Provincies geven ruimte aan toename windenergie
10 maart 2011
De provincies hebben ruimte gereserveerd voor een groei in windenergie
naar 6000 Megawatt (MW) in 2020. Dit is noodzakelijk om 14 procent
duurzame energieproductie in 2020 te halen. De provincies verwachten
nu, op grond van concrete projecten, dat er in 2020 een vermogen van
3.350 MW is gerealiseerd. Een extra groei naar 6000 MW in 2020 is
mogelijk, maar hangt af van de invulling van een aantal
randvoorwaarden.
Randvoorwaarden voor groei naar 6.000 MW
De beoogde groei naar 6000 MW is gebaseerd op de analyse in het
Energieakkoord tussen IPO en rijk van januari 2009. Een productie van
6000 MW in 2020 is alleen mogelijk als het rijk belemmeringen wegneemt
en daarmee de provincies ruimte biedt. Het gaat dan om onder meer over:
wetgeving die het beter mogelijk maakt om bestaande windparken te
herstructureren en te moderniseren;
het oplossen van knelpunten voor windmolens rond radar,
waterkeringen en infrastructuur en voorrang geven voor duurzame
energie op het elektriciteitsnet;
een reële vergoedingssystematiek voor windmolens op rijksgronden;
een betrouwbare stimulering in de SDE+ (Stimuleringsregeling
Duurzame Energie Plus) die tot 2020 geldt.
Op 1 maart 2011 heeft het IPO een brief gestuurd naar de ministers
Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) en Verhagen (Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie) met een overzicht van de ruimtelijke
reserveringen en de vragen aan het rijk.
Verdeling over de provincies
Op de landelijke energiekaart is te zien waar de ruimtes zijn
gereserveerd voor windenergieparken voor de groei naar 6000 MW. De nu
al te realiseren productie van 3350 MW in 2020 is als volgt verdeeld:
Provincie - Minimum opgesteld vermogen in 2020
Fryslân - 174 MW
Groningen - 750 MW
Drenthe - 200 MW
Noord-Holland - 500 MW
Flevoland - 720 MW
Overijssel - 80 MW
Gelderland - 102 MW
Zuid-Holland - 230 MW
Utrecht - 50 MW
Zeeland - 300 MW
Noord Brabant - 220 MW
Limburg - 30 MW
Interprovinciaal Overleg (IPO)