Rijksoverheid
Antwoord op kamervragen over babysterfte en afstand tot ziekenhuis
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid K. Arib (PvdA) over
babysterfte en de afstand tot een ziekenhuis (ingezonden 27 januari 2011).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. E.I. Schippers
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid K. Arib over babysterfte en de
afstand tot een ziekenhuis.
(ingezonden 27 januari 2011)
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het onderzoek, verricht door het Academisch Medisch
Centrum Amsterdam (AMC) en het Universitair Medisch Centrum Groningen
(UMCG), waaruit blijkt dat baby's een groter risico lopen om kort na de geboorte
te overlijden, wanneer aanstaande moeders voor de bevalling langer dan 20
minuten moeten reizen naar een ziekenhuis? 1)
1
Ja. Er is contact geweest vanuit mijn ministerie met de betrokken onderzoeker
van het AMC in Amsterdam, mevrouw Ravelli. Het onderzoek van het AMC heeft
aangetoond dat er mogelijk een relatie is tussen een langere reistijd naar het
ziekenhuis van 20 minuten of meer en een hogere sterfte bij voldragen
zwangerschappen in de tweedelijnszorg.
Vraag 2
Wat is uw mening over het feit dat vergelijkbaar onderzoek in het buitenland niet
tot eenzelfde conclusie leidt, terwijl de afstanden tot het ziekenhuis daar vaak
groter zijn? Wat betekent dit gegeven voor concentratie van verloskundige zorg?
2
De onderzoekers geven aan dat een langere reistijd op zich niet de directe
oorzaak is voor de sterfte. Als vrouwen tijdig naar het ziekenhuis gaan bij een
indicatie op een ziekenhuisbevalling, hoeft een langere reistijd geen probleem te
zijn. De problemen ontstaan als een vrouw last-minute in het geval van een
spoedsituatie naar een ziekenhuis wordt verwezen, want dan telt elke seconde
echt. Het zou dus goed kunnen zijn dat indien vrouwen op basis van een gedegen
inschatting van de verloskundige of gynaecoloog tijdig naar een ziekenhuis
worden verwezen, er geen complicaties vanwege de reistijd optreden.
Gynaecologen en verloskundigen dienen hierover goede protocollair vastgelegde
afspraken te maken. Het College Perinatale Zorg kan hier een rol in spelen als het
gaat om het initiëren van multidisciplinaire afspraken.
Vraag 3
Zou één van de oorzaken kunnen zijn dat vrouwen in het buitenland eerder naar
een ziekenhuis gaan wanneer de bevalling zich aandient? Welke oorzaken zouden
ten grondslag kunnen liggen aan het feit dat vrouwen in Nederland langer
wachten voordat zij naar het ziekenhuis gaan?
3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Denkt u dat het uitvoeren van de aanbevelingen van de Stuurgroep zwangerschap
en geboorte kan bijdragen aan het terugdringen van babysterfte? Welke
aanbevelingen kunnen er naar uw mening aan bijdragen dat baby's niet overlijden
door het feit dat vrouwen te laat in het ziekenhuis arriveren? Hoe en wanneer gaat
u de aanbevelingen van de Stuurgroep implementeren?
4
Zoals u in mijn brief van 14 december 2010 heeft kunnen lezen ga ik zeker aan de
slag met de adviezen uit het rapport van de Stuurgroep zwangerschap en
geboorte. Met name de multidisciplinaire richtlijnen die op initiatief van het
College Perinatale Zorg zullen worden ontwikkeld kunnen actief gaan bijdragen
aan het voorkomen van mogelijke vertraging.
Vraag 5
Op welke wijze kan naar uw mening enerzijds concentratie van verloskundige zorg
plaatsvinden zodat kwaliteit van zorg gegarandeerd wordt en daarnaast gezorgd
worden dat vrouwen die beginnen aan hun bevalling binnen 20 minuten in een
ziekenhuis zijn? Denkt u dat specifieke regionale oplossingen noodzakelijk zijn? Zo
ja, welke?
5
Laat ik vooropstellen dat ik geen voorstander ben van concentratie omwille van de
concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden
worden. Maar ik vind het prima dat ziekenhuizen proactief nadenken over een
verbetering van de verloskundige zorg om te kunnen voldoen aan de door de
Stuurgroep zwangerschap en geboorte gestelde kwaliteiteisen. Dit kan betekenen
dat sommige ziekenhuizen noodzakelijkerwijs over moeten gaan tot concentratie
van de zorg, omdat anders de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn. Daarbij wil ik
wel aangeven dat er op dit moment geen normen zijn die betrekking hebben op
een minimum aantal bevallingen per ziekenhuis.
