Rechtbank Amsterdam
Oud-rechter mag tegenbewijs leveren
Amsterdam, 9 maart 2011 - De rechtbank `s Gravenhage,
nevenzittingsplaats Amsterdam, heeft vandaag uitspraak gedaan in de
zaak van een advocaat tegen een oud-rechter, de Staat der Nederlanden
en Pels Rijcken, de landsadvocaat. De vorderingen tegen de Staat en de
landsadvocaat zijn afgewezen. De oud-rechter mag tegenbewijs leveren.
De advocaat had gesteld dat de oud-rechter onrechtmatig had gehandeld
jegens hem door in 2004 een procedure tegen hem te starten die was
gebaseerd op een onwaarheid. Het kantoor van de landsadvocaat trad in
deze procedure op voor de oud-rechter en de kosten daarvan werden door
de Staat betaald.
De rechtbank zegt allereerst dat het de oud-rechter, net als iedereen,
vrij staat een procedure te beginnen. Hij mag echter geen misbruik van
dat recht maken. Dat is wel het geval als de belangen van de advocaat
onevenredig worden geschaad (rechtsoverweging 5.2/5.3).
De zaak tegen de advocaat was uniek, omdat nooit eerder een rechter
tegen een advocaat had geprocedeerd. Er was dan ook veel publiciteit te
verwachten. De oud-rechter moest bijzonder zorgvuldig zijn over wat hij
in de procedure als waarheid presenteerde. Hij mocht er immers vanuit
gaan dat het publiek die stelling als waar zou aannemen omdat rechters
doorgaans op hun woord geloofd worden.
De oud-rechter heeft in de zaak tegen de advocaat de stelling centraal
gesteld dat hij nimmer met advocaten in de Chipsholzaak heeft gebeld.
Nu de advocaat het tegenovergestelde had beweerd, had deze stelling
negatieve gevolgen voor de geloofwaardigheid van de advocaat. Als zou
blijken dat de oud-rechter wèl met advocaten in de Chipsholzaak heeft
gebeld, dan heeft hij willens en wetens de procedure op een onwaarheid
gebaseerd, en daarmee onrechtmatig jegens de advocaat gehandeld. Immers
zijn dan, bezien in samenhang met de hiervoor genoemde omstandigheden,
de belangen van de advocaat onevenredig benadeeld (rechtsoverweging
5.4).
Inmiddels heeft de oud-rechter erkend met één advocaat in de
Chipsholzaak te hebben gebeld. Hij heeft echter steeds ontkend met de
advocaat zelf te hebben gebeld. De advocaat heeft hiervan de
bewijslast. De rechtbank is op basis van het aanwezige bewijsmateriaal
van oordeel dat dit bewijs is geleverd. De rechtbank baseert dit op de
verklaring van de advocaat en die van zijn secretaresse en voorts op
een brief die de advocaat in december 1994 aan de president van de
rechtbank zond, waarin hij verwijst naar een telefoongesprek met de
oud-rechter. De oud-rechter mag echter wel tegenbewijs leveren
(rechtsoverweging 6.10).
De rechtbank zegt verder dat het handelen van de Staat en de
landsadvocaat niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Zij mochten
vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de oud-rechter, ook
al werd die juistheid door de advocaat betwist. Deze vorderingen zullen
daarom worden afgewezen (rechtsoverwegingen 8.4/8.5 en 9.2).
LJ Nummer
BP7073
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 9 maart 2011 Naar boven