Rijksoverheid
14 februari 2011
Antwoord op schriftelijke kamervragen met kenmerk 2011Z00052
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld
door het kamerlid Voordewind (ChristenUnie) over een op handen zijnde
uitzetting van een Somaliër. Deze vragen werden ingezonden op 5 januari 2011
met kenmerk 2011Z00052.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers
1
Bent u ervan op de hoogte dat een tot christen bekeerde moslim uit Somaliland
een dezer dagen ons land dreigt te worden uitgezet?
Antwoord 1
Ik ben bekend met de aanwezigheid van deze persoon in Nederland. Betrokkene
heeft geen rechtmatig verblijf en dient Nederland derhalve zelfstandig te verlaten.
Ten aanzien van betrokkene is geen concrete uitzetting gepland.
2
Kunt u aangeven of al eerder bekeerde moslims zijn uitgezet naar Somalië of
Somaliland, aangezien daar de doodstraf op afvalligheid staat en deze
teruggestuurde asielzoekers dus met de dood worden bedreigd? Zo ja, hoe vaak
en waarom?
Antwoord 2
Zoals uw Kamer bekend is, wordt de geloofsovertuiging van vreemdelingen niet
geregistreerd in het geautomatiseerde systeem van de Dienst Terugkeer &
Vertrek.
Uiteraard wordt de religie van een individuele asielzoeker in zijn/haar dossier bij
de Immigratie- en Naturalisatiedienst wel vastgelegd, als de religie relevant kan
zijn voor de beoordeling van het asielverzoek.
In de totaaloverzichten van afgewezen en gehonoreerde asielverzoeken is geen
uitsplitsing naar religie opgenomen. Dit zou ook niet zinvol zijn, omdat religie niet
altijd het enige of doorslaggevende punt is bij de toe- of afwijzing van een
asielverzoek, zelfs niet als religie als argument in het asielverzoek wordt
aangedragen.
3
Hoe schat u de mogelijke gevolgen voor betrokkene in, wanneer hij terugkeert
naar Somaliland, waar overgang van de islam naar enige andere religie
grondwettelijk is verboden?
4
Wat is uw oordeel over de argumentatie van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND) dat, indien de autoriteiten van Somaliland niet op de
hoogte zijn van de bekering naar het christelijke geloof van de betrokkene en hij
er verder zijn mond over kan houden (geen ruchtbaarheid aan geeft), hij geen
gevaar zal lopen? Is deze uitspraak niet in tegenspraak met het beleid van het
ministerie van Buitenlandse Zaken, dat pleit voor godsdienstvrijheid, en in
tegenspraak met artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens, waarin het recht beschreven staat om van geloof te veranderen en het
geloof te uiten?
Antwoord 3 en 4
Uit het meest recente ambtsbericht inzake Somalië blijkt dat in Somaliland de
islam de officiële religie is. Hoewel een moslim geen afstand kan doen van zijn of
haar geloof mogen niet-moslims in vrijheid hun geloof belijden.
Ter onderbouwing van de asielaanvraag heeft betrokkene onder andere
aangevoerd dat hij sinds ruim 30 jaar het christelijke geloof belijdt. Tevens heeft
hij aangevoerd dat hij hierdoor geen problemen heeft ondervonden in zijn land
van herkomst.
Hoewel aan de christelijke geloofsovertuiging niet is getwijfeld vormt deze geen
aanleiding tot bescherming in Nederland omdat betrokkene niet aannemelijk heeft
gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië voor vervolging of een behandeling in
strijd met artikel 3 EVRM heeft te vrezen, nu hij in verband met zijn bekering
nooit problemen heeft ondervonden in zijn land van herkomst. Daarnaast zijn in
Noord-Somalië, waar betrokkene vandaan komt, geen gevallen bekend van
vervolging van christenen.
Zoals gesteld in de Vreemdelingencirculaire wordt van personen die in het land
van herkomst een minderheidsreligie aanhangen, niet verlangd dat zij deze
verborgen houden. Dat betrokkene geen ruchtbaarheid zou moeten geven aan
zijn geloof is geen overweging geweest in het besluit van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst.
Nederland heeft een zorgvuldige asielprocedure met de mogelijkheid van (hoger)
beroep (rechterlijke toets) waarin wordt getoetst of een vreemdeling vluchteling is
in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel bij terugkeer te vrezen heeft voor
een schending van artikel 3 EVRM. Ook bij deze asielaanvraag is zorgvuldig
nagegaan of uit de individuele omstandigheden, met name het christelijk geloof,
en in het licht van de situatie in Somalië, blijkt dat hij bescherming nodig heeft.
Nu is vastgesteld dat dit niet het geval is, is terugkeer aan de orde.
Ik acht de beslissingen op de asielaanvraag van betrokkene dan ook in lijn met
het beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en artikel 18 van de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
5
Hoe komt het dat de informatie in het ambtsbericht van het ministerie van
Buitenlandse Zaken - waarop IND en rechters zich veelal baseren - over
christenen in Somalië zo summier is, terwijl Open Doors en Compass Direct
beschikken over zeer gedocumenteerde informatie?
