Ingezonden persbericht
Embargo tot woensdag 9 februari 9.00 uur
Onderzoek naar Oost-Europese arbeidsmigranten West-Brabant
migranten tevreden ondanks lage lonen
Den Haag, 8 februari 2011 - Het recent verschenen onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam in samenwerking met Nicis Institute naar de situatie van Oost-Europese arbeidsmigranten in de West-Brabantse gemeenten Breda, Moerdijk en Zundert laat grote verschillen zien in leefsituatie, arbeidsmarktpositie en toekomstperspectief. Het onderzoek onder 90 MOE-landers geeft meer inzicht in de situatie van MOE-landers in West-Brabant. De Oost-Europese arbeidsmigranten in de drie gemeenten zijn, ondanks de lage lonen, tevreden tot zeer tevreden over hun leefomstandigheden.
In Zundert wonen de meeste arbeidsmigranten, voornamelijk op recreatiepark 'Patersven' en in mindere mate in de dorpskern van Zundert. Doordat Zundert het grootste aantal MOE-landers huisvest, hebben zich hier in het verleden ook de meeste problemen voorgedaan. Dat betrof voornamelijk aan alcoholgebruik gerelateerde overlast op het recreatiepark 'Patersven' en in mindere mate in de dorpskern van Zundert. In Moerdijk wonen relatief weinig MOE-landers. Zij wonen minder geconcentreerd dan in Zundert, in veel gevallen op het terrein van hun werkgever. Waar MOE-landers in Moerdijk en Zundert vooral werkzaam zijn in agrarische bedrijven, de bouw en de industrie, treffen we in Breda ook hoog opgeleide migranten aan in de zakelijke dienstverlening. De meeste arbeidsmigranten zijn meer dan tevreden over hun leefomstandigheden.
Op de vraag waarom men naar West-Brabant is gekomen geeft één op de zes migranten aan te zijn overgekomen vanwege familie, vrienden en bekenden die al in Nederland waren. In Zundert is dit het vaakst het geval. In dat opzicht is er dus sprake van 'kettingmigratie'. De meeste migranten hebben de basisschool afgemaakt en een kleiner aantal heeft daarna nog een vervolgopleiding gevolgd. Breda laat qua opleidingsniveau een zeer uiteenlopend beeld zien. Aan de ene kant zijn er migranten die relatief laag geschoold zijn (scholing tot 15 jaar) maar we vinden er ook hooggeschoolden (HBO of universiteit) die veelal werkzaam zijn in de zakelijke dienstverlening. In Zundert werkt de helft van de migranten voor een uitzendbureau en een kwart heeft een tijdelijk contract. In Moerdijk heeft de helft een tijdelijk contract en werkt een kwart voor een uitzendbureau. Breda laat een ander beeld zien: een kwart werkt op een tijdelijk arbeidscontract en de helft werkt als zelfstandige of is informeel aan het werk. Het merendeel van de migranten blijkt weinig te verdienen, hooguit E 8,= per uur. In Zundert en Moerdijk verdient men minder dan in Breda. Een groot deel van de migranten in Zundert verdient minder dan het minimumloon, maar krijgt in plaats daarvan vaak kosteloos huisvesting aangeboden door de werkgever.
De meeste migranten wonen samen met andere migranten. In Zundert deelt bijna de helft van de migranten een woning met zeven of meer personen. Het betreft dan veelal grotere woningen met meerdere slaapkamers op een recreatiepark. De overgrote meerderheid woont samen met landgenoten, bijna niemand met Nederlanders. In Breda delen MOE-landers minder vaak hun woonruimte dan in Moerdijk en Zundert en als ze dat wel doen, is dat ook vaak met minder personen. Opvallend is dat tweederde van de migranten aangeeft tevreden dan wel zeer tevreden te zijn over de leefomstandigheden. Breda laat het meest tevreden beeld zien. Ongeveer vier vijfde van de 90 geïnterviewde arbeidsmigranten geeft aan naar eigen land te willen terugkeren als zij niet langer in Nederland kunnen of willen blijven. Verreweg de belangrijkste reden om in Nederland te blijven dan wel terug te keren naar eigen land is de beschikbaarheid van goed betaald werk. Als er voldoende werk in eigen land is en de levensstandaard hoog genoeg zou zijn of als men hier voldoende geld verdiend heeft, zou men terug naar eigen land gaan.
In 2000 werden er in Nederland ongeveer 5.000 werkvergunningen verstrekt aan arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europese EU-landen, ook wel aangeduid als MOE-landers. In 2006 waren dit er 60.000 en vanaf 2007 hebben alle werknemers uit EU-landen volledige toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Bovengenoemd onderzoek maakt deel uit van een totaal onderzoek naar de situatie van MOE-landers in samenwerking met Nicis Institute, negen Nederlandse gemeenten en de Erasmus Universiteit Rotterdam, die het onderzoek heeft uitgevoerd. Het onderzoek is als pdf te downloaden via www.nicis.nl.
Noot voor de redactie /