donor van het CERF. Ook het Internationaal Comité van het
Rode Kruis (ICRC) is actief met hulpverlening in Libië. Nederland draagt op
jaarbasis EUR 25 miljoen bij aan ICRC.
De inzet van resolutie 1973 en de NAVO-bijdrage aan de uitvoering hiervan is het
beschermen van de Libische bevolking tegen aanvallen van het Qaddafi-regime.
Middels de uitvoering van deze resolutie worden de voorwaarden gecreëerd voor
een democratisch politiek proces dat recht doet aan de wensen van de Libische
burgerbevolking.
Het doel en de benodigde middelen zijn militair van aard. Een geïntegreerde
aanpak is daarmee niet aan de orde.
De NAVO is evenals de EU bereid om humanitaire steun te bieden indien hiertoe
een verzoek wordt gedaan. Een dergelijk verzoek is vooralsnog niet gedaan.
Deelnemende landen
De Coalition of the Willing onder leiding van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en
de Verenigde Staten, kent een groeiend aantal deelnemende landen, waaronder
Italië, Noorwegen, Spanje en Canada, maar ook Qatar. Tot de No Fly Zone die zij
handhaven is mede op voorspraak van de Arabische Liga besloten. Secretaris-
Generaal Amr Moussa van de Arabische Liga heeft deze steun herhaald na een
Pagina 5 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
ontmoeting met VN Secretaris-Generaal Ban Ki-moon op maandag 21 maart.
Eerder al hadden de Gulf Cooperation Council en de Organisation of the Islamic
Conference hun politieke steun uitgesproken voor een internationaal ingrijpen.
Verschillende Arabische staten hebben besloten actief bij te dragen aan de
implementatie van de Veiligheidsraadresolutie. Naast het eerdergenoemde Qatar
dat deelneemt met militaire middelen ondersteunen Jordanië en Koeweit de
militaire operatie met logistieke en humanitaire middelen. Andere landen, zoals de
Verenigde Arabische Emiraten en Saudi-Arabië, beraden zich nog op een concrete
bijdrage.
Onder de NAVO-lidstaten bestaat brede steun voor de VN resolutie 1973 en voor
NAVO-betrokkenheid bij de uitvoering daarvan. Enkele bondgenoten waaronder
Duitsland hebben aangegeven geen militaire bijdrage te zullen leveren. De NAVO
stelt in het operatieplan dat de betrokkenheid van leden van de Arabische Liga en
de Afrikaanse Unie en landen in de regio wenselijk is. Het operatieplan voor de
embargo-operatie voorziet in de mogelijkheid voor deelname van deze landen.
Een volledig overzicht van de aan de embargo-operatie deelnemende landen is op
dit moment nog niet bekend.
Militaire aspecten
Haalbaarheid
Op basis van het operatieplan is een behoefte aan militaire middelen gesteld.
Nederland heeft op basis van deze behoefte de voorgenomen maritieme en
luchtgebonden bijdragen aan de NAVO aangeboden. De voorziene bijdrage is
realiseerbaar zonder dat de operationele gereedheid op lopende operaties van de
krijgsmacht in het geding komt.
Hoewel de VNVR-resolutie ook ruimte biedt voor de inzet van eenheden op het
grondgebied van Libië, behalve door een bezettingsmacht, is in het huidige NAVOoperatieplan
geen inzet van grondgebonden eenheden voorzien. Daartoe zou in
voorkomend geval het operatieplan moeten worden aangepast en een nieuw
besluit moeten worden genomen in de NAR. De voorziene Nederlandse bijdrage
aan de handhaving van het wapenembargo sluit deelneming met militaire
middelen op Libisch grondgebied expliciet uit.
Het operatiegebied van de NAVO-operatie strekt zich uit van de grens van de
territoriale wateren van Libië tot aan het Noorden van de Middellandse Zee.
Exit strategie
Het doel van de operatie is om de invoer van wapens te stoppen. Het beschermen
van de burgerbevolking tegen aanvallen van het Qaddafi-regime ligt hieraan ten
grondslag. De strategische doelen van de operatie zijn bereikt indien:
- er sprake is van een zodanige politieke verandering dat er een einde komt
aan het geweld tegen de burgerbevolking;
- er een wijziging in de juridische basis optreedt, bijvoorbeeld ten aanzien
van resolutie 1973.
