Persbericht van de Universiteit Utrecht
17 maart 2011
Geruimde dieren onderzocht:
Q-koortsvaccin voor geiten blijkt wel effectief
Geiten en schapen die gevaccineerd zijn met het Q-koortsvaccin Coxevac® dragen vele malen minder Coxiella burnetii-bacteriën bij zich dan niet-gevaccineerde dieren. Dat concluderen onderzoekers van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht in hun onderzoek naar het effect van de Q-koortsvaccinatie op met Q-koorts besmette bedrijven. Het onderzoek is uitgevoerd tijdens de ruiming van drachtige geiten en schapen eind 2009, begin 2010, in opdracht van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en in samenwerking met de GD Deventer en het Centraal Veterinair Instituut.
Van de geiten die voor het eerst drachtig waren (jonge geiten) is een uitstrijkje genomen en vruchtwater verzameld. Van de drachtige melkgevende geiten zijn daarnaast melkmonsters genomen. Uit de analyse van de resultaten bleek dat de dieren die gevaccineerd waren met het Q-koortsvaccin Coxevac®, aanzienlijk minder vaak de Coxiella burnetii-bacteriën bij zich hadden in vruchtwater, uitstrijkjes en melk, dan de dieren die niet gevaccineerd waren. Dit effect was het sterkst in vruchtwater en bij de jonge dieren.
Verminderd risico
Niet-gevaccineerde jonge geiten hebben tientallen keer meer kans om de Coxiella burnetii-bacterie in het vruchtwater te hebben dan gevaccineerde jonge geiten. Uitscheiding van C. burnetii is het hoogst tijdens lammeren en abortus, waarbij besmet vruchtwater, vruchtvliezen en de moederkoek in de omgeving terecht komen. Daarom maken de onderzoekers uit de resultaten op dat vaccinatie besmetting van de omgeving kan verminderen, en daarmee kan bijdragen aan een verminderd risico voor de mens. Het onderzoek is gepubliceerd in de maarteditie van het tijdschrift Emerging Infectious Diseases.
Reden onderzoek
C. burnetii is de bacterie die Q-koorts bij mensen veroorzaakt. Eind 2009 besloot de overheid uit voorzorg om vóór het aflammerseizoen van 2010 alle drachtige melkgeiten en melkschapen op geïnfecteerde bedrijven te ruimen. Om na te gaan welke effecten het vaccineren had, zijn de geruimde dieren onderzocht nadat ze geëuthanaseerd waren. Op de dag van hun ruiming zijn 957 drachtige dieren van 13 besmette bedrijven bemonsterd.
Universiteit Utrecht