Ingezonden persbericht
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/03/21/kabinettstandpunt-verbod-investeringen-in-clustermunitie.html
Wettelijk investeringsverbod clustermunitie
Geachte voorzitter,
Bij brief van 7 februari jl. ontving ik het verzoek om nader in te gaan op het
kabinetsstandpunt inzake een verbod op investeringen in clustermunitie, zoals dit
ter sprake is gekomen tijdens het debat met uw Kamer op 18 januari jl. Met deze
brief wil ik, mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
van Buitenlandse Zaken, aan dit verzoek tegemoet komen. De antwoorden op het
zestal specifieke vragen die mij in de brief van 7 februari zijn gesteld, treft u in de
bijlage.
Clustermunitie veroorzaakt onaanvaardbaar humanitair leed. Veel slachtoffers van
clustermunitie zijn onschuldige burgers, die ook na een gewapend conflict het
risico lopen om getroffen te worden door achtergebleven submunities. Het kabinet
beschouwt het tot stand komen van het Verdrag inzake Clustermunitie(1) als een
essentiële stap in de richting van het uitbannen van deze wapens. Het kabinet
heeft afgewogen wat de meest doeltreffende wijze is om, naast de totstandkoming
van het Verdrag, nadere maatregelen te treffen. Het doel van deze maatregelen is
het tegengaan van directe investeringen in clustermunitie door Nederlandse
financiële instellingen en pensioenfondsen. Het kabinet is tot de conclusie gekomen
dat de totstandkoming van een convenant daartoe de meest geschikte oplossing
biedt.
Het kabinet benadrukt het belang van maximale transparantie. De praktijk laat
namelijk zien dat financiële instellingen en pensioenfondsen steeds meer bereid
zijn om openheid van zaken te geven over de afwegingen die zij hebben gemaakt
in het kader van hun MVO-beleid, en om hierover in dialoog te treden met hun
stakeholders. Het is gebleken dat dit in de meeste gevallen leidt tot concrete
aanpassingen van het investeringsbeleid.(2)
In een convenant, waarmee financiële instellingen en pensioenfondsen de intentie
verklaren om directe investeringen in clustermunitie uit te sluiten, ziet het kabinet
een belangrijke aanvulling op het beleid van transparantie. Ik streef er
uitdrukkelijk naar om dit convenant voor het einde van dit jaar tot stand te
brengen. De voordelen van een dergelijk convenant ten opzichte van een wettelijk
investeringsverbod zijn helder. De verantwoordelijkheid voor het
investeringsbeleid wordt daar gelegd waar deze thuishoort, namelijk bij de
financiële instellingen en pensioenfondsen zelf. Daarnaast verwacht ik meer van
het naleven van mede zelf opgelegde normen, dan van een van buiten opgelegd
verbod waar mogelijk handhavingsproblematiek aan kleeft. Dit vergt natuurlijk wel
dat een dergelijk convenant ook een zekere monitoring regelt. Het kabinet is
bereid om een actieve bemiddelende rol op te pakken ten aanzien van de
totstandkoming van een convenant.
Binnen drie jaar na de ondertekening van een convenant zal ik onderzoeken wat
de uitwerking daarvan is geweest op de investeringspraktijk. Als dan blijkt dat er
geen verbetering is opgetreden, zullen alsnog wettelijke maatregelen worden
overwogen. Tot slot wil ik er op wijzen dat bij openbare aanbestedingsprocedures
van de rijksoverheid het MVO-beleid van de betrokken ondernemingen steeds
vaker een rol speelt. Ik benadruk het belang van deze ontwikkeling omdat hiermee
ook het beleid ten aanzien van investeringen in clustermunitie een deel van de
afweging zal vormen.
Uiteraard zal uw Kamer schriftelijk op de hoogte worden gehouden van de
ontwikkelingen rond het tot stand brengen van een convenant.
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
Mr. drs. J.C. de Jager
Bijlage
1. Het betoog van het lid Franken dat art. 1 lid 1 c in de authentieke
Verdragstekst wel degelijk rechtstreekse werking heeft en de
aangesloten staten verplicht eenieder te weerhouden van het
assisteren bij en het mogelijk maken van de productie van
clustermunitie.
De originele verdragstekst luidt:
1.1 Each State Party undertakes never under any circumstances to
(c) Assist, encourage or induce anyone to engage in any activity
prohibited to a State Party under this Convention."
Verdragen binden doorgaans alleen de Partijstaten, oftewel de regeringen
van deze staten. Verbodsbepalingen kunnen rechtstreekse werking hebben
wanneer bepalingen naar hun inhoud 'een ieder verbinden'. Dit is een
interpretatiekwestie. Als niet expliciet uit het verdrag blijkt of het een ieder
verbindend is, is het uiteindelijk de rechter die vaststelt of een verdrag
rechtstreekse werking heeft op derden.
