Latere profielkeuze en breder bètaprofiel bepleit
Veel bètatalent blijft onderbenut
Datum: 08 februari 2011
Weinig leerlingen kiezen voor bètavakken, zowel in het voortgezet als
in het hoger onderwijs. Dit heeft niets te maken met gebrek aan talent
voor deze vakken, ontdekte Hanke Korpershoek. `Een aanzienlijk deel van
de leerlingen had prima voor een bètastudie kunnen kiezen.' Korpershoek
promoveert 17 februari 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
De instroom van bèta's in het onderwijs is te laag. In Nederland is
veel aandacht besteed aan dit probleem. Zeker nadat tien jaar geleden
internationale afspraken zijn gemaakt om het aantal bèta's te
vergroten. De zoektocht naar bètastudenten blijft echter moeizaam
verlopen, zonder dat hiervoor een duidelijke reden is. In haar
onderzoek richtte Korpershoek zich daarom op de verschillen tussen
bètaleerlingen en niet-bètaleerlingen.
Vroege profielkeuze
De eerste schifting vindt al vroeg plaats: in het derde jaar van het
voortgezet onderwijs kiezen leerlingen een studieprofiel. Korpershoek:
`Dat is de eerste in een reeks van keuzemomenten, waarbij leerlingen
bètavakken achter zich laten. Natuur en Gezondheid is nog redelijk
populair, maar het profiel Natuur en Techniek helemaal niet.' Vooral
meisjes laten dit bètaprofiel links liggen. Slecht drie procent van hen
kiest voor een Natuur en Techniekprofiel (NT).
Onderbenut bètatalent
Voor het onderzoek van Kurpershoek maakten leerlingen, ongeacht hun
profielkeuze, drie tests waarin hun bètatalent werd gemeten. Hieruit
bleek dat minstens twintig procent van de vwo leerlingen en 23 procent
van de havo leerlingen hun bètatalent onderbenut laat. Deze leerlingen
scoorden even hoog of zelfs hoger op bètatalent dan de gemiddelde NT
leerling.
Welk type leerling kiest dan wel voor bèta, vroeg Korpershoek zich af.
Bestaat er zoiets als een typische bètaleerling? Nauwelijks, zo bleek.
`Over het algemeen zijn NT leerlingen iets introverter dan andere
leerlingen. Op overige kenmerken als sociale contacten en
vrijetijdsbesteding zijn er nauwelijks verschillen. `In wezen is het NT
profiel dus voor iedereen toegankelijk. Het ontbreekt leerlingen over
het algemeen niet aan talent en je hoeft ook nog eens bepaalde
persoonlijkheid voor te hebben.'
Motivatie net zo belangrijk als talent
Om succesvol te zijn in bètavakken als wiskunde B, scheikunde of
natuurkunde, blijkt motivatie net zo'n grote rol te spelen als talent.
Bij het vaststellen van het bètatalent gebruikte Korpershoek geen
rapportcijfers, maar een combinatie van drie onafhankelijke
wiskundegerelateerde toetsen. `Ook leerlingen met minder bètatalent dan
de gemiddelde bètaleerlingen, hebben hun examen gehaald. Naast
bètatalent blijkt ook hun prestatiemotivatie belangrijk bij het
voorspellen van examencijfers op de bètavakken.'
Dit geldt ook voor studenten in het hoger onderwijs. `We hebben de
attitudes gemeten van leerlingen die wel een bètastudie hebben gekozen
en van studenten die dat niet hebben gedaan. Exacte studies worden door
niet-kiezers vaak gezien als te eenzijdig. Wat betreft hun attitudes,
bleek echter dat één op de tien niet-bètastudenten met een NT of NG
profiel vermoedelijk beter bij een bètastudie zouden passen dan bij de
uiteindelijk gekozen niet-bèta studie. Dit geldt met name voor
NT-meisjes. Ook hier is dus sprake van onbenut bètatalent.'
Onafhankelijke toets voor profielkeuze
Om meer bètatalent te benutten, pleit Korpershoek voor een
onafhankelijke toets waarin het bètatalent nog voor de profielkeuze in
het voortgezet onderwijs wordt gemeten. `Meisjes die kiezen voor een NT
profiel, scoren gemiddeld hoger dan de gemiddelde NT leerling. Zij
krijgen vaak echter pas een NT advies als ze gemiddeld een zeven staan
voor bètavakken. Jongens krijgen een dergelijk advies al bij een
gemiddelde van een zes. Met een onafhankelijke toets zorg je voor een
minder gekleurd advies.'
Breder bètaprofiel
Een andere praktische aanbeveling is het aanpassen van de
profielstructuren. `Er zijn maar weinig landen waar je de keuze zo
vroeg moet maken. Naarmate je beter wordt in iets, neemt de motivatie
voor zo'n vak ook toe. In die zin is het zeker te beargumenteren dat
leerlingen een vak als wiskunde B langer moet volhouden. Bijvoorbeeld
in een breder bètaprofiel. Nu maken leerlingen al op hun 15e een
definitieve keuze om een dergelijk bètavak te laten vallen.'
Curriculum vitae
Hanke Korpershoek (Heerenveen, 1982) studeerde Onderwijskunde aan
Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveert in de Gedrags- en
Maatschappijwetenschappen bij prof.dr. M.P.C. Van der Werf en prof.dr.
R.J. Bosker. Co-promotor is dr. H. Kuyper. Korpershoek voerde haar
onderzoek uit bij het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs
(GION). De titel van haar proefschrift luidt: `Search for Science
Talent in the Netherlands'. Korpershoek werkt als universitair docent
bij de Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs aan de RUG.
Rijksuniversiteit Groningen