Rijksoverheid


27 januari 2011

Stand van zaken dialoog kwekervrijstelling

Geachte Voorzitter, Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie van EL&I om een brief aan de Tweede Kamer te sturen over de stand van zaken betreffende het betrekken van LTO en natuur- en milieuorganisaties bij de besluitvorming over de kwekersvrijstelling, meld ik u als volgt. Voor de goede orde merk ik daarbij op dat uw verzoek betrekking heeft op twee verschillende onderwerpen die gebaseerd zijn op de moties van de leden Jacobi (dialoog met de stakeholders en maatschappelijke organisaties) respectievelijk Van Gerven (kwekersvrijstelling). Dialoog met de stakeholders Op 1 juli 2010 is de motie van het lid Jacobi (Kamerstukken II 2009/2010, 27428, nr. 166) aangenomen. Deze motie verzoekt de regering het initiatief te nemen tot een dialoog met de stakeholders in de sector en de maatschappelijke organisaties om te komen tot een gedragscode waarin ook afspraken gemaakt kunnen worden over hoe om te gaan met eerder (te) breed verleende octrooien en hierover de Kamer binnen een jaar te informeren. In mijn brief van 10 november 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 27428, nr. 175) is de stand van zaken al gegeven met betrekking tot deze motie. Daarin heb ik aangegeven dat op initiatief van Plantum overleg in de sector (tussen de betrokken stakeholders) is opgestart. De bedoeling is te onderzoeken hoe gekomen kan worden tot standaard voorwaarden voor licentieverlening, die gelden voor alle bedrijven. In eerste instantie gaat het hierbij om groentezaadbedrijven, omdat hier de problemen het meest gevoeld worden. Daarbij heb ik tevens aangegeven dat, afhankelijk van de voortgang van deze werkgroep, in een later stadium de gevraagde dialoog zo nodig kan worden verbreed naar sectoren in de veredelingsbranche en naar andere partijen, waaronder maatschappelijke organisaties. Thans is het nog niet zover. Het overleg in de sector is - door de uiteenlopende belangen - ingewikkeld en kent vele aspecten, die - gegeven de aard van de branche, reikwijdte en toepassingber eik van de te maken afspraken van tijd tot tijd ook internationale afstemming vergen.

De werkgroep boekt weliswaar voortgang, maar is nog niet tot resultaat gekomen waarin alle betrokken partijen zich kunnen vinden. Gegeven de stand van zaken van deze dialoog die zich binnen de branche afspeelt, acht ik het niet dienstig dat u deze fase ook maatschappelijke organisaties hierbij worden betrokken. Kwekersvrijstelling De stand van zaken met betrekking tot de invoering van een kwekersvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 is als volgt. Tijdens het afgelopen Algemeen Overleg van 1 juli 2010 is de motie Van Gerven c.s. (Kamerstukken II 2009/2010, 27 428, nr. 165) aangenomen. Bij deze motie is gevraagd om in de voorbereiding van het wetgevingstraject zowel de beperkte als de uitgebreide kwekersvrijstelling in het octrooirecht uit te werken en daarbij de juridische (on)mogelijkheden zowel in nationale, Europese als mondiale wet- en regelgeving te onderzoeken en binnen drie maanden met voorstellen te komen zodat over deze opties kan worden gesproken. Momenteel wordt de la atste hand gelegd aan de gevraagde juridische analyse. Deze heeft vertraging opgelopen, omdat het gaat om een complexe juridische kwestie die zorgvuldige bestudering van relevant geachte internationale regelgeving en jurisprudentie vergt. Daar komt nog bij dat de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooi Bureau zeer recentelijk een uitspraak heeft gedaan die ook relevant wordt geacht in het kader van deze juridische analyse. Ik verwacht overigens de juridische analyse binnen enkele weken aan u te kunnen zenden. Daarbij zal in het licht van deze juridische analyse ook worden geschetst welke volgende stappen zullen worden overwogen in het traject van de invoering van een kwekersvrijstelling, rekening houdend met de gewenste voortgang bij dit onderwerp. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Directie Agroketens en Visserij

drs. M.J.M. Verhagen