De verbodsbepalingen in Artikel 1 richten zich duidelijk tot de Partijstaten.
Artikel 1 lid 1 c stelt dat Partijstaten niet zelf actief anderen mogen
assisteren of aanmoedigen bij bijvoorbeeld het ontwikkelen of produceren
van clustermunitie. Het artikel stelt niet dat er tevens een verplichting is
voor de Partijstaat om ervoor te zorgen dat ook derden afzien van het
leveren van assistentie aan derde partijen.
Op grond van artikel 9 dienen Partijstaten wel maatregelen te treffen om te
voorkomen of tegen te gaan dat binnen hun jurisdictie of op hun
grondgebied activiteiten ondernomen worden die aan de Partijstaat onder
het Verdrag verboden zijn. Deze maatregelen kunnen ook private partijen
treffen.
Het Kabinet wijst er echter op dat het instellen van een verbod op
investeringen hierbij niet aan de orde is, daar uit het Verdrag geen verbod
op investeringen af te leiden valt. (Zie ook Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer, d.d. 30 November 2010.)
2. Aan te geven, waarom een investeringsverbod in het geval van
directe en aantoonbare investeringen niet traceerbaar en
handhaafbaar zou zijn.
Ook aan een verbod op directe en aantoonbare investeringen kleven haken
en ogen met betrekking tot de reikwijdte en de handhaving ervan. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan investeringen door buitenlandse
dochterondernemingen. Voor beleggingsfondsen die beheerd worden door
een dochteronderneming in de Verenigde Staten geldt dat de Nederlandse
moedermaatschappij niet altijd eenzijdig kan bepalen dat bepaalde
bedrijven uit bepaalde fondsen geweerd moeten worden. De zeggenschap
over deze fondsen ligt soms voor een groot deel bij een raad van
onafhankelijke trustees en het beheer bij onafhankelijke
beleggingsmaatschappijen. De juridische overeenkomsten die met deze
trustees, beleggingsmaatschappijen en de beleggers zelf zijn aangegaan,
bieden geen ruimte voor een eenzijdige wijziging van de voorwaarden. Het
kabinet acht het onwenselijk om Nederlandse moederondernemingen om
deze reden te verplichten om buitenlandse dochterondernemingen af te
stoten. Een convenant betekent dat financiële instellingen en
pensioenfondsen, zonder direct de wet te overtreden, een aanvullende
motivering hebben om bij toekomstige overeenkomsten investeringen in
clustermunitie juridisch uit te sluiten.
3. Aan te geven, waarom u niet wenst in te gaan op de wens van
reeds MVO-acterende financiële instellingen om wel degelijk een
wettelijk verbod in te stellen en het aanbod om mee te denken over
de inrichting van zo'n verbod en het handhaven daarvan negeert.
Ik heb aangeven dat het kabinet van mening is dat het beleid van
transparantie, aangevuld met een convenant tussen financiële instellingen
en pensioenfondsen, de meest effectieve manier is om investeringen in
clustermunitie zoveel mogelijk te beperken. Daarom is het kabinet niet
ingegaan op het aanbod van deze reeds MVO-acterende instellingen.
4. Aan te geven, waarom Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk,
Ierland, Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg, Zwitserland,
Nieuw Zeeland, en Mexico een verkeerde visie hebben op het
mogen dan wel moeten instellen van een investeringsverbod en
waarom Nederland het als enige goed ziet?
Landen als Ierland, België, Luxemburg of Zwitserland hebben het Verdrag
niet verkeerd geïnterpreteerd. Wel hebben zij bewust gekozen voor een
interpretatie die volgens het kabinet verder gaat dan waartoe de
verdragstekst zelf verplicht.
5. Zo u nog steeds zou menen, dat een wettelijk investeringsverbod
niet het optimale resultaat zou bewerkstelligen, bent u dan bereid
om uw aanbod om "te onderzoeken of de regering een
bemiddelende rol kan spelen bij het binnen een jaar tot stand
brengen van een convenant tussen de financiële instellingen en
pensioenfondsen en dit na drie jaar te evalueren" om te bouwen
van een tot niets verplichtend voornemen tot een verplichtend en
sluitend voorstel?
6. Tevens meer te concretiseren, welke concrete acties de regering
gaat ondernemen ter consultatie van verdragspartners, hoe de
Kamer daarover zal worden geïnformeerd en of deze consultatie in
rechtsvergelijkende zin noopt tot een herinterpretatie van het
Verdrag.
In mijn brief heb ik aangegeven voornemens te zijn om nog dit jaar een
dergelijk convenant tot stand te brengen. Minister Rosenthal zal uw Kamer
separaat berichten over het verloop en de gevolgen van de consultatie.