De operationele doelen van de embargo-operatie zijn het assisteren van de
internationale gemeenschap bij het tegengaan van wapensmokkel richting Libië
door monitoring van het maritieme en luchtverkeer richting Libië, het identificeren
van verdachte schepen en vliegtuigen, het volgen van de verdachte schepen en
vliegtuigen en ze zonodig aanhouden of diverteren.
Pagina 6 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
De operatie heeft een initiële looptijd van drie maanden, maar komt eerder ten
einde indien deze niet langer noodzakelijk zou zijn. Een verlenging van deze drie
maanden vergt een nieuw besluit van de NAR. In voorkomend geval zal de
regering de Nederlandse bijdrage heroverwegen en het parlement hierover
informeren.
Risico's en veiligheidssituatie
Dreiging tegen maritieme middelen
De beschikbare middelen van het regime Qaddafi, voornamelijk de maritieme
eenheden, zijn matig effectief tegen Nederlandse vaartuigen, maar op basis van
de retoriek van het regime van Qaddafi is het wel waarschijnlijk dat deze
middelen zullen worden ingezet.
Dreiging tegen luchtgebonden middelen
Het Libische regime beschikt over luchtverdedigingsmiddelen die een bedreiging
kunnen vormen voor Nederlandse vliegtuigen. Hoewel er nog geen definitieve
resultaten zijn vrijgegeven moet worden aangenomen dat door de acties in het
kader van de operatie 'Odyssee Dawn' van de Coalition of the Willing de statische
componenten van de Libische luchtverdediging zijn uitgeschakeld en dat
waarschijnlijk veel vliegvelden en een deel van het aanwezige vliegtuigbestand
zijn uitgeschakeld. Aangezien de Nederlandse F-16 gevechtsvliegtuigen buiten de
territoriale wateren van Libië zullen opereren is het risico voor de Nederlandse
eenheden klein.
Asielzoekers, ontheemden en vluchtelingen
Indien de situatie op het land in Libië verder verslechterd kan ook Hr. Ms. Haarlem
op zee te maken krijgen met personen die Libië ontvlucht zijn. In dat geval zal
Nederland conform de (internationale) regelgeving met betrekking tot
vluchtelingen op zee handelen.
Geweldsinstructies
Binnen het VN-mandaat heeft de NAVO "Rules of Engagement" opgesteld die
gelden voor alle deelnemers. Deze "Rules of Engagement" zijn voldoende robuust
om alle taken goed te kunnen uitvoeren.
Geschiktheid en beschikbaarheid
Zoals in het verslag van de NAVO-ministeriële van de minister van Defensie van
vrijdag 18 maart jl. werd vermeld maakt een mijnenjager (Hr.Ms. Haarlem)
onderdeel uit van de Standing NATO Maritime Counter Measures Group, waarover
een Belgisch-Nederlandse staf het commando voert, nu samengevoegd met een
andere NAVO-taakgroep in een nieuwe Task Force 410. SACEUR heeft, zoals
vermeld in hetzelfde verslag, deze maritieme middelen onder zijn commando al in
de richting van het centrale deel van de Middellandse Zee gedirigeerd. Nu de
Noord Atlantische Raad instemt met het uitvoeren van de operatie kan Hr. Ms.
Haarlem direct een bijdrage leveren. De maritieme operaties worden vanuit het
centrale deel van de Middellandse Zee voor de kust van Libië uitgevoerd. Een deel
van de maritieme eenheden zullen zich concentreren op het afdwingen van het
wapenembargo. De Nederlandse mijnenjager zal hier aan deelnemen. Een ander
deel van de maritieme eenheden zullen zich concentreren op de ondersteuning
van de luchtgebonden eenheden door actieve luchtverdediging en/of
inlichtingenopbouw en/of bescherming van schaarse maritieme capaciteiten. Voor
de Nederlandse mijnenjager is hierbij geen taak voorzien.
