Rijksvoorlichtingsdienst

Leers: hoger beroep zaak Sahar omwille van zorgvuldigheid

Minister Leers (Immigratie en Asiel) gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Bosch in de zaak van het meisje Sahar. Hij wil duidelijkheid van de rechter of herhaaldelijk procederen, met langdurig verblijf en verwestering tot gevolg, reden moet zijn voor verblijf. Dit om zorgvuldig te kunnen zijn naar andere Afghaanse meisjes, die al geruime tijd in Nederland zijn. Als gevolg van de uitspraak van de rechtbank kan de familie Hbrahimgel de uitspraak van de Raad van State in Nederland afwachten.

Minister Leers schrijft in de brief aan de Tweede Kamer over de zaak, dat hij begrip heeft voor de individuele omstandigheden van het meisje Sahar, maar dat het zijn verantwoordelijkheid is om de integriteit van het asielstelsel te bewaken. "Zorgvuldigheid staat hierbij voor mij voorop", aldus Leers. Hij wil zorgvuldig zijn ten aanzien van Sahar, maar ook ten aanzien van andere meisjes in dezelfde situatie, die niet in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfvergunning.

Leers acht het zijn verantwoordelijkheid om zorgvuldig, consistent en rechtvaardig vreemdelingenbeleid te voeren, waarin alle belangen worden meegewogen. Hij ziet het tevens als zijn taak dat het asielbeleid eenduidig wordt toegepast. Omdat de motiveringen van de rechtbank zo algemeen zijn, kan de uitspraak van de rechter volgens Leers beleidsmatige implicaties hebben. Implicaties die in tegenspraak lijken met eerdere uitspraken met betrekking tot verwesterde Afghaanse vrouwen en meisjes. Daarover wil hij duidelijkheid krijgen en daarom gaat hij in hoger beroep.

Volgens Leers laat de zaak van Sahar zien dat door het steeds opnieuw starten van procedures, die op zichzelf niet leiden tot een verblijfsvergunning, het verblijf in Nederland lang verlengd kan worden. Zo lang dat naar het oordeel van de rechter, met name bij jongeren, een zodanige verinnerlijking van de westerse waarden en normen ontstaat, dat deze op zichzelf reden worden om verblijf in Nederland toe te staan.

Dat roept volgens Leers de fundamentele vraag op wie verantwoordelijk is voor de situatie die ontstaat uit het geen gehoor geven aan het herhaaldelijk procederen en de vertrekplicht, en daarmee het verlengen van het verblijf. Hij wil situaties zoals deze in de toekomst zo veel mogelijk voorkomen. Leers kondigt aan dat hij verdere maatregelen gaat nemen om de toelatingsprocedures te stroomlijnen, te versnellen, het stapelen van procedures en het verlengen van verblijf zoveel mogelijk tegen te gaan.

Minister Leers schrijft in zijn brief dat hij, mede vanuit de genoemde zorgvuldigheid, de minister van Buitenlandse Zaken heeft gevraagd specifiek te rapporteren over de situatie van schoolgaande meisjes in Afghanistan. Dit omdat de informatie die beschikbaar is niet eenduidig is, en de minister van Buitenlandse Zaken al bezig was met een update. Leers verbindt er op dit moment overigens geen beleidsconsequenties aan in lopende zaken.

De minister geeft in zijn brief aan de Tweede Kamer tevens aan dat hij op dit moment geen feiten en omstandigheden ziet die deze zaak zo uitzonderlijk maken dat hij gebruik zal maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Hij wijst erop dat er momenteel nog wel een procedure loopt over de medische situatie van de moeder van Sahar. Als de uitkomst nieuwe inzichten oplevert, zal hij de Tweede Kamer daarover infomeren.