Universiteit van Amsterdam

Oorlogsburgemeester Breda verdient positiever imago

De Bredase burgemeester B.W.Th. van Slobbe kampt in de publieke opinie nog steeds ten onrechte met een negatief imago over zijn optreden in de Tweede Wereldoorlog. Dat concludeert Joop Bakker in zijn proefschrift, Gemeentebestuur in oorlogstijd. De stedelijke overheid onder Duitse bezetting, waarop hij 11 maart promoveert aan de Universiteit van Amsterdam. Bakker onderzocht hoe Bredase bestuurders, ambtenaren en politiefunctionarissen reageerden op de Duitse bezetting. Vooral de belangrijke rol van de burgemeester valt daarbij op. De beeldvorming omtrent diens persoon is op meerdere vlakken onterecht negatief, oordeelt Bakker. Zo stelde Van Slobbe voor de Duitse inval een 'Evacuatieplan' op, om op mogelijke calamiteiten in geval van oorlog voorbereid te zijn. De chaotische vlucht van de bevolking die volgde op de inval bleek achteraf niet nodig, maar Van Slobbe kreeg ten onrechte daarvan alleen de schuld. Hij ijverde daarnaast al voor de oorlog voor de uitbreiding van het grondgebied van Breda met omliggende gemeenten. Hij zette die door tijdens de bezetting en vergiste zich in de gevoeligheid die kleefde aan 'annexatie in oorlogstijd' van gemeenten. Het beeld dat hij dit met de Duitsers had bedisseld is echter onjuist. Van Slobbe was bovendien een van de burgemeesters die weigerden de politie opdracht te geven om inwoners te arresteren die niet in Duitsland wilden werken. Toch kreeg hij na de oorlog de kritiek dat hij het eigen gemeentepersoneel had opgegeven voor arbeid in Duitsland. In werkelijkheid weigerde hij mee te werken; de lijsten waren wel opgesteld maar in opdracht van de burgemeester nooit verstuurd. Bakker denkt dat de negatieve beeldvorming onder andere ook is gevoed door de wrevel van vooral een aantal lagere ambtenaren van de gemeente. Die zouden de stijl van de burgemeester als te autoritair hebben ervaren en door hun irritatie Van Slobbe hebben zwartgemaakt. Het beeld van de burgemeester is mede hierdoor negatiever dan uit historisch onderzoek blijkt. Joden in BredaVan de ruim tweehonderd joodse inwoners van Breda heeft bijna de helft de oorlog overleefd. Dat dit zoveel gunstiger was dan elders, is zo goed als zeker te danken aan de voorzitter van de Joodse Raad van Breda, Henry Samuel. Nog voor de eerste deportatie van augustus 1942 heeft hij zijn mensen aangeraden onder te duiken. Uit indirecte bronnen als dagboeken heeft Bakker sterke aanwijzingen dat ook de katholieke geestelijkheid in het zuiden een onderschatte rol heeft gespeeld bij de onderduik. Dit vraagt volgens hem om meer onderzoek. Bakker wil met zijn onderzoek bijdragen aan het verkleinen van de achterstand die de lokale en regionale wetenschappelijke geschiedschrijving nog heeft op de nationale geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog en zo ook bijdragen aan een minder emotionele benadering van personen en gebeurtenissen tijdens 'Oorlog en Bezetting'. De verdediging van het proefschrift begint 11 maart om 11.00 uur in de Aula van de UvA, Singel 411 in Amsterdam.