Pagina 7 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
Daarnaast zal Nederland onmiddellijk voor een beperkte periode een
tankervliegtuig (KDC-10) inzetten ten behoeve van het wapenembargo. Tevens
zal Nederland zes F-16 jachtvliegtuigen op korte termijn beschikbaar stellen voor
de handhaving van het wapenembargo. Deze gevechtsvliegtuigen maken
momenteel deel uit van de NATO "Immediate Responce Force". De F-16
gevechtsvliegtuigen worden in een Air to Air-configuratie aangeboden en zullen
derhalve niet worden ingezet tegen doelen op zee.
De luchtgebonden operaties zullen worden uitgevoerd vanaf een vliegbasis van
een aan de Middellandse Zee gelegen NAVO-lidstaat. Hierover wordt nog overleg
gevoerd met enkele partnerlanden.
De KDC-10 is per direct beschikbaar. De F-16´s staan op een gereedheid van tien
dagen, maar kunnen naar verwachting enkele dagen eerder inzetbaar zijn.
De AWACS-vliegtuigen opereren vanaf hun vaste basis in Trapani in Italië.
Wijze van optreden
Bij de uitvoering van de operatie zullen verdachte schepen worden geïdentificeerd,
gevolgd en zo nodig worden aangehouden. De F-16 gevechtsvliegtuigen zullen een
bijdrage leveren aan inlichtingenvergaring, bewakingsvluchten en monitoring van
het luchtverkeer richting Libië. Hierbij kunnen verdachte vliegtuigen ook worden
gedwongen om van richting te veranderen. De KDC-10 zal de luchtcomponent van
de embargo-operatie ondersteunen.
Bevelstructuur
Voor de uitvoering van de operatie zal de NAVO gebruik maken van de staande
commandostructuur. De operatie wordt aangestuurd vanuit het Joint Forces
Command in Napels. De maritieme eenheden worden aangestuurd door het
daaronder geplaatste Maritime Component Command dat in Napels is
gecolloceerd. De luchteenheden worden door het Air Component Command in
Izmir (Turkije) aangestuurd. De AWACS-vliegtuigen tenslotte worden direct door
SACEUR aangestuurd.
Duur van de deelneming
De NAVO-operatie zal een duur van drie maanden kennen. Indien na deze periode
nog immer geen sprake zou zijn van een significante politieke verandering, zoals
de beëindiging van het geweld jegens de burgerbevolking, en ook de juridische
basis in de vorm van het VN Veiligheidsraad mandaat nog bestaat, kan de Noord
Atlantische Raad besluiten om de NAVO-operatie te verlengen.
De Nederlandse bijdrage van de F16-jachtvliegtuigen en de mijnenjager is voor de
duur van drie maanden. Het KDC-10 tankvliegtuig zal tot 4 april een bijdrage
leveren. Indien besloten wordt de operatie te verlengen, dan zal de Nederlandse
bijdrage opnieuw door de regering worden overwogen en zal het Parlement
hierover worden geïnformeerd.
Financiën
De additionele kosten van de inzet van de F-16's, de KDC-10 en het
mijnenbestrijdingsvaartuig worden op basis van de thans bekende uitgangspunten
geraamd op ¤14,6 miljoen. Binnen deze uitgangspunten (waaronder inzetduur)
heeft een eventuele inzet van de F16's en de KDC-10 voor het handhaven van de
Pagina 8 van 9
Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Ministerie van Defensie
Onze referentie
DVB/CV-082/11
No Fly Zone geen consequenties voor deze raming. Verder wordt rekening
gehouden met een verhoging van ¤ 3,8 miljoen van de Nederlandse bijdrage aan
het NAVO-budget voor het uitvoeren van common funded operaties, waaruit de
inzet van AWACS-vliegtuigen en NAVO-hoofdkwartieren voor het handhaven van
het wapenembargo worden gefinancierd. Over deze inzet van de AWACS bent u in
het verslag van de ministeriële bijeenkomst van defensieministers van 18 maart
geïnformeerd. Beide kosten komen ten laste van de structurele voorziening voor
het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties op de Defensiebegroting, die
onderdeel uitmaakt van de Homogene Groep Internationale Samenwerking
(HGIS).
Pagina 9 van 9