Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 20/11 Luxemburg, 10 maart 2011

Pers en Voorlichting

Arrest in de gevoegde zaken C-497/09, C-499/09, C-501/09 en C-502/09 Bog e.a.

De verstrekking in snackbars of bioscoopfoyers van maaltijden voor onmiddellijke consumptie vormt normaliter een levering van goederen In dit geval zijn de voor onmiddellijke consumptie bereide maaltijden ,,levensmiddelen" waarop een verlaagd btw-tarief van toepassing is De Zesde btw-richtlijn1 maakt een onderscheid tussen ,,leveringen van goederen" en ,,dienstverrichtingen" en onderwerpt in beginsel beide aan het door elke lidstaat vastgestelde normale btw-tarief. De richtlijn biedt de lidstaten evenwel de mogelijkheid om voor een aantal categorieën goederenleveringen en dienstverrichtingen een verlaagd btw-tarief toe te passen. Overeenkomstig deze uitzondering geldt naar Duits recht een verlaagd btw-tarief voor de levering van goederen waarbij het om een verkoop van ,,levensmiddelen" gaat. Manfred Bog verkocht op weekmarkten in drie gelijksoortige snackwagens drank en kant-enklaargerechten voor onmiddellijke consumptie ­ in het bijzonder worst en friet. Elk van deze snackwagens had een overdekte ruimte, zodat de spijzen ter plaatse konden worden genuttigd (zaak C-497/09). CinemaxX exploiteert bioscopen op verschillende plaatsen in Duitsland. Naast snoepgoed en drank kunnen bioscoopbezoekers ook popcorn en ,,tortilla"chips (,,nacho's") kopen voor consumptie in de foyers of de bioscoopzalen (zaak C-499/09). Lothar Lohmeyer exploiteerde van 1996 tot en met 1999 verschillende speciaal voor consumptie ter plaatse uitgeruste snackbars en een grill. Daar verkocht hij kant-en-klaargerechten (braadworst, curryworst, hotdog, friet, steaks, buikvlees, spiesen, ribvlees, enz.) (zaak C-501/09). Fleischerei Nier is een vennootschap die een slagerij en een partyservice exploiteert. De bij de partyservice bestelde spijzen worden door haar in afgesloten warmhoudbakken geleverd en op verzoek van de klant stelt zij ook servies en bestek, statafels alsmede personeel ter beschikking (zaak C-502/09). In deze vier gedingen pasten de ondernemers in hun btw-aangifte op de omzet uit de verkoop van spijzen en maaltijden telkens het verlaagde tarief toe. De Duitse bevoegde belastingautoriteiten wezen deze aangiften af, omdat deze omzetten uit de verkoop van maaltijden voor consumptie ter plaatse naar hun mening tegen het normale btw-tarief moesten worden belast. In deze samenhang vraagt het Bundesfinanzhof (Duitsland), dat in deze gedingen uitspraak moet doen, het Hof van Justitie of deze diverse activiteiten bestaande in de verstrekking van voor onmiddellijke consumptie bereide spijzen of eetwaren ,,leveringen van goederen" dan wel ,,dienstverrichtingen" vormen. Ingeval het hierbij om leveringen van goederen zou gaan, wenst de Duitse rechter te vernemen of zij als verkopen van ,,levensmiddelen" kunnen worden gekwalificeerd. In zijn arrest van heden herinnert het Hof er om te beginnen aan dat de Zesde richtlijn een gemeenschappelijk btw-stelsel heeft ingevoerd dat in het bijzonder is gebaseerd op een uniforme omschrijving van de belastbare handelingen. Om uit te maken of één samengestelde handeling als een ,,levering van goederen" dan wel als een ,,dienstverrichting" dient te worden gekwalificeerd, moeten alle omstandigheden waaronder de betrokken handeling wordt verricht in aanmerking

Zesde Richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting ­ Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 92/111/EEG van de Raad van 14 december 1992 (PB L 384, blz. 47).


1

www.curia.europa.eu



worden genomen om daaruit de kenmerkende aspecten naar voren te halen en de overheersende bestanddelen ervan te bepalen. Bij de in de zaken C-497/09, C-499/07 en C-501/09 aan de orde zijnde activiteiten, te weten de verkoop in snackwagens, snackbars of bioscoopfoyers van warme spijzen voor onmiddellijke consumptie, beschouwt het Hof de levering van goederen als het overheersende aspect, aangezien de activiteiten bestaan in de levering van spijzen of eetwaren voor onmiddellijke consumptie, die naar hun aard op een eenvoudige en vaste manier te bereiden zijn. Voorts is de terbeschikkingstelling van voorzieningen waardoor een beperkt aantal klanten de spijzen ter plaatse kan nuttigen, slechts een prestatie van zuiver bijkomstige en ondergeschikte aard. De verstrekking in snackbars, snackwagens of bioscoopfoyers van vers bereide spijzen of eetwaren voor onmiddellijke consumptie vormt bijgevolg een levering van goederen wanneer uit een kwalitatief onderzoek van de handeling in haar geheel blijkt dat de diensten waarmee de levering van de eetwaren gepaard gaat, niet overheersen. Aangaande de in zaak C-502/09 aan de orde zijnde prestaties van een partyservice stelt het Hof daarentegen vast dat deze niet het resultaat van een gewone standaardbereiding zijn, maar integendeel door een duidelijk groter dienstenaandeel worden gekenmerkt, aangezien zij meer arbeid en bedrevenheid vereisen, zoals creativiteit bij het maken en presenteren van de gerechten. Deze prestaties kunnen ook aspecten omvatten die gericht zijn op het mogelijk maken van de consumptie of die de inzet van personeel vereisen (terbeschikkingstelling van serviesgoed, bestek en meubilair en reiniging daarvan). In die omstandigheden vormen de activiteiten van een partyservice dienstverrichtingen, tenzij wanneer deze gewoon standaardspijzen levert zonder verder aanvullende diensten te verrichten of wanneer in andere bijzondere omstandigheden de levering van de spijzen het overheersende bestanddeel van de handeling vormt. Met betrekking tot het begrip ,,levensmiddelen" stelt het Hof ten slotte vast, dat daaronder ook spijzen en maaltijden vallen die door koken, braden, bakken of op andere wijze zijn bereid om onmiddellijk te worden geconsumeerd, aangezien zij voor voedingsdoeleinden aan de consument worden verkocht. NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170

www.curia.europa.eu