Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 2 februari 2011
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. E.J.M. Lamers, A. Mellink MPA, mw. F. Santing en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

L. de Deugd / M. Koolhoven en De Telegraaf
Uitspraak: gegrond
De klacht betreft het artikel "Rotterdamse `moslimwijk' in shock na komst fetisjfotograaf" met het chapeau "'Eng en verschrikkelijk!'". De intro van het artikel luidt: "De Rotterdamse achterstandswijk Hillesluis - zo'n beetje klein Mekka aan de Maas - is in rep en roer. De overwegend islamitische buurtbewoners hebben ontdekt dat zich in het midden van hun wijk een zogenaamde BDSM-studio bevindt. BDSM staat voor bondage, discipline en sadomasochisme. Zit de duivel achter de deurbel?" Het artikel gaat over klager, fotograaf, en zijn atelier. Kern van de klacht is dat de berichtgeving onjuist en tendentieus is, waarbij verweerders een incident hebben uitgelokt, ten onrechte geen wederhoor hebben toegepast en klagers privacy ongerechtvaardigd hebben aangetast. Verweerders hebben niet op de klacht gereageerd. Naar het oordeel van de Raad heeft klager voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn atelier niet als BDSM-studio kan worden aangeduid, dat de buurtbewoners niet in shock waren over de aanwezigheid van zijn atelier en dat het artikel diverse andere onjuistheden bevat. (vgl. punten
1.1., 1.4. en 1.5. van de Leidraad van de Raad) Uit hetgeen klager heeft aangevoerd blijkt verder genoegzaam dat de bewoners van de wijk er niet van op de hoogte waren dat er een BDSM-studio in hun wijk aanwezig zou zijn. Klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat Koolhoven dit `nieuws' doelbewust aan bewoners in de wijk heeft medegedeeld, kennelijk om een bepaalde - negatieve - reactie uit te lokken en op deze wijze nieuws te creëren. (vgl. punt
2.1.2. van de Leidraad van de Raad)
De vormgeving van het artikel laat de lezer weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat de handelwijze van klager niet deugt. Niet is gebleken dat voor de publicatie voldoende grondslag aanwezig was, terwijl klager voorts onbetwist heeft aangevoerd dat hij niet op deugdelijke wijze in de gelegenheid is gesteld op de aantijgingen aan zijn adres te reageren. (zie punten 2.2.5. en 2.3.1. van de Leidraad) Het aan de publicatie voorafgaande verzoek van verweerders om een interview met klager kan niet als een deugdelijke gelegenheid tot wederhoor aangemerkt worden, nu uit dat verzoek op geen enkele wijze bleek dat de publicatie zo'n negatieve lading zou krijgen. Voorts is klager herhaaldelijk in het artikel genoemd en is de locatie van zijn atelier vermeld. Daarbij zijn klager gedragingen verweten die (voor een overwegend islamitische wijk) als zeer onzedelijk gedrag kunnen worden aangemerkt. Verweerders hadden de persoonlijke gegevens van klager kunnen weglaten, zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en inhoud van het artikel. Zij hebben niet op verantwoorde wijze het belang van klager bij de bescherming van zijn privacy afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie zou zijn gediend. (vgl. punt 2.4.1. van de Leidraad)
Door te handelen en na te laten als hiervoor bedoeld hebben verweerders journalistiek onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, misbruik van positie

