Bulgaren hebben een slechte arbeidsmarktpositie

Persbericht van Nicis Institute

Den Haag, 14 maart 2011 - In twee jaar tijd is in Den Haag het aantal geregistreerde personen uit Midden- en Oost-Europa verdubbeld: van ruim 5000 naar ruim 10.000 in begin 2010. De gemeente gaat er van uit dat het feitelijk aantal MOE-landers twee tot drie maal zo hoog is. De snelst groeiende groep zijn de Bulgaren. Zij hebben een slechte arbeidspositie. Het merendeel van hen heeft geen reguliere baan en is actief in de informele economie. Dit blijkt uit het onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam in samenwerking met Nicis Institute naar de leefsituatie en arbeidsmarktpositie van Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten in Den Haag. Werk was voor de onderzochte groep Polen, Bulgaren en Roemenen (totaal 123 respondenten) reden om naar Nederland te komen. Mogelijk gebrek aan werk wordt als belangrijkste reden genoemd om weer te vertrekken. Ongeveer de helft van de onderzochte groep wil minimaal drie jaar in Nederland blijven, vijftien procent wil na twee jaar weer vertrekken, al dan niet naar het land van herkomst. De Polen zij het meest gericht op een langer verblijf in Nederland, de Bulgaren het minst.

De meeste Pools arbeidsmigranten zijn werkzaam via een uitzendbureau en vooral actief in de land- en tuinbouw. De verdiensten van de arbeidsmigranten zijn over het algemeen niet hoog. De meesten verdienen hooguit acht euro per uur. Er is zelfs een deel dat minder dan 6,5 euro per uur verdient. Het lage uurloon wordt vaak gecompenseerd door het maken van extra lange werktijden. Bijna negen op de tien Poolse en Bulgaarse respondenten deelt de accommodatie met anderen. Ongeveer een op de drie Poolse en Roemeense en ruim de helft van de Bulgaarse respondenten geeft tussen de 200 en 600 euro per maand uit aan huisvesting. De respondenten bleken over het algemeen tevreden met de woonsituatie ondanks de soms hoge woonlasten, het samenwonen met meerdere personen en het delen van voorzieningen.

Veel Poolse respondenten hebben aangegeven zich voor langere tijd in Nederland te willen vestigen. Een wens tot terugkeer vloeit voort uit de onzekere, vaak informele arbeidspositie die zij in Nederland hebben. Uiteindelijk blijkt de beschikbaarheid van werk de belangrijkste reden om in Nederland te blijven, maar ook voorzieningen als onderwijs en sociale zekerheid spelen een rol.

In 2000 werden er in Nederland ongeveer 5.000 werkvergunningen verstrekt aan arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europese EU-landen, ook wel aangeduid als MOE-landers. In 2006 waren dit er 60.000 en vanaf 2007 hebben alle werknemers uit EU-landen volledige toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Bovengenoemd onderzoek maakt deel uit van een totaal onderzoek naar de situatie van MOE-landers in samenwerking met Nicis Institute, negen Nederlandse gemeenten en de Erasmus Universiteit Rotterdam, die het onderzoek heeft uitgevoerd. Het onderzoek is als pdf te downloaden via www.nicis.nl.

Links:
http://www.nicis.nl



Razende Robot Reporter