Rijksoverheid
Reactie van de minister van Infrastructuur en Milieu, Melanie Schultz van
Haegen, op de handreiking `Gebiedsontwikkeling in de nieuwe realiteit'
Toespraak | 17-02-2011
Het roer moet om in de ruimtelijke ordening. Dat betoogde minister
Schultz van Haegen op 17 februari tijdens een congres over
gebiedsontwikkeling in Utrecht. De tijd van maakbaarheidsdenken en
miljardensubsidies is voorbij. "We moeten ons realiseren dat groei niet
langer vanzelfsprekend is. Kwaliteit wordt belangrijker dan kwantiteit.
Behoeften van eindgebruikers bepalen steeds meer het succes van een
project. Het is nodig dat hun stem beter gehoord wordt". De minister
werkt er ook aan dat Nederland `van de handrem gaat' door regels en
procedures drastisch te vereenvoudigen.
Meneer De Zeeuw, dames en heren,
Hoe houden we Nederland in beweging?
Die vraag staat voor mij centraal.
Daarom ben ik blij met deze handreiking.
Met praktische adviezen en suggesties die ons kunnen helpen om
vastgelopen projecten in stad en land vlot te trekken.
Friso: veel dank dat je op verzoek van mijn ministerie deze publicatie
hebt gemaakt.
Hij is bijzonder welkom.
Want sinds 2008 ziet onze werkelijkheid er heel anders uit.
De crisis heeft flink huisgehouden.
Luchtkastelen zijn lekgeprikt.
Grote projecten zoals het Wieringerrandmeer zijn afgeblazen.
Gemeenten, projectontwikkelaars en corporaties hebben een harde landing
gemaakt.
Dan kun je zeggen: dat is de conjunctuur. Die trekt vanzelf wel weer
aan.
Maar dat is te simpel.
Er is méér aan de hand. Het is de hoogste tijd voor een andere aanpak
van de ruimtelijke ordening in Nederland. Het roer moet om.
We moeten ons realiseren dat groei niet langer vanzelfsprekend is.
Zeker: er komen de komende decennia nog een miljoen Nederlanders bij.
Maar een aantal regio's zal het aantal inwoners zien dalen.
Kwaliteit wordt belangrijker dan kwantiteit.
Behoeften van eindgebruikers bepalen steeds meer het succes van een
project. Bewoners, ondernemers, reizigers, recreanten. Het is nodig dat
hun stem beter gehoord wordt.
Minder weidse vergezichten. Meer praktische inzet met projecten op
kleinere schaal.
De tijd van torenhoge ambities en miljardensubsidies is echt voorbij.
De tijd van het collectieve maakbaarheidsdenken ook.
Niet `one size fits all'.
Maar: ruimte om flexibel in te spelen op nieuwe omstandigheden.
In plaats van Vader Staat, de menselijke maat.
Daarom kiest het kabinet voor decentralisatie van de ruimtelijke
ordening.
Beslissingen over het gebruik van de ruimte moeten zo dicht mogelijk
bij mensen zelf worden genomen. Het is hún stad, hún wijk, hún dorp,
hún landschap, hún werkplek.
We decentraliseren dus niet omdat Nederland `af' zou zijn. Nederland is
nooit `af', en dat is maar goed ook, want we zijn geen openluchtmuseum.
We decentraliseren omdat dit het juiste antwoord is op de uitdagingen
waar Nederland anno 2011 mee kampt.
De partijen in het veld hebben ruimte en vrijheid nodig om samen zaken
van de grond te brengen in hun regio. Nuchter en realistisch. En
inspelend op de lokale en regionale behoeften en kansen.
In het regeerakkoord geeft het kabinet niet voor niets aan dat het meer
vrijheid op de woningmarkt wil. Meer ruimte voor particulier
initiatief, door kleinschalige, natuurlijke groei en door kleine kernen
de ruimte te geven in de eigen woningbehoefte te voorzien.
Ook in het Groene Hart.
Het rijk gaat zich vooral richten op de zwaartepunten van de
Nederlandse economie; onze mainports, brainports en greenports. Er komt
een nieuwe lijst van projecten van nationaal belang. Ik wil daarbij
selectief zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld om Schiphol, de Amsterdamse
Zuidas en Stadshavens Rotterdam.
Gebiedsontwikkeling wordt gedragen door de markt. Waar geen vraag is,
moet je niet willen bouwen. Waar wèl vraag is, maar geen geld, stuiten
we op een stevige uitdaging.
Ik wil met u op zoek naar nieuwe mogelijkheden om op die plaatsen toch
ontwikkelingen van de grond te krijgen. We moeten buiten de gebaande
paden durven treden. Er zijn meer belanghebbenden dan alleen de
klassieke partijen.