In mijn brief van 14 december 2010 geef ik aan dat ik de IGZ heb gevraagd om
van alle ziekenhuizen vóór de zomer van 2011 een plan van aanpak te vragen
betreffende de acute verloskundige zorg. In dit plan dienen de ziekenhuizen,
samen met hun verloskundig samenwerkingsverband, aan te geven wat nodig is
om aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte te voldoen. Op
dit moment moet nog duidelijkheid verkregen worden over de exacte definitie van
de 15 minuten norm en de overige normen uit het advies met betrekking tot de
optimalisering van de verloskundige keten uit het advies van de Stuurgroep. Het
Stuurgroep advies is niet helder genoeg als het gaat om de definitie van deze
normen.
Vraag 6
Denkt u dat een cultuuromslag ten aanzien van de manier waarop in Nederland
wordt omgegaan met zwangerschap en geboorte moet plaatsvinden? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, in welk opzicht?
6
Ja. Zie mijn brief van 14 december 2010 waarin ik aangeef dat het verloskundig
systeem moet verbeteren, met name de samenwerking tussen verloskundigen en
gynaecologen. In de verloskundige samenwerkingsverbanden waarin
gynaecologen en verloskundigen samenkomen, moeten heldere afspraken
gemaakt worden.
Vraag 7
Welke rol kan betere samenwerking tussen verloskundige en gynaecoloog hierbij
spelen?
7
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Wat is de stand van zaken ten aanzien van concentratie van verloskundige zorg?
Welke overleggen zijn en worden er gevoerd, welke onderzoeken zijn en worden
uitgevoerd, en welke stappen zijn en worden gezet om tot concentratie van
verloskundige zorg te komen?
8
Zie mijn antwoord op vraag 5.
In de brief van 14 december 2010 geef ik aan dat ik de IGZ heb gevraagd om van
alle ziekenhuizen vóór de zomer van 2011 een plan van aanpak te vragen
betreffende de acute verloskundige zorg. In dit plan dienen de ziekenhuizen aan
te geven wat nodig is om aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en
geboorte te voldoen. Op korte termijn vindt overleg plaats met de veldpartijen om
duidelijkheid te krijgen over de definitie van de 15 minuten norm en de overige
normen uit het advies met betrekking tot de optimalisering van de verloskundige
keten uit het advies van de Stuurgroep. De IGZ gaat na 1 april 2011 een brief aan
de ziekenhuizen sturen over wat zij van de ziekenhuizen verwachten en hoe zij
gaan toetsen en handhaven.
Daarbij worden diverse rapporten meegenomen. De Nederlandse Vereniging van
Ziekenhuizen (NVZ) heeft het rapport "Acute Verloskunde: praktijkonderzoek naar
gevolgen van "Een goed begin" uitgebracht. Ook de Nederlandse Vereniging voor
Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) heeft een inventarisatie uitgevoerd naar de
benodigde financiering voor opvolging van het advies zwangerschap en geboorte.
Tevens heeft de Regieraad een onderzoek uitgevoerd naar acute verloskundige
zorg.
Vraag 9
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het College perinatale zorg? Wie zijn
de leden van dit College, wat is de taakomschrijving van het College, welke
concrete werkzaamheden staan nu op de agenda van het College, en in welk
stadium bevinden zich de werkzaamheden?
9
Het CPZ is een instituut voor en door het veld, waarbij alle partijen op het gebied
van de verloskundige zorg zijn aangesloten. Het wordt gesubsidieerd door VWS.
Het oprichtingstraject is vooral getrokken door NVOG (gynaecologen), KNOV
(verloskundigen), ActiZ (kraamzorg) en Kind en ziekenhuis (cliënten
vertegenwoordiger). Inmiddels is een organisatie- en functieprofiel opgesteld, zijn
de statuten door de besturen ondertekend en zijn definitieve kandidaten voor
voorzitter en secretaris/directeur bekend. De planning is erop gericht dat het
College in april 2011 van start gaat.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg van 10
februari aanstaande?
10
Ja.