Antwoord 5
Zoals het ambtsbericht Somalië van september 2010 meldt, is het moeilijk om
gedetailleerde informatie en cijfers te krijgen over de mensenrechtensituatie in
Somalië, vanwege de slechte veiligheidssituatie aldaar. Dit geldt met name voor
Zuid- en Centraal-Somalië. Als gevolg hiervan is ook de berichtgeving over
schendingen van de vrijheid van godsdienst beperkt.
De nieuwsberichten op de website van Compass Direct over Somalië hadden
betrekking op incidenten in Zuid- c.q. Centraal-Somalië. Deze website is nog
laatstelijk geraadpleegd waarbij geen informatie is aangetroffen over de situatie
in Noord-Somalië, de regio waarop de onderhavige casus betrekking heeft.
De verslaglegging in het ambtsbericht over schendingen van de vrijheid van
godsdienst is gebaseerd op rapporten die in 2009 en 2010 verschenen zijn. De
strekking ervan is in lijn met de berichten uit openbare bronnen. Er zijn in de
beschikbare openbare bronnen inzake het jaar 2010 geen berichten over
incidenten aangetroffen waarbij christenen uit Noord-Somalië (Somaliland en
Puntland) als slachtoffer betrokken waren.
6
Kunt u zich voorstellen dat de zinsnede uit het Algemeen ambtsbericht Somalië,
september 2010 'In Somalië bestaat een kleine, onopvallende christelijke
gemeenschap', zonder verwijzing naar de vervolgingen waaraan christenen in
Somaliland blootstaan, de suggestie kan wekken dat het in Somalië en Somaliland
wel meevalt met onderdrukking van de godsdienstvrijheid voor christenen?
Antwoord 6
Op de aangehaalde zinsnede volgen twee paragrafen die de situatie in Zuid- c.q.
Centraal Somalië en Noord-Somalië specificeren ten aanzien van de vrijheid van
godsdienst.
7
Weet u dat de uitgezette Somaliër via Mogadishu naar Somaliland zal moeten
reizen en hij dan gemakkelijk in handen van Al Shabaab kan vallen, door wie in
het verleden verschillende Somalische christenen zijn onthoofd?
Antwoord 7
Het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) heeft op 7 januari 2011
twee gemotiveerde interim measures getroffen die betrekking hebben op
asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië.
Het is, tot het EHRM uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedures op basis van
deze interim measures niet langer mogelijk om vreemdelingen uit te zetten naar
Zuid- en Centraal Somalië. De Nederlandse overheid acht zich gehouden om aan
deze interim measures, gezien de motivering en juridische strekking, generieke
werking te verlenen en aan de betreffende categorie vreemdelingen, behoudens
contra-indicaties, opvang te verlenen. De interim measures gelden echter niet
voor uitzettingen naar Somaliland en Puntland.
De getroffen interim measures hebben mede tot gevolg dat uitzetting via het
vliegveld van Mogadishu vindt niet langer plaats vindt.
8
Weet u dat er in Nederland verschillende Somalische christenen met de dood zijn
bedreigd, en dat deze dreiging in het land van herkomst gemakkelijk kan worden
uitgevoerd?
Antwoord 8
Situaties als in de vraag omschreven worden meegewogen in de individuele
beoordeling van het asielverzoek. Ik verwijs daartoe ook naar de beantwoording
van vraag 4 omtrent de toets of een vreemdeling in aanmerking komt voor een
verblijfsvergunning.
9
Hoe verhoudt zich de beslissing de Somalische christen uit te zetten tot de
volgende uitspraak van toenmalig staatssecretaris van Justitie, Albayrak: "Van
personen die in het land van herkomst een minderheidsreligie aanhangen, wordt
niet verlangd dat zij deze verborgen houden. Dat is een beleidsregel. Ik zal erop
toezien dat wij ook in de uitvoering van dit uitgangspunt uitgaan"? 1)
Onderschrijft u nog steeds deze beleidslijn? Zo ja, wat gaat u doen om de
uitzetting van de bekeerde Somaliër tegen te houden?
Antwoord 9
Zoals blijkt uit het antwoord op de vragen 3 en 4 staat het niet-moslims in
Somaliland vrij om hun geloof te belijden. Dit strookt ook met hetgeen door de
betreffende vreemdeling is aangegeven in zijn asielrelaas.
Uitzetting is dan ook niet strijdig met bovenstaande beleidslijn, die nog steeds
van kracht is.
10
Kunt u deze vragen, vanwege de op handen zijnde uitzetting, zo spoedig mogelijk
beantwoorden?
Antwoord 10
Er is ten aanzien van betrokkene op dit moment geen concrete uitzetting gepland.
Dit neemt overigens niet weg, zoals hierboven uiteengezet, dat uitzetting naar
Somaliland beleidsmatig mogelijk is.
1) Handelingen TK, vergaderjaar 2009-2010, blz. 1752