Waarom zouden we niet veel eerder partners als energiebedrijven en
afvalverwerkers betrekken bij de ontwikkeling van gebieden? Ook wil ik
bekijken of we rijksvastgoed (zowel rijksgebouwen als
rijksgrondposities) actiever kunnen inzetten om zaken vlot te trekken.
Niet alles kan tegelijk. Geen `grote sprongen voorwaarts', maar
`concrete stappen vooruit'. Zo zorgen we voor meer flexibiliteit. Het
mogelijk maken van tijdelijke bestemmingen hoort daarbij.
Friso de Zeeuw en zijn team van TU Delft ondersteunen onze ambities.
Het is natuurlijk altijd prettig als je beleid steun krijgt van de
wetenschap. Maar, Friso, tegelijkertijd houd je ons ook behoorlijk
scherp. Er is nog veel werk aan de winkel.
Je adviseert ons om de strijd aan te binden tegen de verkokering tussen
wonen, werken, mobiliteit, ruimte, water en groen.
We hebben flinke stappen in die richting gezet. Ik noem het
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. En de vorming
van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu natuurlijk. Maar er is
meer nodig.
We moeten leren om meer behendige combinaties te maken. Een goed
voorbeeld vind ik het programma Ruimte voor de Rivier. Daarin stromen
verschillende belangen samen die elkaar versterken. Veiligheid tegen
het water, mooie natuur, recreatie en prettig wonen op een fijne plek,
kunnen samengaan. De ene investering kan deels meeliften met de andere.
Maar dan moeten we wel de schotjes in ons denken en doen weghalen.
Er is nog iets anders heel hard nodig. Friso de Zeeuw wijst daar
terecht op. Dat is: kappen in het kreupelhout van regels en procedures.
Het kreupelhout waarin burgers, ondernemers, ontwikkelaars en
bestuurders hopeloos verstrikt raken.
Als we Nederland in beweging willen houden, dan moeten we de uitvoering
van projecten simpeler maken.
Een overmaat aan regels houdt projecten niet alleen eindeloos op. Ze
werkt ook contraproductief.
Versnipperde regelgeving kost enorm veel tijd, geld en energie.
Bureaucratie haalt de fut uit mensen en de vaart uit projecten. Soms
lijkt het wel alsof `voldoen aan alle regels' het uiteindelijke doel
is. Terwijl het toch echt gaat om iets anders: goede, betaalbare
woningen, aantrekkelijke steden en dorpen, voldoende groen.
Deze kabinetsperiode wil ik een Raamwet voor het Omgevingsrecht tot
stand brengen die een eind maakt aan de versnippering en verwarring.
Minder `planfiguren'. Minder onderzoeksverplichtingen. Sobere
toetsingskaders. Betere besluitvorming, waarin belanghebbenden in een
vroeg stadium kunnen meedenken. Globalere bestemmingsplannen, waarin
niet alles is dichtgetimmerd, maar waarin ruimte blijft om in te spelen
op nieuwe ontwikkelingen. Dat maakt het ook gemakkelijker om privaat
kapitaal aan te trekken.
Verder maak ik de Crisis- en herstelwet permanent. Het voorstel daartoe
is inmiddels `in procedure gebracht', zoals dat zo mooi heet. Zo kunnen
we kostbare tijd blijven winnen met het in elkaar schuiven van
procedures en met eenvoudiger vergunningen.
Ik wil alle kansen benutten om zaken te versnellen en te verbeteren.
Het zit vaak in relatief kleine dingen. Stel u wilt bouwen in afwijking
van een bestemmingsplan. Nu staat daar een gemeentelijke procedure van
een half jaar voor. Ik ga daar acht weken van maken.
Dames en heren,
het is tijd voor een andere aanpak van de ruimtelijke ordening in
Nederland.
Een ruimtelijke ordening waarin we praktische stappen vooruit zetten.
De wensen van eindgebruikers als uitgangspunt nemen.
Vertrouwen op de eigen kracht van regio's.
Zorgen dat we belangen combineren.
En vooral: zorgen dat Nederland `van de handrem' gaat, door regels en
procedures drastisch te vereenvoudigen.
Dat is de lijn die past in deze tijd. Dat is de lijn die nodig is
willen we Nederland in beweging houden.
Deze handreiking van Friso de Zeeuw en zijn team komt op een prima
moment.
Veel dank. Hier kunnen we mee aan de slag.
Verantwoordelijk ministerie
* Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Zie ook
* Mobiliteit en bereikbaarheid | Onderwerp | IenM
Voor vragen aan de Rijksoverheid bel Postbus51: 0800-8051