Persbericht van de Universiteit Utrecht
2 maart 2011
Vogelzang is primitieve vorm van onze taal
De liedjes die zangvogels zingen, vormen een soort taal waarmee ze eenvoudige boodschappen overbrengen. Dat concluderen biologen en taalkundigen geleid door Johan Bolhuis van de Universiteit Utrecht. Vogelzang kan gezien worden als een primitieve vorm van onze taal, die veel ingewikkelder is. Mogelijk kunnen wetenschappers nu beter gaan begrijpen hoe ons vermogen om taal te leren in de loop van de geschiedenis is ontstaan. De resultaten verschijnen in het maartnummer van Trends in Cognitive Sciences.
Eerder toonden Utrechtse onderzoekers al aan dat de manier waarop zangvogels hun liedjes leren veel lijkt op hoe kleine kinderen leren praten. In beide gevallen vindt het leren plaats in de vroege jeugd, en ontstaat de zang of spraak pas na veel oefenen. Ook wordt bij beide leerprocessen een ander hersengebied aangesproken dan bij het praten en zingen zelf. Nu heeft de bioloog Bolhuis (Universiteit Utrecht) samen met collega's uit de VS, Japan en Duitsland voor het eerst vogelzang taalkundig onderzocht. De liedjes van vogels blijken een eenvoudige vorm van taal te zijn. Daarmee zijn zangvogels een goed model om de ontwikkeling van taal te bestuderen.
Vogeltaal is geen mensentaal
Het grote verschil tussen vogelzang en taal is dat vogels de onderdelen van hun liedjes niet op allerlei manieren kunnen combineren zoals wij dat met woorden doen. Daardoor hebben liedjes een beperkte betekenis en zeggingskracht die niet kan tippen aan de rijkdom van onze taal. Eigenlijk kunnen ze met hun zang alleen maar vrouwtjes aantrekken en andere mannetjes afschrikken. Mensen daarentegen hebben een enorme culturele ontwikkeling doorgemaakt, waardoor ze door woorden te combineren op een hoogstaande manier met elkaar kunnen communiceren.
Afbeelding
Foto van een zebravink. Foto: Johan Bolhuis, Universiteit Utrecht.
Universiteit Utrecht