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2011/6

mr. P.M. Smits / B. Middelburg en Het Parool
Uitspraak: gegrond
Op de voorpagina van Het Parool is het artikel "Deken van Amsterdamse Orde van Advocaten wil dat publiek op internet register kan inzien" met het chapeau "'Naam slechte advocaat moet openbaar worden'" verschenen. Verder is een vervolgartikel met de kop "Je eigen advocaat als ergste nachtmerrie" geplaatst, waarvan de luidt: "Advocaat Paul M. Smits verwaarloost de belangen van zijn cliënten, maar als zij weigeren te betalen, sleept hij ze voor de rechter. Laatste trend: beslag leggen bij cliënten. `Hoe komen we in hemelsnaam van Smits af?'" Verweerders hebben laten weten dat zij geen gehoor zullen geven aan de oproep van de Raad tot verweer tegen de klacht, omdat teveel juridische haarkloverij, onderzoek, hoor en wederhoor noodzakelijk is om in deze kwestie tot een goed oordeel te komen. In dat verband stelt de Raad voorop dat hij niet de rechtmatigheid van een journalistieke gedraging beoordeelt. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter. Dit laat echter onverlet dat de Raad zich kan uitspreken over de vraag of met een bepaalde journalistieke gedraging beroepsethische normen zijn overschreden. Dit geldt in beginsel ook als de verweerder niet inhoudelijk op de klacht reageert. Een dergelijke handelwijze dient voor rekening van de verweerder te komen. Als de Raad echter ten aanzien van een bepaald klachtonderdeel meent dat hij niet in staat is om op basis van het standpunt van de klager en de door klager overgelegde stukken tot een gemotiveerd oordeel te komen, zal hij zich ter zake van een oordeel onthouden. (vgl. RvdJ 2009/14) Klager heeft gesteld dat sprake is van eenzijdige, tendentieuze en onjuiste berichtgeving, waarbij ernstige beschuldigingen en verdachtmakingen aan zijn adres zijn geuit zonder toepassing van wederhoor. Daarbij heeft klager erop gewezen dat de publicatie hoofdzakelijk is gebaseerd op een selectie van oude - voor klager incriminerende - nieuwsfeiten uit 2005 en 2008. Ter zake van zijn vermeende betrokkenheid bij een witwasoperatie heeft klager aangevoerd dat reeds in april 2005 de toenmalige Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten heeft geoordeeld dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is geweest. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat deze informatie verweerders bekend was. Door niettemin over klager te berichten dat hij `als advocaat van onder anderen Bruinsma rond 1990 ook nauw betrokken was bij een, volgens direct betrokkenen, omvangrijke witwasoperatie' en daarbij onvermeld te laten dat de Orde van Advocaten in 2005 ter zake geen aanleiding zag voor tuchtrechtelijke stappen jegens klager, hebben verweerders op dit punt onvolledig en daardoor onjuist over klager bericht. (zie punt 1.1. van de Leidraad)
Verder heeft klager gemotiveerd betwist dat hij `koploper is waar het gaat om tuchtzaken, procedures tegen en beslagleggingen bij (ex)-cliënten'. Niet is gebleken dat voor deze bewering voldoende feitelijke grondslag bestaat. Daaraan kan niet afdoen dat klager kennelijk in 2008 door het Hof van Discipline van de Orde van Advocaten is veroordeeld tot vier maanden schorsing en is betrokken in enkele civiele procedures tegen (ex-)cliënten.
Verweerders hebben derhalve een tendentieus en onvolledig beeld van klager als advocaat gegeven, terwijl niet is gebleken dat zij klager in de gelegenheid hebben gesteld op de beschuldigingen aan zijn adres te reageren. Zij hebben aldus de grenzen hebben overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk toelaatbaar is. (zie punten 2.2.5. en 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Procedure: medewerking aan procedure Publicatie op www.rvdj.nl/2011/7

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 2 februari 2011
door mr. drs. G.J. Wolffensperger, waarnemend voorzitter, mw. E.J.M. Lamers, A. Mellink MPA, mw. F. Santing en mr. C.A. Streefkerk, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

X / Panorama
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "'Ik krijg de doodsteek!'" met het chapeau "Greg Remmers, voor uitlevering, lucht zijn hart". Het artikel behelst een interview met Remmers, waarin klager zijdelings is genoemd. Klager stelt dat door de vermelding van zijn naam en woonplaats in het artikel zijn privacy ongerechtvaardigd is aangetast. De Raad overweegt dat de wijze waarop klager in het artikel is aangeduid - met de vermelding van zijn voornaam, de initiaal van zijn achternaam en zijn woonplaats - in het kader van berichtgeving over strafzaken journalistiek gebruikelijk en niet ontoelaatbaar is. In het algemeen kan daarmee worden voorkomen dat een betrokkene eenvoudig kan worden geïdentificeerd. (vgl. RvdJ 2006/82)
De Raad acht het niet aannemelijk dat klager buiten de kring van personen bij wie hij al bekend was, in het artikel zal worden herkend. Naar het oordeel van de Raad is derhalve geen sprake van een ongerechtvaardigde aantasting van klagers privacy. (zie punten 2.4.1. en 2.4.6. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Privacy: verdachten/veroordeelden
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/5

---