Algemene Onderwijsbond

15-02-2011

Met de kinderen is niets mis, wel met het beleid

De minister vindt dat te veel kinderen extra hulp krijgen. Volgens AOb-bestuurder Liesbeth Verheggen is er met de kinderen niets mis, schrijft zij in een opiniestuk in Trouw, wel met de bezuinigingen op passend onderwijs. Bovendien goochelt de minister met cijfers.

Volgens CDA-onderwijsminister Marja Van Bijsterveldt moet het onderwijs voor kinderen die extra zorg nodig hebben, op de schop. Tekenend is hoe ze daar over schrijft in haar brief aan de Kamer. ,,Inmiddels is er 'iets mis' met ruim 10 procent van de leerlingen in het primair onderwijs en 20 procent in het voortgezet onderwijs", staat er.

Nee, mevrouw Van Bijsterveldt, met deze kinderen is niets mis. Deze kinderen hebben het moeilijk met de steeds hogere eisen die het onderwijs en de maatschappij aan ze stelt. In het onderwijs doen leerkrachten er alles aan om ervoor te zorgen dat ze toch zo goed mogelijk terechtkomen en hun weg kunnen vinden.

Los van het feit dat de minister wel erg makkelijk alle cijfers van verschillende vormen van leerlingzorg op één hoop gooit - zie de toelichting onderaan dit verhaal - ontbreekt het in haar voorstellen aan een duidelijke analyse en visie op het stelsel. Ondertussen wil de minister wel 300 miljoen euro bezuinigen en moet dit stelsel van zogeheten passend onderwijs op de schop.

Wat gebeurt er in al die scholen? In het basisonderwijs is de afgelopen jaren een forse slag gemaakt. Er gaan niet meer maar minder kinderen naar aparte scholen voor speciaal onderwijs. Ondertussen zijn er meer leerlingen met behulp van een rugzakje vol extra hulp die op gewone basisscholen met hun leeftijdgenootjes optrekken. Dat was het doel en dat wordt steeds beter gehaald.

Maar met het ouder worden wordt het voor een groeiende groep leerlingen moeilijk om aan de steeds hogere eisen te voldoen. De lat ligt steeds hoger. Er zijn nieuwe referentieniveaus en er komt een eindtoets in het basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs selecteren scherper, de minister scherpt de exameneisen steeds aan en komt nog met een beleidsplan 'Beter presteren'. Natuurlijk is het goed om de kwaliteit hoog te houden, maar er is ook een keerzijde. Een groeiende groep leerlingen heeft daar moeite mee.

In het basisonderwijs is dat goed te merken: in groep drie krijgt nog geen procentje van de kinderen extra hulp, in groep acht wordt bijna 6 procent met een 'eigen leerlijn' bijgespijkerd. Meestal omdat ze achterlopen bij taal en rekenen. En meer kinderen krijgen intensievere zorg.

Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs wordt de selectie scherper en groeit het aantal leerlingen dat extra hulp nodig heeft om aan die - alsmaar toenemende eisen - te voldoen. Inderdaad gaat dat richting één op de vijf, al zijn er wel enorme verschillen in de omvang van die extra hulp. Bij de een is een rugzakje genoeg, bij de ander is een speciale school nodig.

Maar het doel van die extra hulp - of het nu gaat om een rugzakje, leerwegondersteunend onderwijs in het vmbo, het praktijkonderwijs, of het speciaal onderwijs - is duidelijk. Zorgen dat deze leerlingen voldoende basiskennis krijgen om een plek op de arbeidsmarkt te veroveren en in de maatschappij mee te draaien.

Met die kinderen is nog steeds niets mis, maar ze hebben gewoon extra aandacht nodig in het onderwijs. Waarom scoort Nederland in internationale vergelijkingen zo goed? Juist omdat het gemiddelde kennisniveau van onze 15-jarigen hoog ligt. Onder meer dankzij passend onderwijs.

Daarom is het onbegrijpelijk dat de minister zo rigoureus snijdt in die extra zorg. Ja, wellicht kan het stelsel efficiënter. Maar korten op de ambulante begeleiding en het vergroten van de groepen in het speciaal onderwijs is blind bezuinigen.

De voorgestelde halvering van de ambulante begeleiding komt juist op een moment dat onderwijspersoneel er met veel aandacht en kunde in slaagt om meer leerlingen mee te laten draaien in het gewone onderwijs. De groepsvergroting in het speciaal onderwijs bedreigt de zorg voor leerlingen die extra steun het hardst nodig hebben.

Dit kabinet slaat de verkeerde toon aan. Met de leerlingen is niets mis, wel met het beleid.

Bovenstaand artikel verscheen op dinsdag 15 februari in Trouw

De minister goochelt met cijfers, toelichting
Hoeveel leerlingen hebben nu echt een `labeltje'? De aantallen die de minister noemt in de beleidsbrief zijn een eigen leven gaan leiden. Volgens Van Bijsterveldt gaat het om bijna 10 procent in het basisonderwijs. Maar dat zijn er veel minder. De minister telt daarbij ook de "eigen leerlijn" mee, waar het gaat om kinderen die op de eigen school vanwege achterstanden, vaak met taal en rekenen, tijdelijk of langer worden bijgespijkerd. Die ook als zorgleerlingen benoemen gaat veel te ver. De groep groeit in de basisschoolperiode van ongeveer 1 procent in groep drie tot bijna 6 in groep acht, als het vervolgonderwijs in zicht komt. En er zit in de opsomming van de minister een kleine dubbeltelling in van leerlingen in het sbao die met een bijzondere indicatie daar nog eens extra hulp krijgen. In totaal komt het aantal zorgleerlingen volgens de AOb op 5,8 procent (sbao+so+bao rugzak) in plaats van de 9 procent die op pagina 6 van de beleidsbrief staat, die de minister voor het gemak vertaalt naar `ruim 10%" van de leerlingen in het primair onderwijs waar "iets mis" mee is.

zorgleerlingen primair onderwijs
Zie het origineel